5.99.[naam 1] stelt dat erflaatster in Spanje twee voertuigen bezat. [naam 2] betwist dit. [naam 2] stelt dat erflaatster geen rijbewijs had en dat haar vriend niet meer in staat was om auto te rijden, zodat het onwaarschijnlijk is dat erflaatster voertuigen op haar naam had staan.
5.100. Nu [naam 1] haar standpunt dat erflaatster voertuigen bezat vervolgens niet nader heeft onderbouwd, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
Kosten executele en afwikkelingsbewind
5.101. De afwikkelingsbewindvoerder stelt dat de kosten van executele in de berekening van de legitieme portie betrokken moeten worden.
5.102. De afwikkelingsbewindvoerder onderbouwt dit als volgt. De waarde van de legitieme portie wordt op grond van artikel 4:65 BW verminderd met de schulden vermeld in artikel 4:7 lid 1 onder a tot en met c en f. De kosten van executele (d) vallen hier niet onder. De kosten van vereffening (c) wel. Er is geen sprake van vereffening omdat er een ‘ruimschoots verklaring’ is afgegeven. De kosten moeten daarom worden gekwalificeerd als kosten van executele. De afwikkelingsbewindvoerder verwijst naar de rechtsliteratuur, waarin er op wordt gewezen dat de wet evenwel ten onrechte onderscheid maakt tussen de kosten van executele en de kosten van vereffening. In de literatuur wordt betoogd dat de kosten van executele ook in de berekening van de legitieme portie betrokken moeten worden. Immers, indien de afwikkelingsbewindvoerder zou zijn opgetreden als vereffenaar, zouden de gemaakte kosten ook de legitimaire massa verkleinen. De afwikkelingsbewindvoerder verricht feitelijk dezelfde werkzaamheden als de vereffenaar. Het is volgens de afwikkelingsbewindvoerder opmerkelijk dat de memorie van toelichting voor deze contraire opvatting geen verklaring geeft. Daaruit blijkt volgens de afwikkelingsbewindvoerder dat de wetgever niet bewust rekening heeft gehouden met een situatie zoals die zich in de onderhavige zaak voordoet. De afwikkelingsbewindvoerder verwijst nog naar een uitspraak van 24 juli 2019 van de rechtbank Noord-Holland, besproken in Notamail van 15 juni 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2019:11287). 5.103. [naam 2] is het met de afwikkelingsbewindvoerder eens dat de kosten van executele en de kosten van het afwikkelingsbewind schulden zijn van de nalatenschap die uit de nalatenschap moeten worden voldaan en waar bij de berekening van de legitieme portie rekening mee moet worden gehouden.
5.104. [naam 1] is het hier niet mee eens. [naam 1] wijst er op dat de kosten van executele op grond van artikel 4:65 BW niet worden betrokken bij de berekening van de legitieme portie. Dat is volgens [naam 1] logisch, omdat een legitimaris een schuldeiser is. Net als andere schuldeisers hoeft een legitimaris niet mee te betalen aan de kosten van de executeur. [naam 1] verwijst naar een uitspraak van 8 december 2015 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2015:9251) en een uitspraak van 1 juli 2022 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton (ECLI:NL:RBROT:2022:5371). 5.105. De legitieme portie wordt, zoals hiervoor is overwogen, op grond van artikel 4:65 BW berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, vermeerderd met de in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f BW.
5.106. De rechtbank is van oordeel dat kosten van executele, met inbegrip van het loon van de executeur, schulden zijn als bedoeld in artikel 4:7 lid 1 onder d BW en daarom niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de berekening van de legitieme portie, hoezeer de afwikkelingsbewindvoerder in navolging van de juridische vakliteratuur ook wijziging van deze wettelijke regel bepleit. De rechtbank houdt, in lijn met de door [naam 1] genoemde jurisprudentie, de wettekst aan. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat boek 4 BW op 1 januari 2003 in werking is getreden en dat er sindsdien enkele wijzigingen hebben plaatsgevonden, maar dat deze regeling ongewijzigd is gebleven. Dit terwijl de discussie in de juridische vakliteratuur al langere tijd speelt.
5.107. [naam 1] stelt dat erflaatster [naam 2] een gift heeft gedaan van € 919.275,00, althans van een bedrag van € 684.065,41, waarmee bij de berekening van de legitieme portie rekening moet worden gehouden. [naam 1] onderbouwt dit als volgt. Bij notariële akte afstand vruchtgebruik van 3 juni 2008 heeft erflaatster afstand gedaan van haar recht van vruchtgebruik op de aan [naam 2] toekomende goederen (met uitzondering van de woning aan de [adres 1] ) tegen betaling door [naam 2] van een bedrag aan erflaatster van € 919.275,00. [naam 1] stelt dat [naam 2] dit bedrag niet aan erflaatster heeft betaald en dat sprake is van een schenking van erflaatster aan [naam 2] . Dit blijkt uit de akte van afstand vruchtgebruik van 3 juni 2008 (zie 3.6) en de nota van afrekening van de notaris met betrekking tot de overdracht van het 50% onverdeeld aandeel van de woning aan de [adres 1] op 12 april 2008, waarin verrekening plaatsvindt.
5.108. De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 2] betwisten dat sprake was van een gift. Uit de nota van afrekening van 12 april 2008 blijkt volgens [naam 2] dat een deel van het bedrag van € 919.275,00 is verrekend met de overnamesom voor de woning aan de [adres 1] . [naam 2] verwijst verder naar een e-mailbericht van 30 december 2022, met bewijsstukken, van Administratiekantoor Hoet aan de belastingdienst, naar aanleiding van de ‘vooraankondiging uitspraak op bezwaar’ tegen de aanslagen erfbelasting en naar de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2008 van erflaatster, waaruit blijkt dat een bedrag van € 675.000 is gestort op de rekening van erflaatster bij de Rabobank (zie 3.18).
5.109. De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat sprake is van een gift van erflaatster aan [naam 2] van € 919.275,00 of van € 684.065,41. Het volgende is daartoe redengevend. Er is een uitvoerige discussie geweest met de belastingdienst, in het kader van de aangifte erfbelasting, over eventuele schenkingen door erflaatster. De belastingdienst kwam tot de conclusie dat er geen schenkingen zijn gedaan en heeft de aanslag erfbelasting uiteindelijk verlaagd. In de ‘vooraankondiging uitspraak op bezwaar’ van 5 september 2023 heeft de belastingdienst uitdrukkelijk gevraagd waar het door erflaatster ontvangen bedrag van € 919.275 is gebleven of aan is besteed. In voormeld e-mailbericht van 30 december 2023 heeft Administratiekantoor Hoet dit als volgt toegelicht. Erflaatster heeft het 50% aandeel van [naam 2] in de woning aan de [adres 1] overgenomen voor € 221.775,00. Verder is van het resterende afkoopbedrag € 675.000,00 gestort op een Rabobank Spaarrekening die onder bewind stond bij [naam 3] . Erflaatster heeft dat bedrag grotendeels besteed aan de koop van de woning aan de [straatnaam] voor € 371.237,53, de verbouwing hiervan, advocaatkosten, aanvulling van het negatief saldo rekening-courant [naam 3] en kosten achterstallig onderhoud van de woning aan de [adres 1] in verband met een aanschrijving van de gemeente. Het uiteindelijke saldo bij overlijden was € 52.177,47. Na deze toelichting heeft de belastingdienst de aanslag opgelegd conform de aangifte.
5.110. Verder blijkt uit de aangifte inkomstenbelasting 2008 van erflaatster dat er in 2008 een bedrag van € 675.000,00 op de rekening van erflaatster bij de Rabobank stond, terwijl het saldo van die rekening in 2007 € 0,00 was. Ten slotte weegt mee dat als [naam 2] niet heeft betaald voor het vruchtgebruik, het ook niet nodig zou zijn geweest dat erflaatster de achteraf te hoge betaling voor het vruchtgebruik wilde corrigeren door een bedrag van € 800.000,00 (min de waarde van de woning aan de [straatnaam] ) aan [naam 2] te legateren. In de considerans van het testament staat dat [naam 2] het vruchtgebruik op een (aantal) registergoed(eren) heeft afgekocht en dat zij erflaatster daarvoor een bedrag heeft betaald.
5.111. Uit het voorgaande volgt dat [naam 1] haar stelling dat sprake is van een gift, tegenover de gemotiveerde betwisting door [naam 2] , onvoldoende heeft onderbouwd. Dit leidt tot de conclusie dat geen sprake is van een gift ter zake van de afkoop van het vruchtgebruik. Daarom kan geen sprake zijn van verbeurdverklaring, zoals [naam 1] stelt. Vordering 4 van [naam 1] zal dan ook worden afgewezen.
Nakomende kosten uit Spanje
5.112. Volgens [naam 1] moet rekening worden gehouden met nakomende kosten uit Spanje. Het gaat onder andere om de aanslag erfbelasting. [naam 1] heeft geen vordering ingesteld met betrekking tot deze kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 1] toegelicht dat deze informatie nodig is om de omvang van de nalatenschap vast te kunnen stellen.
5.113. De rechtbank gaat ervan uit dat de afwikkelingsbewindvoerder rekening houdt met alle kosten, dus ook met enige kosten die betrekking hebben op de afwikkeling van de nalatenschap in Spanje. De afwikkelingsbewindvoerder is nog bezig om de onroerende zaken in Spanje te laten taxeren en de tenaamstelling te regelen. Met de kosten die daarmee zijn gemoeid zal de afwikkelingsbewindvoerder ook rekening moeten houden.
Vordering op [naam 2] van € 455,00
5.114. [naam 1] stelt zich op het standpunt dat op de door de afwikkelingsbewindvoerder opgestelde boedelbeschrijving een vordering op [naam 2] ontbreekt tot terugbetaling van € 455,00 voor het vliegticket naar Spanje dat is betaald van de ervenrekening.
5.115. De afwikkelingsbewindvoerder heeft zich hier niet over uitgelaten.
5.116. [naam 2] betwist dat de nalatenschap een vordering op haar heeft van € 455,00. [naam 2] betoogt dat zij noodzakelijke beheerhandelingen heeft verricht en daarvoor onkosten heeft gemaakt, die ten laste van de nalatenschap komen. Zij licht dit als volgt toe. [naam 2] is naar de woning van erflaatster in Spanje gegaan om noodzakelijke beheerhandelingen te verrichten die niet konden worden uitgesteld, zoals bederfelijke spullen weggooien, de woning voor langere tijd goed afsluiten en de administratie van erflaatster meenemen zodat er inzage zou komen in de openstaande rekeningen om op die manier te voorkomen dat de woning bijvoorbeeld zou worden afgesloten van water en elektriciteit. [naam 2] betoogt dat het gebruikelijk is dat de kosten die gemaakt worden voor noodzakelijke beheerhandelingen vergoed worden uit de nalatenschap. De afwikkelingsbewindvoerder vond dit volgens [naam 2] ook redelijk, want zij heeft nooit verzocht om de kosten voor het vliegticket terug te betalen aan de nalatenschap. Als de afwikkelingsbewindvoerder dit had moeten doen dan had zij ook reis- en verblijftijd in rekening gebracht, aldus [naam 2] .
5.117. De rechtbank is van oordeel dat [naam 2] in Spanje noodzakelijke beheerhandelingen heeft verricht en daarvoor onkosten heeft gemaakt die ten laste van de nalatenschap komen. Dit brengt mee dat de nalatenschap geen vordering heeft op [naam 2] van € 455,00.
5.118. [naam 1] stelt dat de nalatenschap een vordering heeft op [naam 3] van € 25.000,00, omdat [naam 3] een bedrag van € 25.000,00 aan zichzelf zou hebben betaald zonder dat te verantwoorden.
5.119. De afwikkelingsbewindvoerder ziet geen onderbouwing voor deze vordering van [naam 1] . [naam 2] is niet bekend met een dergelijke vordering. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 2] nog naar voren gebracht dat [naam 3] inmiddels is overleden, zodat hij dit niet meer kan toelichten.
5.120. Nu [naam 1] haar vordering niet heeft onderbouwd, gaat de rechtbank hieraan voorbij. De afwikkelingsbewindvoerder hoeft dus geen rekening te houden met een vordering op [naam 3] .
Geschil met de belastingdienst
5.121. [naam 2] stelt dat rekening moet worden gehouden met het geschil met de belastingdienst over de omvang en de waarde van de nalatenschap van erflaatster. Zij betoogt dat de afwikkelingsbewindvoerder in de overgelegde berekeningen ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het geschil met de belastingdienst. [naam 2] heeft niet toegelicht of cijfermatig onderbouwd wat de afwikkelingsbewindvoerder anders moet doen.
5.122. De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 1] hebben zich hier niet over uitgelaten. De rechtbank gaat ervan uit dat de afwikkelingsbewindvoerder in de uiteindelijke berekeningen rekening houdt met de definitieve aangiftes en aanslagen erfbelasting.
Conclusie ten aanzien van de legitieme portie
5.123. De rechtbank kan bij de huidige stand van zaken de hoogte van de legitimaire aanspraak van [naam 1] nog niet vaststellen, omdat nog taxaties moeten plaatsvinden van de registergoederen in Spanje. Nadat de registergoederen in Spanje zijn getaxeerd, kan de afwikkelingsbewindvoerder op basis van het voorgaande en aan de hand van productie 20 bij de dagvaarding zelf de legitieme portie van [naam 1] berekenen. Daarom zal de rechtbank vordering V van de afwikkelingsbewindvoerder afwijzen.
Afgifte postzegelverzameling en roerende goederen
5.124. [naam 1] vordert veroordeling van [naam 2] om samen met [naam 1] over te gaan tot een verdeling van de postzegelverzameling uit de nalatenschap van erflater en tot afgifte van de roerende goederen die van [naam 1] zijn aan [naam 1] en van de goederen die tot de nalatenschap behoren aan de afwikkelingsbewindvoerder.
5.125. [naam 1] heeft haar vordering ingesteld tegen [naam 2] , een mede-gedaagde. Op grond van artikel 136 Rv kan een eis in reconventie slechts worden ingesteld tegen eiser (in conventie), in dit geval dus tegen de afwikkelingsbewindvoerder. Dit betekent dat [naam 1] niet ontvankelijk is in haar vordering in reconventie (vordering 14) jegens [naam 2] .
De legaten E en F en de hoogte van de opleg
5.126. Erflaatster heeft de woning aan de [straatnaam] aan [naam 2] gelegateerd (zie het testament onder E). Het legaat is bij akte van 8 september 2022 aan [naam 2] afgegeven. Daarbij heeft [naam 2] € 150.000,00 gestort op de kwaliteitsrekening van de notaris. Dit bedrag is de opleg als bedoeld in artikel E.9 van het testament.
5.127. Erflaatster heeft een bedrag van € 800.000,00 aan [naam 2] gelegateerd (zie testament onder F), verminderd met de waarde van het onder E vermelde registergoed (de woning aan de [straatnaam] ) indien [naam 2] dit legaat aanvaardt. Erflaatster heeft in het testament bepaald dat het bedrag van het legaat onder F nooit meer zal bedragen dan het saldo van haar nalatenschap.
5.128. De afwikkelingsbewindvoerder vordert de hoogte van het bedrag vast te stellen dat [naam 2] uit hoofde van opleg aan de nalatenschapsboedel verschuldigd is.
5.129. [naam 1] heeft ook vorderingen ingesteld die betrekking hebben op de legaten E en F. [naam 1] betoogt dat bij de berekening van de hoogte van het legaat in het testament onder F rekening moet worden gehouden met de verschuldigde erfbelasting, de schuld uit hoofde van de legitieme portie en een hogere waarde van de woning aan de [straatnaam] (vordering 3). De overige vorderingen van [naam 1] zien op de kosten van de afwikkelingsbewindvoerder die betrekking hebben op de afgifte van het legaat onder E (vorderingen 5, 6 en 7).
5.130. Over de vorderingen van [naam 1] moet eerst worden geoordeeld en beslist, voordat kan worden vastgesteld welk bedrag [naam 2] uit hoofde van opleg aan de nalatenschapsboedel verschuldigd is.
De waarde van de woning aan de [straatnaam]
5.131. De woning aan de [straatnaam] is in opdracht van de afwikkelingsbewindvoerder getaxeerd door [bedrijfsnaam 2] per 3 juni 2019 op een bedrag van € 410.000,00.
5.132. [naam 1] betoogt dat de waarde van de woning hoger is en onderbouwt dit als volgt. De WOZ-waarde bedroeg op 1 januari 2019 € 541.000,00 en op 1 januari 2020 € 578.000,00. Hier is geen bezwaar tegen gemaakt. De waarde is dus minstens € 550.000,00. Bovendien heeft [naam 2] de woning aan de [straatnaam] op 8 mei 2023 voor € 595.000,00 verkocht. [naam 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren gebracht dat de waardebepaling zoals in F onder 1 van het testament nietig is, omdat artikel 4:6 BW een bepaling bevat over de waarde van de goederen van de nalatenschap.
5.133. De afwikkelingsbewindvoerder stelt zich op het standpunt dat [naam 1] aan het taxatierapport is gebonden omdat het testament een duidelijke waarderingsregeling geeft en de afwikkelingsbewindvoerder de waarde conform het testament heeft laten bepalen.
5.134. [naam 2] is akkoord met de getaxeerde waarde. De afwikkelingsbewindvoerder heeft een NWWI-taxatie laten verrichten. Op bladzijde 15 van het taxatierapport is opgenomen dat de gemeente is geraadpleegd, zodat de taxateur volgens [naam 2] waarschijnlijk wel heeft gekeken naar de WOZ-waarde. De WOZ-waarde is niet gelijk aan de vrije verkoopwaarde en door ligging, kavelindeling en staat van onderhoud is dit geen courante woning, aldus [naam 2] .
5.135. De rechtbank is van oordeel dat voor de waarde van de woning aan de [straatnaam] moet worden uitgegaan van een bedrag van € 410.000,00 en motiveert dit als volgt.
5.136. Artikel 4:6 BW bepaalt dat in Boek 4 BW onder de waarde van de goederen van de nalatenschap wordt verstaan de waarde van die goederen op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van de erflater. De rechtbank is van oordeel dat artikel F.1 van het testament van erflaatster niet in strijd is met artikel 4:6 BW. In artikel F.1 van het testament is bepaald dat de waarde wordt vastgesteld door een door de executeur aan te wijzen deskundige. Dit is gebeurd. De afwikkelingsbewindvoerder heeft het taxatierapport overgelegd, waarin de marktwaarde (de waarde in het economisch verkeer) is bepaald. Een afwijkende WOZ-waarde is onvoldoende om te concluderen dat de taxatie onbetrouwbaar of onjuist is. Niet is gebleken dat de taxateur niet de waarde in het economisch verkeer op de datum van overlijden van erflaatster heeft vastgesteld.
Berekening legaat onder F
5.137. [naam 1] vordert te verklaren voor recht dat (i) het definitieve bedrag aan erfbelasting, (ii) het definitieve bedrag aan legitieme portie en (iii) de hogere waarde van de [straatnaam] van € 550.000,00, in mindering strekken van het saldo van de nalatenschap op basis waarvan de hoogte van het geldlegaat van € 800.000,00 wordt berekend, zoals vermeld in het testament van erflaatster in artikel F (vordering 3).
5.138. De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 2] voeren verweer tegen deze vordering, voor zover de vordering ziet op de waarde van de woning aan de [straatnaam] . Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat voor de waarde van de woning aan de [straatnaam] moet worden uitgegaan van een bedrag van € 410.000 (zie 5.135 en 5.136), zodat dit gedeelte van de gevorderde verklaring voor recht moet worden afgewezen.
5.139. De afwikkelingsbewindvoerder stelt zich op het standpunt dat voor wat betreft de berekening van de waarde van het legaat onder F in het testament abusievelijk wordt verwezen naar artikel 4:7 lid 2 BW. Dit moet volgens de afwikkelingsbewindvoerder artikel 4:7 lid 1 BW zijn, waarin staat vermeld wat de schulden van de nalatenschap zijn. Lid 2 gaat over de rangorde en wijze van voldoening van de schulden van de nalatenschap. Ter onderbouwing heeft de afwikkelingsbewindvoerder een brief van 20 juni 2024 overgelegd van mr. J. van der Zande van Westport Notarissen, waarin mr. Van der Zande bevestigt dat sprake is van een verschrijving bij het opmaken van het testament en dat het artikel 4:7 lid 1 BW moet zijn in plaats van artikel 4:7 lid 2 BW. [naam 1] en [naam 2] hebben dit vervolgens niet weersproken, zodat dit tussen partijen vast staat.
5.140. De erfbelasting is op grond van artikel 4:7 lid 1 sub e BW een schuld van de nalatenschap en de legitieme portie is op grond van artikel 4:7 lid 1 sub g BW een schuld van de nalatenschap. Omdat het testament van erflaatster een verschrijving bevat heeft [naam 1] belang bij haar vordering en zal de rechtbank om onduidelijkheid te voorkomen de gevorderde verklaring voor recht toewijzen, behalve ten aanzien van de hogere waarde van de [straatnaam] .
De kosten van de afwikkelingsbewindvoerder m.b.t. de afgifte van het legaat onder E
5.141. [naam 1] vordert te verklaren voor recht dat de kosten die de afwikkelingsbewindvoerder heeft gemaakt met betrekking tot het opstellen en doen passeren van de akte afgifte legaat omtrent [adres 3] te [plaats 4] , geen kosten van executele zijn en/althans kosten zijn die voor rekening komen van [naam 2] . Verder vordert [naam 1] [naam 2] te veroordelen deze kosten aan [naam 1] of aan de nalatenschap van erflaatster te betalen. Volgens de afwikkelingsbewindvoerder bedragen deze kosten € 1.577,13.
5.142. De afwikkelingsbewindvoerder betoogt dat de notariële kosten op grond van het testament ten laste van [naam 2] komen en dat de werkzaamheden die de afwikkelingsbewindvoerder heeft verricht om tot afgifte van het legaat te komen kosten zijn van executele en ten laste van de nalatenschap komen. De afwikkelingsbewindvoerder stelt zich verder op het stand punt dat [naam 1] niet het recht heeft om een vordering tot betaling van die kosten in te stellen, omdat de afwikkelingsbewindvoerder daartoe privatief bevoegd is. [naam 2] heeft geen verweer gevoerd.
5.143. Hoewel de afwikkelingsbewindvoerder de kosten verbonden aan de afgifte van het legaat heeft gemaakt in de uitoefening van zijn taak, is de rechtbank van oordeel dat deze kosten op grond van het testament van erflaatster voor rekening van [naam 2] komen. In artikel E.6.b van het testament heeft erflaatster immers bepaald dat overige kosten ter zake de afgifte van het legaat voor rekening van de legataris komen. Artikel E.6.b luidt: “
De kadastrale, notariële en overige kosten ter zake van de afgifte van het legaat zijn voor rekening van de legataris.”
5.144. Het voorgaande brengt mee dat de gevorderde verklaring voor recht (vordering 5 van [naam 1] ) zal worden toegewezen. De afwikkelingsbewindvoerder heeft inzage gegeven in de kosten die gemoeid waren met de afgifte van dit legaat, zodat vordering 6 van [naam 1] wegens gebrek aan belang zal worden afgewezen.
5.145. [naam 1] heeft haar vordering 7 ingesteld tegen [naam 2] , een mede-gedaagde. Op grond van artikel 136 Rv kan een eis in reconventie slechts worden ingesteld tegen eiser (in conventie), in dit geval dus tegen de afwikkelingsbewindvoerder. Dit betekent dat [naam 1] niet-ontvankelijk is in haar vordering in reconventie (vordering 7) jegens [naam 2] .
5.146. Om vast te kunnen stellen wat het bedrag is dat [naam 2] uit hoofde van opleg aan de nalatenschapsboedel verschuldigd is, moet eerst de hoogte van de legitieme portie en de omvang van de nalatenschap worden vastgesteld en vervolgens moet worden berekend wat het (eventuele) tekort is in de nalatenschap om de legitieme portie te betalen. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen kan de rechtbank de hoogte van de legitimaire aanspraak van [naam 1] nog niet vaststellen, omdat nog taxaties moeten plaatsvinden van de registergoederen in Spanje. Nadat deze registergoederen zijn getaxeerd kan de afwikkelingsbewindvoerder ook de omvang van de nalatenschap vaststellen.
5.147. Pas als de afwikkelingsbewindvoerder de legitimaire aanspraak van [naam 1] en de omvang van de nalatenschap heeft berekend, kan de afwikkelingsbewindvoerder de hoogte van de opleg berekenen. Daarbij moet de afwikkelingsbewindvoerder rekening houden met de waarde van de legaten en met alle kosten. De afwikkelingsbewindvoerder kan de hoogte van de opleg te zijner tijd zelf berekenen. Daarom wordt de vordering van de afwikkelingsbewindvoerder die betrekking heeft op de opleg afgewezen.
Geldvordering van € 57.429,00
5.148. [naam 1] vordert veroordeling van de afwikkelingsbewindvoerder tot betaling aan [naam 1] van een bedrag van € 57.429,00, te vermeerderen met rente.
5.149. [naam 1] legt hieraan het volgende ten grondslag. De afwikkelingsbewindvoerder heeft een vordering van [naam 1] en [naam 2] op de nalatenschap opgenomen van in totaal € 114.858,00. [naam 1] stelt dat de helft van dit bedrag aan haar toekomt. Het betreft een schuld van de nalatenschap als bedoeld in artikel 4:7 sub a BW. [naam 1] heeft schade geleden doordat de afwikkelingsbewindvoerder nog niet heeft betaald en vordert daarom wettelijke rente.
5.150. [naam 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat dit gaat om voorgeschoten erfbelasting in de nalatenschap van erflater.
5.151. De afwikkelingsbewindvoerder betwist dat [naam 1] een opeisbare vordering heeft op de nalatenschap. Het betreffen volgens de afwikkelingsbewindvoerder kennelijk onverdeelde vorderingsrechten, zodat [naam 1] deze niet op eigen naam kan uitwinnen. Niet is gebleken dat [naam 1] namens de eenvoudige gemeenschap vorderingen heeft ingesteld jegens de afwikkelingsbewindvoerder. Daarom is zij niet-ontvankelijk in haar vordering. Bovendien geldt dat ‘interne’ vorderingen betrokken moeten worden in de verdeling van de nalatenschap. De afwikkelingsbewindvoerder beroept zich op het recht om de vorderingen te verrekenen met de vorderingen van de nalatenschap op [naam 1] . Ten slotte onderbouwt [naam 1] niet wat de grondslag is voor haar vordering en is niet gebleken dat sprake is van verzuim, aldus de afwikkelingsbewindvoerder.
5.152. De rechtbank zal de vordering als ongegrond afwijzen. [naam 1] heeft niet gesteld of toegelicht waarom dit bedrag opeisbaar is en waarom de uitbetaling of verrekening niet bij de uiteindelijke verdeling van de nalatenschap meegenomen kan worden. De afwikkelingsbewindvoerder moet de vordering te zijner tijd bij de verdeling van de nalatenschap aan [naam 1] voldoen of verrekenen.
Verstrekken van informatie door de afwikkelingsbewindvoerder
5.153. [naam 1] vordert veroordeling van de afwikkelingsbewindvoerder tot het verstrekken van inzage in de bankafschriften van de volgende bankrekeningen, voor zover deze nog verkrijgbaar zijn, althans over een periode van tien jaar voorafgaande aan het overlijden van erflaatster:
- ING: [bankrekening 1] ;
- ING: [bankrekening 2] ;
- Rabobank: [bankrekening 3] ;
- Rabobank: [bankrekening 4] ;
- Rabobank: [bankrekening 5] ;
- de rekening-courant waarop het aandeel van erflaatster in de huuropbrengsten werd
overgeboekt;
alsmede inzage in de administratie van de huuropbrengsten zoals [naam 3] die moet hebben bijgehouden vanaf 1993 dan wel de jaarlijkse rekeningen en verantwoording van [naam 3] en welke administratie bij de afwikkelingsbewindvoerder dan wel [naam 2] aanwezig is althans behoort te zijn.
5.154. [naam 1] vordert op grond van artikel 4:78 BW informatie die zij nodig heeft om haar legitieme portie te berekenen. Omdat erflaatster huurinkomsten ontving en een vast bedrag aan maandgeld kreeg van de bewindvoerder, negen ton heeft ontvangen van [naam 2] en er bij haar overlijden slechts banktegoeden waren van € 54.398, is het aannemelijk dat erflaatster schenkingen heeft gedaan, zo stelt [naam 1] .
5.155. [naam 1] is legitimaris en erfgenaam en heeft daarom geen recht op informatie op grond van artikel 4:78 BW. Artikel 4:78 BW is immers van toepassing als een legitimaris geen erfgenaam is. Wel heeft [naam 1] als deelgenoot recht op informatie op grond van artikel 3:166 lid 3 BW
.
5.156. Een paar dagen voor de mondelinge behandeling heeft de afwikkelingsbewindvoerder bij akte e-mailberichten van 13 en 14 november 2024 overgelegd, waaruit blijkt dat de volgende stukken aan [naam 1] zijn verstrekt:
de aangiften inkomstenbelasting 2010 t/m 2019;
de door [naam 3] opgestelde overzichten over de jaren 2010 t/m 2017;
de bankafschriften, voor zover beschikbaar.
5.157. De rechtbank leidt hieruit af dat [naam 1] hiermee de door haar gevorderde stukken heeft ontvangen. Nu de afwikkelingsbewindvoerder uitvoering heeft gegeven aan deze vordering, zal de rechtbank deze vordering afwijzen.
5.158. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 1] naar voren gebracht dat uit de bankafschriften en de aangiften inkomstenbelasting van erflaatster blijkt dat erflaatster giften aan [naam 2] heeft gedaan. [naam 1] heeft de rechtbank gevraagd om een akte te mogen nemen om op de informatie van de afwikkelingsbewindvoerder te mogen reageren. Ook bij voormeld B16-formulier heeft [naam 1] verzocht een akte te mogen nemen, omdat net voor de mondelinge behandeling door de afwikkelingsbewindvoerder veel stukken zijn overgelegd die van belang zijn voor de (vaststelling van de) hoogte van de legitieme portie.
5.159. De rechtbank is van oordeel dat dit, gelet op de goede procesorde in dit stadium van het geding niet meer toelaatbaar is. Bovendien is de procedure na de mondelinge behandeling op verzoek van partijen acht weken aangehouden en heeft [naam 1] haar eis niet vermeerderd. In het geval volgens [naam 1] duidelijk uit deze stukken blijkt dat erflaatster giften aan [naam 2] heeft gedaan, kan [naam 1] dit aan de afwikkelingsbewindvoerder voorleggen zodat de afwikkelingsbewindvoerder bij de berekening van de legitieme portie zo nodig rekening kan houden met die giften.
Vaststelling dan wel verdeling van de nalatenschap
5.160. [naam 2] vordert te bepalen dat de nalatenschap van erflaatster moet worden vastgesteld conform haar voorstel, dan wel een zodanige verdeling vast te stellen als de rechtbank juist acht.
5.161. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster (zie 5.24 en 5.25), is de afwikkelingsbewindvoerder op grond van het testament en de wet bevoegd om de nalatenschap te verdelen en mag de afwikkelingsbewindvoerder de verdeling geheel zelfstandig tot stand brengen, zonder medewerking van de erfgenamen. Voor zover er geschilpunten zijn voor wat betreft de berekening van de legitieme portie en de opleg heeft de rechtbank daarover zo mogelijk geoordeeld en beslist in conventie.
5.162. Het voorgaande brengt mee dat vorderingen 1 en 2 van [naam 2] zullen worden afgewezen.
Werkzaamheden afwikkelingsbewindvoerder inzake geschil met [naam 1]
5.163. [naam 2] vordert veroordeling van de afwikkelingsbewindvoerder om inzage te geven in de verrichte werkzaamheden en de in rekening gebrachte kosten die zagen op het geschil tussen de afwikkelingsbewindvoerder en [naam 1] in 2021, dan wel deze kosten te begroten op € 10.000,00 en dit als vordering op [naam 1] van de nalatenschap bij het bepalen van de omvang en de waarde van de nalatenschap en het bepalen van de legitieme portie mee te nemen.
5.164. [naam 2] legt hieraan ten grondslag dat niet alle door de afwikkelingsbewindvoerder en de advocaat van de afwikkelingsbewindvoerder verrichte werkzaamheden ten laste van de nalatenschap moeten komen. Volgens [naam 2] moet onderscheid worden gemaakt tussen noodzakelijke en gebruikelijke werkzaamheden en kosten die nodeloos zijn gemaakt omdat [naam 1] weigert haar medewerking te verlenen aan een spoedige afwikkeling van de nalatenschap.
5.165. De rechtbank is met de afwikkelingsbewindvoerder van oordeel dat de kosten van de afwikkelingsbewindvoerder op grond van artikel 4:7 lid 1 sub d BW ten laste van de nalatenschap komen. De rechtbank ziet in wat [naam 2] naar voren heeft gebracht geen aanleiding om hiervan af te wijken. Dit brengt mee dat vordering 3 van [naam 2] zal worden afgewezen.
De kosten met betrekking tot deze procedure
5.166. [naam 2] vordert veroordeling van de afwikkelingsbewindvoerder om inzage te geven in de gemaakte buitengerechtelijke en de gemaakte en nog te maken gerechtelijke kosten die betrekking hebben op deze procedure dan wel deze te begroten op € 20.000,00 en dit als vordering op [naam 1] van de nalatenschap bij het bepalen van de omvang en de waarde van de nalatenschap en het bepalen van de legitieme portie mee te nemen. Verder vordert [naam 2] [naam 1] te veroordelen in de buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten van deze procedure en deze te bepalen op € 20.000,00 dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
5.167. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen (zie 5.165) komen de kosten van de afwikkelingsbewindvoerder op grond van artikel 4:7 lid 1 sub d BW ten laste van de nalatenschap. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken.
5.168. In de omstandigheid dat dit een erfrechtgeschil is, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te verdelen, in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt.