ECLI:NL:RBDHA:2025:6167

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
C/09/662479 / HA ZA 24-224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van partijen en bevoegdheden van de afwikkelingsbewindvoerder

In deze zaak, die zich richt op de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van partijen, zijn er verschillende geschilpunten die door de rechtbank moeten worden beoordeeld. De afwikkelingsbewindvoerder, vertegenwoordigd door Stichting Executele Partners, heeft de bevoegdheid om de nalatenschap zelfstandig te verdelen zonder medewerking van de erfgenamen. De rechtbank heeft op 9 april 2025 uitspraak gedaan over de verdeling van de woning aan de [adres 1] en de legaten aan de erfgenamen, [naam 1] en [naam 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning aan [adres 1] aan [naam 1] zal worden toegedeeld, onder de voorwaarde dat zij binnen drie maanden aantoont dat zij in staat is de benodigde financiering te verkrijgen. Daarnaast is er een geschil over de hoogte van de legitieme portie van [naam 1], die nog niet kan worden vastgesteld omdat taxaties van de registergoederen in Spanje nog moeten plaatsvinden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de kosten van de afwikkelingsbewindvoerder ten laste van de nalatenschap komen en dat de erfbelasting en legitieme portie in mindering strekken van het saldo van de nalatenschap. De vorderingen van partijen zijn in verschillende mate toegewezen of afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/662479 / HA ZA 24-224
Vonnis in de hoofdzaak en in de incidenten van 9 april 2025
in de zaak van
STICHTING EXECUTELE PARTNERSte Naaldwijk, gemeente Westland,
in hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van [erflaatster] ,
eiseres in conventie en in incident I,
verweerster in reconventie en in incident II,
hierna te noemen: de afwikkelingsbewindvoerder,
advocaat mr. A.C. de Bakker te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen

1.[naam 1] te [woonplaats 1] ,

gedaagde in conventie en in incident I,
eiseres in reconventie en in incident II,
hierna te noemen: [naam 1] ,
advocaat mr. M.D. Mers te Amsterdam,

2.[naam 2] te [woonplaats 2] ,

gedaagde in conventie en in incident I,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [naam 2] ,
advocaat mr. N.P.J.M. Kreté-Marres te Den Haag.

1.Inleiding

1.1.
Deze zaak gaat over de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van [naam 1] en [naam 2] . Er zijn veel geschilpunten, waar de rechtbank in dit vonnis op zal beslissen. Dit biedt handvatten voor de afwikkelingsbewindvoerder om de nalatenschap vervolgens zelf te verdelen en af te wikkelen, conform het testament van moeder. Daartoe is de afwikkelingsbewindvoerder immers zelfstandig bevoegd, zonder medewerking van de erfgenamen.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 16 februari 2024, met producties 1 tot en met 24;
  • de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, met producties 1 tot en met 8, van [naam 1] ;
  • de conclusie van antwoord in incident tevens houdende incidentele voorzieningen, van de afwikkelingsbewindvoerder;
  • de conclusie van antwoord in incident tot treffen voorlopige voorzieningen, van [naam 2] ;
  • de conclusie van antwoord in het incident, met producties 15 en 16, van [naam 1] ;
  • de conclusie van antwoord in incident opgeworpen door afwikkelingsbewindvoerder, van [naam 2] ;
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie van [naam 1] , met producties 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van [naam 2] , met producties 1 tot en met 11;
  • het tussenvonnis van 22 mei 2024, waarin de mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van de afwikkelingsbewindvoerder;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van [naam 1] , met producties 1 tot en met 4;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van [naam 2] , met producties 12 tot en met 21;
  • de akte overlegging producties, met producties 22 en 23, van [naam 2] ;
  • de akte overlegging producties, met producties 17 tot en met 20, van [naam 1] ;
  • de akte, met producties 25 tot en met 30, van de afwikkelingsbewindvoerder;
  • het B16-formulier van 15 januari 2025 van de afwikkelingsbewindvoerder;
  • het B16-formulier van 15 januari 2025 van [naam 1] ;
  • het B16-formulier van 15 januari 2025 van [naam 2] .
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 november 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de zitting is besproken. Na de mondelinge behandeling hebben partijen geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen. Dat is niet gelukt. Daarom is bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.

3.De feiten

3.1.
Op [datum 1] 1993 is [erflater] (erflater) in Den Haag overleden. De partner van erflater, [erflaatster] (hierna: erflaatster), is op [datum 2] 2019 op vijfenzestigjarige leeftijd in Rijswijk overleden. [naam 1] en [naam 2] zijn de kinderen van erflater en erflaatster.
De nalatenschap van erflater
3.2.
Erflater heeft bij testament van 21 november 1990 over zijn nalatenschap beschikt. Erflater heeft [naam 1] en [naam 2] tot zijn erfgenamen benoemd, ieder voor de helft van zijn nalatenschap. Aan erflaatster heeft hij het recht van vruchtgebruik van de helft van zijn nalatenschap gelegateerd en het vruchtgebruik van de gehele inboedel in de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna: de woning aan de [adres 1] ). Verder heeft erflater een bewind ingesteld op al hetgeen door erflaatster, [naam 1] en [naam 2] uit de nalatenschap wordt verkregen. Erflater heeft tot bewindvoerder benoemd de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ). Het bewind eindigt bij het overlijden van de vruchtgebruikster en niet eerder dan bij het bereiken van de 28 jarige leeftijd van de jongste eigenaar.
3.3.
Erflaatster heeft de legaten aanvaard en [naam 3] heeft zijn benoeming tot bewindvoerder aanvaard.
3.4.
Tot de nalatenschap van erflater behoorden onder meer 34 (verhuurde) onroerende zaken. Bij notariële akte bewind en afgifte legaat van vruchtgebruik van 11 juli 1995 is het recht van vruchtgebruik verleend aan erflaatster op de onverdeelde helft van alle goederen van de nalatenschap, waaronder de 34 onroerende zaken en op de gehele inboedel in de woning aan de [adres 1] .
3.5.
Bij akte van 28 april 2005 houdende gedeeltelijke verdeling van de onverdeelde nalatenschap van erflater hebben [naam 1] en [naam 2] de onverdeelde nalatenschap van erflater gedeeltelijk verdeeld (namelijk 24 onroerende zaken, aandelen, effecten en contanten), met instandhouding van het recht van vruchtgebruik van erflaatster (ten laste van de onverdeelde helft van de nalatenschap). De appartementsrechten aan de [adressen] te [plaats 1] zijn hierbij aan [naam 1] toegedeeld. De woning aan de [adres 1] is niet in de verdeling betrokken.
3.6.
Bij notariële akte van afstand vruchtgebruik van 3 juni 2008 heeft erflaatster afstand gedaan van haar recht van vruchtgebruik op de aan [naam 2] toekomende goederen, met uitzondering van de woning aan de [adres 1] , tegen betaling van een bedrag door [naam 2] aan erflaatster van € 919.275,00. In deze akte heeft erflaatster [naam 2] kwijting verleend voor het betalen van het bedrag van € 919.275,00.
3.7.
Bij notariële akte van 13 oktober 2008 is de woning aan de [adres 1] verdeeld, waarna [naam 2] bij akte van diezelfde datum haar onverdeeld aandeel (50%) in de eigendom heeft overgedragen aan erflaatster. Als gevolg daarvan zijn erflaatster en [naam 1] gezamenlijk eigenaren geworden van deze woning, ieder voor de onverdeelde helft.
3.8.
Op 21 april 2017 heeft [naam 1] de appartementsrechten aan de [adressen] te Den Haag in eigendom overgedragen aan derden. De netto verkoopopbrengst bedroeg € 277.274,00. De notaris heeft de verkoopopbrengst in depot gehouden (op de kwaliteitsrekening van Matzinger Eversdijk Notarissen), totdat er tussen [naam 1] en erflaatster overeenstemming is over de verdeling van de verkoopopbrengst. Het depot is nog niet uitbetaald.
De nalatenschap van erflaatster
3.9.
Erflaatster heeft bij testament van 14 maart 2019 over haar nalatenschap beschikt. Erflaatster heeft [naam 1] en [naam 2] tot haar enige erfgenamen benoemd, ieder voor de helft van haar nalatenschap. De afwikkelingsbewindvoerder is benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap, welke benoeming zij heeft aanvaard.
Erflaatster heeft in het testament een rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht.
3.10.
Verder heeft erflaatster in het testament onder meer het volgende opgenomen:

C. CONSIDERANS
De bepalingen hierna onder E. en F. vermeld heb ik gemaakt omdat mijn dochter, mevrouw [naam 2] , (…), het vruchtgebruik op een (aantal) registergoed(eren) heeft afgekocht en mij daarvoor een bedrag heeft betaald. Na mijn overlijden wil ik dit graag corrigeren door de gemelde bepalingen.
Het is mijn wens dat mijn andere dochter, mevrouw [naam 1] , (…), deze bepalingen eerbiedigt en geen beroep doet op haar legitieme portie wanneer zij eventueel in haar legitieme portie wordt geschaad door gemelde bepalingen.
D. LEGAAT VAN REGISTERGOEDEREN IN SPANJE
Ik legateer ten laste van de gezamenlijke erfgenamen aan:
I.
mijn dochter, mevrouw [naam 2] , voornoemd, hierna ook te noemen:de legataris,
de volgende registergoederen:
a.
de woning, met alle toe- en aanbehoren, te [plaats 2] in de gemeente [gemeente] (registergoed [nummer 1] ) alsmede de daarmee verbonden rechten op een stuk grond dat bij de eerder gemelde woning hoort (registergoed [nummer 2] ); en
b.
alle landgoederen die ik bezit in de plaats [plaats 3] op het grondgebied van [gebied] ;
c.
de in artikel 251 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde kwalitatieve rechten en mijn rechten ter zake van het onder a. vermelde registergoed jegens derden, zoals bouwers, (onder)aannemers, installateurs en leveranciers;
II.
mijn dochter, mevrouw [naam 1] , voornoemd, hierna ook te noemen:de legataris,
de volgende registergoederen:
a.
de woning, met alle toe- en aanbehoren in [gebied] , [adres 2] ; en
b.
de woning, met alle toe- en aanbehoren in het plaatsje [plaats 3] op het grondgebied van [gebied] , met kadastrale aanduiding: [kadastale aanduiding] ;
c.
de in artikel 251 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde kwalitatieve rechten en mijn rechten ter zake van het onder a. vermelde registergoed jegens derden, zoals bouwers, (onder)aannemers, installateurs en leveranciers.
hierna (tezamen) ook te noemen:het registergoed.
Het legaat van het registergoed is door mij gemaakt onder toepassing van de navolgende
Bepalingen en bedingen
1.
Plaatsvervulling
(...).
2.
Inbreng
De legataris is niet verplicht de waarde van het registergoed in mijn nalatenschap in te brengen of te verrekenen met mijn nalatenschap.
(…)
6.Erfbelasting en kosten
a.
Het legaat is niet vrij van erfbelasting.
b.
De kadastrale, notariële en overige kosten ter zake van de afgifte van het legaat zijn voor rekening van de legataris.
(…).
9.
Opleg
Indien het legaat van het registergoed wordt verminderd of ingekort, heeft de legataris het recht volledige voldoening van het legaat te verlangen, mits de legataris het tekort in geld aan de nalatenschap vergoedt. Wenst de legataris van deze bevoegdheid geen gebruik te maken dan moet de legataris genoegen nemen met uitkering van de verminderde waarde van het legaat.
E. LEGAAT VAN REGISTERGOED IN NEDERLAND
Ik legateer ten laste van de gezamenlijke erfgenamen aan:
mijn dochter, mevrouw [naam 2] , voornoemd, hierna ook te noemen:de legataris,
het volgende registergoed:
de woning, met alle toe- en aanbehoren, plaatselijk bekend [adres 5] , [postcode] [plaats 4] , (…); en
de in artikel 251 Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde kwalitatieve rechten en mijn rechten ter zake van het onder a. vermelde registergoed jegens derden, zoals bouwers, (onder)aannemers, installateurs en leveranciers;
hierna (tezamen) ook te noemen:het registergoed.
Het legaat van het registergoed is door mij gemaakt onder toepassing van de navolgende
Bepalingen en bedingen
1.
Plaatsvervulling
(…)
2.
Inbreng
De legataris is niet verplicht de waarde van het registergoed in mijn nalatenschap in te brengen of te verrekenen met mijn nalatenschap.
(…)
6.
6.Erfbelasting en kosten
a.
Het legaat is niet vrij van erfbelasting.
b.
De kadastrale, notariële en overige kosten ter zake van de afgifte van het legaat zijn voor rekening van de legataris.
(…).
9.
9.Opleg
Indien het legaat van het registergoed wordt verminderd of ingekort, heeft de legataris het recht volledige voldoening van het legaat te verlangen, mits de legataris het tekort in geld aan de nalatenschap vergoedt. Wenst de legataris van deze bevoegdheid geen gebruik te maken dan moet de legataris genoegen nemen met uitkering van de verminderde waarde van het legaat.
F. LEGAAT BEDRAG IN CONTANTEN
Ik legateer ten laste van de gezamenlijke erfgenamen aan:
mijn dochter, mevrouw [naam 2] , voornoemd;
een bedrag groot: acht honderd duizend euro (€ 800.000,00), verminderd met de waarde van het onder E . vermelde registergoed indien dit legaat wordt aanvaardt. Dit legaat wordt verminderd en gemaximeerd als volgt:

voor elk geheel kalenderjaar dat ik na één januari tweeduizend negentien overlijd, (…).

het bedrag van het legaat zal nooit meer bedragen dan het saldo van mijn nalatenschap. Onder saldo van mijn nalatenschap versta ik in dit kader de waarde van de bezittingen van mijn nalatenschap verminderd met de schulden van mijn nalatenschap als omschreven in artikel 4:7 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de bepaling van deze schulden van mijn nalatenschap wordt de schuld uit hoofde van dit legaat buiten beschouweng gelaten.
Voor dit legaat gelden de volgende bepalingen:
1.Waardering
De waarde van het registergoed zal dienen te worden vastgesteld door een door de executeur aan te wijzen deskundige.
(…)
3.Vermindering
a.
Voor zover de nalatenschap niet toereikend is om uit de erfdelen van de erfgenamen de schuld uit het legaat te voldoen, verminder ik het legaat.
b.
De erfgenamen zijn slechts gehouden tot voldoening van het verminderde legaat.
(…)
6.Erfbelasting en kosten
Het legaat is niet vrij van erfbelasting.
Het legaat is evenwel wel vrij van kosten.
(…).
I. AFWIKKELINGSBEWINDVOERDER
(…).
2.Taken
De afwikkelingsbewindvoerder heeft onder meer tot taak:
a.
de goederen van de nalatenschap te beheren;
b.
de schulden van de nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan;
c.
het verdelen van de goederen behorend tot mijn nalatenschap;
d.
de vereffening van de nalatenschap of huwelijksgemeenschap waarin mijn nalatenschap begrepen is en de vereffening van de gemeenschap waartoe mij toebehoord hebbende goederen deel uitmaken;
e.
de vervreemding van al die goederen waarvan hij dat wenselijk of nodig acht, zulks met inachtneming van het hierna bepaalde.
(…).
14.Verdeling nalatenschap
a.
De afwikkelingsbewindvoerder heeft de bevoegdheid om als vertegenwoordiger van mijn erfgenamen een verdeling van mijn nalatenschap tot stand te brengen.
b.
Bij deze verdeling dient de afwikkelingsbewindvoerder het onder 16. bepaalde in acht te nemen.
c.
De betreffende verdeling mag ook partieel tot stand gebracht worden.
(…).
16.Instructies aan afwikkelingsbewindvoerder
(…).
b.Verdeling nalatenschap
1. Ik leg de afwikkelingsbewindvoerder geen verplichtingen op betreffende de verdeling van mijn nalatenschap. De afwikkelingsbewindvoerder is derhalve vrij om geheel naar eigen inzichten een verdeling van mijn nalatenschap tot stand te brengen met inachtneming van het hierna bepaalde.
(…).
e. De afwikkelingsbewindvoerder behoeft voor de verdeling van mijn nalatenschap
geen toestemming van mijn erfgenamen.
3.11.
In de verklaring van erfrecht van 4 oktober 2021 staat dat de erfgenamen de nalatenschap van erflaatster, blijkens een beschikking op 28 juni 2019 afgegeven ter griffie van de rechtbank, beneficiair hebben aanvaard. De afwikkelingsbewindvoerder heeft de ‘ruimschoots-verklaring’ afgelegd, zodat de nalatenschap van erflaatster niet hoeft te worden vereffend volgens de wet.
3.12.
[naam 1] heeft een beroep gedaan op haar (aanvullende) legitieme portie. De legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster bedraagt een vierde gedeelte van de legitimaire massa.
3.13.
De afwikkelingsbewindvoerder heeft volmacht en opdracht gegeven aan Westport Notarissen om de haar als executeur en als afwikkelingsbewindvoerder opgedragen taken en toegekende bevoegdheden te laten uitvoeren en te doen toekomen. Deze taken worden feitelijk uitgevoerd door mr. Marieke Boot-de Vries.
3.14.
De afwikkelingsbewindvoerder heeft Kompas Consulting ingeschakeld om de nalatenschap af te wikkelen wat betreft de vermogensbestanddelen van erflaatster in Spanje.
3.15.
De afwikkelingsbewindvoerder heeft de aangifte erfbelasting niet op tijd ingediend, waardoor de belastingdienst op 28 januari 2022 ambtshalve aanslagen heeft opgelegd. De afwikkelingsbewindvoerder heeft tijdig bezwaar ingediend tegen de ambtshalve opgelegde aanslagen erfbelasting. Volgens de aangifte erfbelasting (die de nadere motivering van het bezwaar inhoudt) bestaat de nalatenschap van erflaatster uit:
Activa:
Woning aan [adres 3] € 430.000,00
1/2e eigendom woning aan de [adres 1] € 318.500,00
Diverse registergoederen in Spanje, totaal € 153.343,00
Banktegoeden € 54.398,00
Vordering op [naam 1] € 36.302,00
Vordering op [naam 2]
€ 11.345,00
Totaal activa: € 1.003.888,00
Passiva:
Schuld aan [naam 2] € 54.794,00
Schuld aan [naam 1]
€ 60.064,00
Totaal passiva: € 114.858,00
Volgens de aangifte erfbelasting bedraagt het zuiver saldo van de nalatenschap
€ 880.212,00 (saldo van de nalatenschap € 889.030,00 min kosten uitvaart € 8.818,00).
3.16.
Bij notariële akte afgifte legaat van 8 september 2022 heeft de afwikkelingsbewindvoerder het legaat betreffende de woning aan [adres 3] aan [naam 2] afgegeven, die het legaat heeft aanvaard. In de akte afgifte legaat is opgenomen dat het registergoed is gewaardeerd door [bedrijfsnaam 2] op € 410.000,00. Verder is in de akte opgenomen dat partijen zijn overeengekomen dat [naam 2] een bedrag van € 150.000,00 moet vergoeden aan de nalatenschap om de opleg te voldoen, welk bedrag onder berusting zal blijven van de notaris. Indien de vergoeding niet volledig benut zal worden voor inkorting of vermindering van het legaat, zal het restant van de vergoeding worden uitgekeerd aan de legataris.
3.17.
De belastingdienst heeft bij brief van 5 september 2023, met als onderwerp ‘vooraankondiging uitspraak op bezwaar’ aan de afwikkelingsbewindvoerder gevraagd waar het voor het doen van afstand van vruchtgebruik door erflaatster ontvangen bedrag van € 919.275,00 is gebleven of aan is besteed en verzoekt op dit punt om aanvullende informatie.
3.18.
In reactie hierop heeft [naam 4] namens Administratiekantoor [bedrijfsnaam 1] bij e-mailbericht van 30 december 2023 aan de belastingdienst onder meer het volgende bericht:

U vroeg waar het bedrag van de afkoop vruchtgebruik van € 919.275 in 2008 gebleven is. Op dat moment heeft mevrouw [erflaatster] tegelijk ook het 50% aandeel van de [adres 4] (…) overgenomen van haar dochter [naam 2] voor € 221.775, zie de bijlage notarisafrekening van € 684.065,41. Hiervan is € 675.000 gestort op Rabobank Spaarrekening (…), die ook onder bewind stond bij de heer [naam 3] . In de periode 2009-2015 is hier alleen rente op bijgeboekt en zijn er betalingen gedaan aan [naam 3] i.v.m. aanvulling negatief saldo rek.crt. Van de mutaties in 2016 tot haar overlijden hebben we een overzicht gemaakt, zie bijlage. Hier is op te zien dat het geld grotendeels is besteed aan de koop van de woning op de [straatnaam] (zie bijlage notarisafrekening € 371.237,53), de verbouwing hiervan (…), advocaatkosten, aanvulling negatief saldo rek.crt. [naam 3] en kosten achterstallig onderhoud [adres 1] i.v.m. aanschrijving door de gemeente. Het uiteindelijke saldo bij haar overlijden van € 52.177,47 staat vermeld in de aangifte erfbelasting totaal € 880.212.
3.19.
Vervolgens heeft de belastingdienst bij beschikking van 4 juni 2024 de aanslagen erfbelasting opgelegd conform de aangifte.

4.Het geschil

in het incident I

4.1.
De afwikkelingsbewindvoerder vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de afwikkelingsbewindvoerder te machtigen om de woning aan de [adres 1] te verkopen en leveren aan een derde voor een minimale koopsom van € 1.000.000,00 kosten koper;
[naam 1] te veroordelen tot het verlenen aan de afwikkelingsbewindvoerder van alle benodigde medewerking om tot verkoop en levering van voormelde woning te komen, waaronder begrepen maar niet beperkt tot (1) het verstrekken van de sleutels van de woning aan de afwikkelingsbewindvoerder en (2) het telkens toegang verlenen tot de woning aan de afwikkelingsbewindvoerder, potentiële kopers en hun adviseurs, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per keer dat [naam 1] daarmee in gebreke blijft;
[naam 1] te veroordelen tot het doen ontruimen en verlaten van de woning aan de [adres 1] , zulks binnen twee maanden nadat de afwikkelingsbewindvoerder een koopovereenkomst heeft ondertekend en na betekening van die getekende koopovereenkomst aan [naam 1] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat [naam 1] daarmee in gebreke blijft;
[naam 1] te veroordelen in de (proces)kosten, de eventuele nakosten daaronder begrepen;
althans zodanig te oordelen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
4.2.
[naam 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen en vordert de afwikkelingsbewindvoerder persoonlijk althans q.q. althans de nalatenschap te veroordelen in de kosten van het incident. [naam 2] voert geen verweer.
in het incident II
4.3.
[naam 1] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv):
I. te bevelen dat de afwikkelingsbewindvoerder, binnen zeven dagen na een incidenteel vonnis, alle noodzakelijke medewerking verleent om de gelden die bij Matzinger Eversdijk Notarissen in depot staan, bekend onder depot/dossiernummer [nummer 3] , verminderd met de door de notaris in te houden kosten en negatieve rente, aan [naam 1] te laten uitbetalen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag dan wel gedeelte van een dag dat de afwikkelingsbewindvoerder met de noodzakelijke medewerking geheel of gedeeltelijk in gebreke is;
II. de afwikkelingsbewindvoerder te veroordelen in de proceskosten van het incident, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag van volledige voldoening.
4.4.
[naam 2] en de afwikkelingsbewindvoerder voeren verweer. [naam 2] vordert veroordeling van [naam 1] in de proceskosten van haar en de afwikkelingsbewindvoerder en deze te begroten op € 5.000,00 dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
in conventie
4.5.
De afwikkelingsbewindvoerder vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verdeling van de woning aan de [adres 1] vast te stellen, dan wel de wijze van verdeling van de woning te gelasten;
II. de hoogte van de door [naam 1] verschuldigde gebruikersvergoeding voor het gebruik van de woning vast te stellen op een bedrag van € 1.666,00 per maand, alsmede vast te stellen dat [naam 1] vanaf 16 september 2021 een gebruiksvergoeding verschuldigd is, alsmede [naam 1] te veroordelen tot voldoening van die gebruiksvergoeding aan de nalatenschapsboedel van erflaatster;
III. voor recht te verklaren dat het depot op de kwaliteitsrekening van notariskantoor Matzinger Eversdijk Notarissen van in oorsprong € 277.274,00 geheel aan [naam 1] toekomt, alsook dat de negatieve/postitieve rente geheel voor rekening van/ten voordele van [naam 1] komt, en dat de nalatenschapsboedel gehouden is de helft van de verschuldigde depotkosten te voldoen en [naam 1] de andere helft;
IV. voor recht te verklaren dat de op het overzicht (productie 19 bij de dagvaarding) aangeduide registergoederen onder de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 8 en 9 toekomen aan [naam 2] en de nummers 6 en 7 aan [naam 1] , alsmede [naam 2] en [naam 1] te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan afgifte bij notariële akte van deze registergoederen aan hen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom aan de nalatenschapsboedel van erflaatster van € 250,00 per dag in het geval zij daarmee in gebreke blijven;
V. de hoogte van de legitimaire aanspraak van [naam 1] in de nalatenschapsboedel van erflaatster vast te stellen;
VI. de hoogte van het bedrag vast te stellen dat [naam 2] uit hoofde van opleg aan de nalatenschapsboedel verschuldigd is;
althans zodanig te oordelen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
4.6.
[naam 1] en [naam 2] voeren verweer.
in reconventie I
4.7.
[naam 1] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat (de uiterste wilsbeschikkingen in) het op 14 maart 2019 voor notaris mr. A. Verrijp verleden testament van erflaatster nietig is en geen effect sorteert en de nalatenschap dient te worden afgewikkeld conform het Spaanse testament;
te verklaren voor recht dat [naam 2] de nalatenschap van erflaatster zuiver heeft aanvaard;
te verklaren voor recht dat het definitieve bedrag aan erfbelasting en het definitieve bedrag aan legitieme portie en de hogere waarde van de [straatnaam] ad € 550.000,00, in mindering strekken van het saldo van de nalatenschap op basis waarvan de hoogte van het geldlegaat van € 800.000,00 wordt berekend, zoals vermeld in het testament van erflaatster in artikel F;
primairte verklaren voor recht dat het bedrag van € 919.275,00, althans het bedrag van € 684.065,41 een gift althans schenking van erflaatster aan [naam 2] behelst waarmee de legitimaire massa wordt verhoogd;
subsidiairte verklaren voor recht dat de nalatenschap een vordering heeft op [naam 2] ter hoogte van het bedrag van € 919.275,00, althans het bedrag van € 684.065,41, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2008, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum en dat [naam 2] haar aandeel daarin heeft verbeurd ex artikel 3:194 lid 2 BW;
5. te verklaren voor recht dat de kosten die de afwikkelingsbewindvoerder heeft gemaakt met betrekking tot het opstellen en doen passeren van de akte afgifte legaat omtrent [adres 3] te [plaats 4] , geen kosten van executele zijn en/althans kosten zijn die voor rekening komen van [naam 2] ;
6. de afwikkelingsbewindvoerder te veroordelen om binnen 14 dagen na een door de rechtbank te wijzen (tussen)vonnis, inzage te geven in de tijd en kosten die gemoeid waren met de afgifte van het legaat van [adres 3] te [plaats 4] , onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat de afwikkelingsbewindvoerder met een veroordeling hiertoe in gebreke blijft;
7. [naam 2] te veroordelen om binnen 14 dagen na een door de rechtbank te wijzen (tussen)vonnis, aan [naam 1] althans aan de nalatenschap van erflaatster te betalen de kosten die betrekking hebben op de afgifte van het legaat van [adres 3] te [plaats 4] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de afgifte van het legaat tot aan de algehele voldoening;
8. de afwikkelingsbewindvoerder te veroordelen tot betaling binnen 14 dagen na een door de rechtbank te wijzen (tussen)vonnis aan [naam 1] van een bedrag van € 57.429,00, te vermeerderen met een bedrag aan rente van € 8.955,34 en te vermeerderen met de lopende rente vanaf 23 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
9. de afwikkelingsbewindvoerder te veroordelen tot het verstrekken van inzage in althans kopieën van de bankafschriften van de volgende banken, voor zover deze nog verkrijgbaar zijn, althans over een periode van tien jaar voorafgaande aan het overlijden:
  • ING: [bankrekening 1] ;
  • ING: [bankrekening 2] ;
  • Rabobank: [bankrekening 3] ;
  • Rabobank: [bankrekening 4] ;
  • Rabobank: [bankrekening 5] ;
  • de rekening-courant waarop het aandeel van erflaatster in de huuropbrengsten werd
overgeboekt;
alsmede inzage in de administratie van de huuropbrengsten zoals [naam 3] die moet hebben bijgehouden vanaf 1993 dan wel de jaarlijkse rekeningen en verantwoording van [naam 3] en welke administratie bij de afwikkelingsbewindvoerder dan wel [naam 2] aanwezig is althans behoort te zijn;
10. [naam 1] te machtigen – zo mogelijk bij tussenvonnis – om namens en op kosten van de nalatenschap taxaties te laten verrichten door een door [naam 1] aan te wijzen taxateur, van alle onroerende en roerende goederen die erflaatster op 21 maart 2019 op haar naam had staan, althans van alle goederen waar nog taxatierapporten van ontbreken, waaronder in elk geval de onroerende goederen in Spanje en de twee voertuigen geregistreerd onder [kenteken 1] Mobylette en [kenteken 2] Peugeot Partner;
10.
voorwaardelijkvoor zover niet middels het incident tot betaling althans medewerking wordt verkregen voor de betaling aan [naam 1] van het depotbedrag, te bevelen dat [naam 2] en althans de afwikkelingsbewindvoerder, binnen zeven dagen na de vonnisdatum, alle noodzakelijke medewerking verlenen respectievelijk verleent om de gelden die bij Matzinger Eversdijk Notarissen in depot staan, bekend onder depot/dossiernummer [nummer 3] , verminderd met de door de notaris in te houden kosten en negatieve rente, aan [naam 1] te laten uitbetalen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dan wel gedeelte van een dag dat [naam 2] en althans de afwikkelingsbewindvoerder met de noodzakelijke medewerking geheel of gedeeltelijk in gebreke is;
10. te verklaren voor recht dat er tussen [naam 1] en erflaatster een overeenkomst tot stand is gekomen tot toedeling van de helft van de woning aan de [adres 1] aan [naam 1] voor een bedrag van € 210.000,00;
10.
primair:[naam 2] althans de afwikkelingsbewindvoerder te veroordelen om binnen 14 dagen na de vonnisdatum mee te werken aan de toedeling en/althans overdracht van de woning aan de [adres 1] aan [naam 1] voor het bedrag van € 210.000,00;
subsidiair:naast het hiervoor onder ‘primair’ gevorderde, [naam 2] althans de afwikkelingsbewindvoerder te veroordelen om met [naam 1] binnen 14 dagen na de vonnisdatum door te onderhandelen over de wijze van betaling van het bedrag van € 55.582,69 ter afkoop van het vruchtgebruik van erflaatster op een deel van de woning aan de [adres 1] , in die zin dat binnen voornoemde termijn een tegenvoorstel dient te worden gedaan op het laatste voorstel van de advocaat van [naam 1] van 3 april 2018;
14. [naam 2] te veroordelen om binnen veertien dagen na een door de rechtbank te wijzen (tussen)vonnis samen met [naam 1] over te gaan tot een verdeling van de postzegelverzameling uit de nalatenschap van erflater en tot afgifte van de roerende goederen die van [naam 1] zijn aan [naam 1] en van de goederen die tot de nalatenschap behoren aan de afwikkelingsbewindvoerder, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dan wel gedeelte van een dag dat [naam 2] met de medewerking aan de verdeling in gebreke blijft;
14. de afwikkelingsbewindvoerder en althans [naam 2] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag van volledige voldoening.
4.8.
De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 2] voeren verweer.
4.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie II
4.10.
[naam 2] vordert bij vonnis, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. te bepalen dat de nalatenschap van erflaatster dient te worden vastgesteld met inachtneming van en op de wijze zoals opgenomen in de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie;
subsidiair:
2. een zodanige verdeling van de nalatenschap van erflaatster vast te stellen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, waarbij op korte termijn tot afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster kan worden gekomen;
primair en subsidiair:
3. de afwikkelingsbewindvoerder te veroordelen om inzage te geven in de verrichte werkzaamheden en de in rekening gebrachte kosten die zagen op het geschil tussen de afwikkelingsbewindvoerder en [naam 1] in 2021, dan wel deze kosten te begroten op € 10.000,00 en dit als vordering op [naam 1] van de nalatenschap bij het bepalen van de omvang en de waarde van de nalatenschap en het bepalen van de legitieme portie mee te nemen;
4. de afwikkelingsbewindvoerder te veroordelen om inzage te geven in de gemaakte buitengerechtelijke en de gemaakte en nog te maken gerechtelijke kosten die betrekking hebben op deze procedure dan wel deze te begroten op € 20.000,00 en dit als vordering op [naam 1] van de nalatenschap bij het bepalen van de omvang en de waarde van de nalatenschap en het bepalen van de legitieme portie mee te nemen;
5. [naam 1] te veroordelen in de buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten van deze procedure en deze te bepalen op € 20.000,00 dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
4.11.
De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 1] voeren verweer.
in de incidenten, in conventie en in reconventie
4.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in de incidenten, in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang en voor de overzichtelijkheid zal de rechtbank hierna de vorderingen in de incidenten, in conventie en in reconventie zoveel mogelijk gezamenlijk en per geschilpunt beoordelen.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.2.
[naam 1] stelt zich op het standpunt dat erflaatster ten tijde van haar overlijden al ongeveer tweeëntwintig jaar in Spanje woonde en daar haar gewone verblijfplaats had. De rechtbank onderzoekt daarom eerst of zij rechtsmacht heeft en welk recht op de vorderingen van toepassing is. De rechtbank gaat hierbij uit van de geldigheid van het testament van erflaatster van 14 maart 2019 (zie hierna onder 5.7 tot en met 5.19).
5.3.
Erflaatster is overleden op 21 maart 2019, zodat de Europese Erfrechtverordening [1] van toepassing is.
5.4.
Uit artikel 7 aanhef en onder c van de Europese Erfrechtverordening volgt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt als lidstaat waarvan het recht door erflaatster overeenkomstig artikel 22 is gekozen en partijen in het geding de bevoegdheid van het aangezochte gerecht uitdrukkelijk hebben aanvaard. Erflaatster heeft in haar testament een rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen desgevraagd verklaard dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. De rechtbank acht zich daarom bevoegd om over de vorderingen te oordelen.
5.5.
Nu erflaatster in haar testament een rechtskeuze heeft gemaakt voor Nederlands recht, is op grond van artikel 22 van de Europese Erfrechtverordening Nederlands recht van toepassing op de vererving en verdeling van haar nalatenschap.
5.6.
In artikel 22 lid 3 van de Europese Erfrechtverordening is bepaald dat de materiële geldigheid van de handeling waarbij de rechtskeuze wordt gemaakt, wordt bepaald door het gekozen recht. Op grond van artikel 24 van de Europese Erfrechtverordening wordt de materiële geldigheid van een uiterste wilsbeschikking beheerst door het recht dat op grond van de verordening op de erfopvolging van toepassing zou zijn geweest, als erflaatster zou zijn overleden op de dag waarop de wilsbeschikking is gemaakt. Volgens artikel 26 lid 1 sub a van de Europese Erfrechtverordening wordt voor de toepassing van artikel 24 de materiële geldigheid bepaald door de handelingsbekwaamheid met betrekking tot de uiterste wilsbeschikking. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat op de geldigheid van het testament eveneens Nederlands recht van toepassing is.
Is het testament van 14 maart 2019 nietig?
5.7.
[naam 1] vordert te verklaren voor recht dat het op 14 maart 2019 voor notaris mr. A. Verrijp verleden testament van erflaatster nietig is en geen effect sorteert en de nalatenschap moet worden afgewikkeld conform het Spaanse testament van 20 november 2015. [naam 1] legt hieraan ten grondslag dat een met de rechtshandeling overeenstemmende wil van erflaatster ontbrak (ex artikel 3:33 BW).
5.8.
De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 2] betwisten dat het testament van erflaatster van 14 maart 2019 nietig is.
5.9.
Voor een rechtshandeling is een op een rechtsgevolg gerichte wil vereist, die zich door een verklaring heeft geopenbaard, zo bepaalt artikel 3:33 BW.
5.10.
Ingevolge de in artikel 150 Rv opgenomen hoofdregel van bewijslastverdeling rust op [naam 1] – die zich immers op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde nietigheid beroept – de bewijslast ten aanzien van haar stelling dat een met de rechtshandeling overeenstemmende wil van erflaatster ontbrak ten tijde van het ondertekenen van het testament. Dit brengt met zich dat [naam 1] op grond van haar onlosmakelijk aan de bewijslast verbonden stelplicht voldoende feiten en omstandigheden moet aanvoeren (en, bij voldoende betwisting, dus moet bewijzen) die (kunnen) leiden tot de vaststelling dat een met de rechtshandeling overeenstemmende wil van erflaatster ontbrak. Bij de beoordeling kunnen ook van belang zijn feiten en omstandigheden die zijn voorafgegaan aan of zijn gevolgd op het ondertekenen van het testament.
5.11.
[naam 1] heeft ter onderbouwing van haar beroep op nietigheid het volgende aangevoerd.
Erflaatster woonde voor haar overlijden niet in Nederland, zij woonde toen al ongeveer tweeëntwintig jaar in Spanje. Op 20 november 2015 heeft erflaatster in Spanje een testament laten opstellen waarin zij haar beide dochters tot erfgenamen benoemt en de Spaanse registergoederen tussen hen verdeelt middels legaten.
Erflaatster werd ernstig ziek en [naam 1] heeft haar drie maanden in Spanje verzorgd. Daarna is erflaatster naar Nederland gekomen en verbleef de laatste drie weken voor haar overlijden bij [naam 2] thuis. Erflaatster werd opgenomen in het ziekenhuis, waar het testament van 14 maart 2019 is getekend. Het Nederlandse testament is zeer uitgebreid, wijkt enorm af van het eerder door erflaatster opgemaakte testament en [naam 2] wordt bevoordeeld met € 800.000 ten opzichte van [naam 1] . Dit terwijl erflaatster, zoals blijkt uit het Spaanse testament, drieënhalf jaar daarvoor nog helemaal niet de wens had om [naam 2] te bevoordelen.
Erflaatster was de Nederlandse taal vrijwel niet machtig. Daarnaast had erflaatster geen verstand van financiële zaken. Daarom heeft erflater de verkrijgingen uit zijn nalatenschap onder bewind gesteld. Erflaatster verkeerde in een afhankelijke situatie, was terminaal ziek en ‘zat ten tijde van het verlijden van het testament onder de medicatie’. Zij heeft het testament van 24 pagina’s niet kunnen bevatten. Erflaatster heeft niet zelf het initiatief genomen voor het opstellen van het testament en niet zelf de afspraak met de notaris gemaakt. Verder blijkt uit de slotverklaringen van het testament dat de notaris het testament niet geheel heeft voorgelezen, terwijl erflaatster de Nederlandse taal niet machtig was. [naam 1] betwist dat erflaatster een concept van het testament heeft ontvangen. Het adres in het testament was het adres van [naam 2] .
5.12.
[naam 2] betoogt dat [naam 1] de rechtbank niet volledig heeft geïnformeerd en wijst naar een e-mailbericht van 20 september 2021 van de afwikkelingsbewindvoerder aan de advocaat van [naam 2] , waarin onder meer staat:

Naar aanleiding van de bespreking van afgelopen vrijdag, bericht ik u als volgt.
Tijdens de gemelde bespreking is gesproken over het opstellen van een verklaring inzake de totstandkoming van het testament van erflaatster. Onderstaande is eerder opgesteld.
‘Geachte mevrouw [naam 5] ,
Naar aanleiding van de door U gestelde vraag aangaande de wilsbekwaamheid van mevrouw [erflaatster] bericht ik U als volgt:
De bespreking inzake het opstellen/wijzigen van het bestaande testament is gevoerd door een van onze ervaren kandidaat-notarissen van de sectie personen- en familierecht.
Daarbij is het protocol wilsbekwaamheid gevolgd.
Mevrouw was ernstig ziek. Die bespreking heeft in het ziekenhuis plaatsgevonden met mevrouw alléén.
Mevrouw wist - blijkens de gespreksaantekeningen – precies wat er in haar bestaande testament stond en welke wijzigingen zij wenste aan te brengen.
Mevrouw gaf inderdaad aan dat de verhouding tussen de beide dochters niet goed was.
Er was voor de kandidaat-notaris geen enkele reden om te twijfelen omtrent de wilsbekwaamheid van mevrouw.
Vervolgens heb ikzelf het testament gepasseerd; inderdaad op het woonadres van de dochter.
Mevrouw lag daar op bed en zou de volgende dag weer naar het ziekenhuis gaan voor de volgende chemokuur.
Mevrouw was - ook volgens mijn aantekeningen – volkomen helder en wist wat ze wilde, inclusief de reden(en) om het testament op te stellen zoals het is gepasseerd.
De dochter heeft zich op geen enkele wijze met het passeren van de akte bemoeid. Nadat zij mij naar de slaapkamer heeft begeleid verliet zij de slaapkamer uit eigener beweging en was elders in het huis bezig met de was.
Ook voor mij was er geen enkele reden om de wilsbekwaamheid van mevrouw in twijfel te trekken. Een nadere medische beoordeling in het kader van de wilsbekwaamheid van mevrouw (wij schakelen daarvoor met regelmaat Trompetter & Partners in) was dan ook niet aan de orde.
(…)’
Hieruit maakt [naam 2] op dat er al een uitvoerige discussie heeft plaatsgevonden tussen [naam 1] en de notaris over de wilsbekwaamheid van erflaatster.
5.13.
[naam 2] betwist dat het testament van 14 maart 2019 enorm afwijkt van het eerdere testament van erflaatster. Erflaatster heeft op 14 mei 2010 een testament opgesteld, dat volgens [naam 2] in grote lijnen vergelijkbaar is met het testament van 14 maart 2019. In het testament van 14 mei 2010 legateerde erflaatster een bedrag van € 900.000,00 aan [naam 2] . Dit legaat is in het laatste testament bepaald op € 800.000,00. Hieruit blijkt volgens [naam 2] dat erflaatster altijd de bedoeling heeft gehad om de afkoop van het vruchtgebruik te compenseren. Ter onderbouwing heeft [naam 2] het testament van erflaatster van 14 mei 2010 overgelegd.
5.14.
De rechtbank is van oordeel dat [naam 1] niet met voldoende concrete feiten heeft onderbouwd dat een met de rechtshandeling overeenstemmende wil van erflaatster ontbrak. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
5.15.
Tegenover voormelde door [naam 1] aangevoerde omstandigheden staat de verklaring van de notaris. Uit die verklaring leidt de rechtbank af dat de notaris grondig en zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de wilsbekwaamheid van erflaatster. De notaris heeft daarbij inzichtelijk gemaakt hoe hij te werk is gegaan. De eerste bespreking heeft plaatsgevonden door een ervaren kandidaat-notaris in het ziekenhuis, met erflaatster alleen. De kandidaat-notaris had geen enkele reden om te twijfelen over de wilsbekwaamheid van erflaatster. Vervolgens heeft de notaris het testament gepasseerd op het woonadres van [naam 2] , waarbij de notaris alleen was met erflaatster. Erflaatster was volgens de notaris volkomen helder en wist wat zij wilde. De notaris is naar aanleiding van dit onderzoek tot de conclusie gekomen dat erflaatster wilsbekwaam was.
5.16.
De verklaring van de notaris overtuigt de rechtbank. De rechtbank ziet in hetgeen [naam 1] heeft aangevoerd geen reden voor twijfel aan de juistheid van de conclusies van de notaris. Ook de inhoud van het testament kan naar het oordeel van de rechtbank niet dienen ter onderbouwing van de stelling dat een met de rechtshandeling overeenstemmende wil van erflaatster ontbrak. Dit volgt niet uit de wijzigingen ten opzichte van het eerdere testament van erflaatster van 14 mei 2010. Bovendien had erflaatster een reden voor de bevoordeling van [naam 2] en heeft zij die reden opgenomen in de considerans van het testament. [naam 2] heeft achteraf gezien te veel betaald voor de afkoop van het vruchtgebruik (zie 3.6), omdat erflaatster daarna ziek werd en maar 65 jaar oud is geworden. Erflaatster wilde dit corrigeren.
5.17.
Overigens blijkt nergens uit dat erflaatster de Nederlandse taal niet machtig was. In de periode vanaf 28 april 2005 tot en met het testament van 14 maart 2019 heeft erflaatster verschillende notariële aktes getekend die allemaal in de Nederlandse taal zijn verleden, zonder dat daarbij een tolk aanwezig was. Bovendien heeft [naam 1] geen verklaring gegeven voor het feit dat zij nu pas een beroep doet op de nietigheid van het testament, vijf jaar na het overlijden van erflaatster, terwijl zij volgens de verklaring van erfrecht van 4 oktober 2021 het legaat zonder voorbehoud heeft aanvaard. De overige door [naam 1] aangedragen omstandigheden zeggen niets over de vraag of erflaatster wilsbekwaam was, zodat de rechtbank ook daaraan voorbij gaat.
5.18.
[naam 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeboden om alsnog medisch bewijs over te leggen waaruit blijkt dat erflaatster niet de wil had om het testament te maken. [naam 2] heeft hiertegen bezwaar heeft gemaakt. [naam 1] heeft niet toegelicht waarom zij dit bewijs niet eerder in het geding heeft gebracht en waar dit bewijs uit zou bestaan. Zeker nu het gaat om de onderbouwing van haar eigen standpunt had van [naam 1] mogen worden verwacht dat zij, gelet op hiervoor genoemde omstandigheden en de betwisting zijdens [naam 2] en de afwikkelingsbewindvoerder, hierover concretere stellingen zou hebben ingenomen. De rechtbank zal [naam 1] daarom niet toelaten tot het leveren van bewijs.
5.19.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
Heeft [naam 2] zuiver aanvaard?
5.20.
[naam 2] heeft de nalatenschap van erflaatster op 28 juni 2019 beneficiair aanvaard. [naam 1] stelt zich op het standpunt dat [naam 2] de nalatenschap van erflaatster door haar gedragingen voorafgaand aan 28 juni 2019 zuiver heeft aanvaard, waardoor de latere beneficiaire aanvaarding geen effect heeft. [naam 1] baseert dit op de volgende handelingen van [naam 2] . [naam 2] is op 29 maart 2019 naar Spanje gegaan om inboedel en sieraden uit de woningen van erflaatster te halen en dit weg te geven. Dit blijkt volgens [naam 1] uit het proces-verbaal dat de politie in Spanje heeft opgemaakt en uit een sms-bericht van [naam 2] aan [naam 1] . Verder heeft [naam 2] € 455,00 van de rekening van erflaatster opgenomen voor het vliegticket.
5.21.
[naam 2] betwist dat zij daden van zuivere aanvaarding heeft verricht. Zij stelt dat zij alleen foto’s van haarzelf en van de kinderen heeft meegenomen en geen inboedelgoederen. Het proces-verbaal en het sms-bericht waar [naam 1] naar verwijst heeft zij niet overgelegd. [naam 2] is naar de woning van erflaatster in Spanje gegaan om noodzakelijke beheerhandelingen te verrichten die niet konden worden uitgesteld, zoals bederfelijke spullen weggooien, de woning voor langere tijd goed afsluiten en de administratie van erflaatster meenemen zodat er inzage zou komen in de openstaande rekeningen om op die manier te voorkomen dat de woning bijvoorbeeld zou worden afgesloten van water en elektriciteit. [naam 2] betoogt dat het gebruikelijk is dat de kosten die gemaakt worden voor noodzakelijke beheerhandelingen vergoed worden uit de nalatenschap. De afwikkelingsbewindvoerder vond dit volgens [naam 2] ook redelijk, want zij heeft nooit verzocht om de kosten voor het vliegticket terug te betalen aan de nalatenschap. Als de afwikkelingsbewindvoerder dit had moeten doen dan had zij ook reis- en verblijftijd in rekening gebracht, aldus [naam 2] .
5.22.
De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 136 Rv volgt dat een reconventionele vordering alleen ingesteld kan worden tegen de eisende procespartij in conventie. Alleen de afwikkelingsbewindvoerder is eiseres in conventie in de onderhavige procedure. [naam 2] is dat niet, zij is mede-gedaagde. Aangezien de vordering niet ziet op een processueel ondeelbare rechtsverhouding waarvan de afwikkelingsbewindvoerder deel uitmaakt, is [naam 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
De afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster
5.23.
Op grond van het voorgaande staat vast dat het testament van erflaatster van 14 maart 2019 geldig is en dat [naam 1] en [naam 2] de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard. De afwikkelingsbewindvoerder heeft de ‘ruimschoots-verklaring’ afgelegd, zodat de nalatenschap van erflaatster niet hoeft te worden vereffend volgens de wet.
5.24.
In het algemeen geldt dat de executeur-afwikkelingsbewindvoerder primair een door erflater benoemde executeur is die tot taak heeft de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden te voldoen, als bedoeld in artikel 4:144 BW. Daarnaast wordt de executeur tot bewindvoerder benoemd. Op grond van artikel 4:171 lid 1 BW kan de erflater de bevoegdheden en verplichtingen van de bewindvoerder nader regelen waarbij deze ruimer of beperkter kunnen worden vastgesteld dan uit de aan artikel 4:171 BW voorafgaande bepalingen voortvloeit. Dat heeft erflaatster gedaan, in het bijzonder door aan de afwikkelingsbewindvoerder de bevoegdheid tot te kennen om over de goederen van de nalatenschap te beschikken en als vertegenwoordiger van de erfgenamen de nalatenschap te verdelen met inachtneming van de erfdelen van ieder van de erfgenamen. Erflaatster is daarmee afgeweken van artikel 4:170 BW. Toestemming of instemming van de erfgenamen is blijkens de formulering van de bevoegdheidstoedeling in het testament niet vereist, zodat de afwikkelingsbewindvoerder de verdeling – als vertegenwoordiger van de erfgenamen – geheel zelfstandig tot stand mag brengen.
5.25.
Uit artikel 4:170 lid 1 BW volgt dat de bewindvoerder met uitsluiting van de rechthebbende tot het vorderen van de verdeling bevoegd is zolang het bewind duurt. Vordert de rechthebbende de verdeling, dan behoeft deze daarvoor de medewerking of toestemming van de bewindvoerder. [2] Stelt de rechthebbende zelf een vordering tot verdeling in en de bewindvoerder neemt het geding niet over, dan is de rechthebbende niet-ontvankelijk. [3]
5.26.
De geschilpunten in de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster zijn volgens de afwikkelingsbewindvoerder:
 de (verdeling van de) woning aan de [adres 1] ;
 de afwikkeling van het depot;
 de afgifte van de legaten ter zake de registergoederen in Spanje;
 de berekening van de legitieme portie van [naam 1] ;
 het bedrag dat [naam 2] uit hoofde van de opleg aan de nalatenschap moet voldoen.
5.27.
[naam 1] erkent de geschilpunten die de afwikkelingsbewindvoerder beschrijft. Zij noemt nog de volgende geschilpunten:
 de inboedel in de woningen in Spanje en de woning aan de [straatnaam] ;
 de roerende goederen in Spanje;
 de nakomende schulden uit Spanje.
5.28.
[naam 2] is het met de afwikkelingsbewindvoerder eens dat het nodig is dat op voornoemde punten een beslissing komt, zodat de nalatenschap van erflaatster kan worden verdeeld en afgewikkeld. [naam 2] verzoekt de rechtbank om een beslissing te nemen op de volgende geschilpunten:
 de waarde van de registergoederen in Spanje;
 de kosten van de afwikkelingsbewindvoerder en de advocaat van de afwikkelingsbewindvoerder en de verdeling daarvan dan wel schadevergoeding die [naam 1] aan de nalatenschap moet betalen;
 de door [naam 2] gemaakte kosten ten behoeve van de nalatenschap;
 de omvang en de waarde van de nalatenschap alsmede de verdeling daarvan;
 de proceskosten.
5.29.
De rechtbank zal voornoemde geschilpunten hierna beoordelen, met inachtneming van wat zij hiervoor onder 5.24 en 5.25 heeft overwogen. De boedelbestanddelen waarover geen geschil tussen partijen bestaat laat de rechtbank in dit vonnis verder buiten beschouwing.
De woning aan de [adres 1]
5.30.
Erflaatster en [naam 1] waren ten tijde van het overlijden van erflaatster samen eigenaar van de woning aan de [adres 1] , ieder voor de onverdeelde helft. Door het overlijden van erflaatster is haar onverdeelde helft in de nalatenschap gevallen. Daarop rust het afwikkelingsbewind. [naam 1] is als gevolg van het overlijden van erflaatster voor 3/4e en [naam 2] voor 1/4e onverdeeld aandeel eigenaar van de woning aan de [adres 1] .
5.31.
[naam 1] woont sinds 16 september 2021, zonder overleg met [naam 2] en de afwikkelingsbewindvoerder, in de woning aan de [adres 1] .
5.32.
De afwikkelingsbewindvoerder vordert op grond van artikel 3:185 BW de verdeling van de woning aan de [adres 1] vast te stellen, dan wel de wijze van verdeling van de woning aan de [adres 1] te gelasten. De afwikkelingsbewindvoerder wil verkoop van de woning aan de [adres 1] aan [bedrijfsnaam 3] B.V. voor € 1.000.000,00, of toedeling aan [naam 1] tegen deze waarde.
5.33.
[naam 1] wil toedeling van de woning aan de [adres 1] aan haar. Zij stelt in dat kader dat dit in 2017 met erflaatster is overeengekomen en [naam 1] wil nakoming van die afspraak. De afspraak hield volgens [naam 1] in dat de woning aan de [adres 1] aan [naam 1] zou worden toegedeeld voor een prijs van € 210.000,00 en afkoop van het vruchtgebruik voor € 55.582,69 (in totaal dus € 265.582,69). [naam 1] en erflaatster hadden alleen nog geen overeenstemming bereikt over de wijze van betaling (in termijnen) van de afkoop van het vruchtgebruik. Dit volgt volgens [naam 1] uit de correspondentie tussen de advocaten en uit het proces-verbaal van het gerechtshof Den Haag van een zitting van 22 december 2017.
5.34.
De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 2] betwisten dat erflaatster en [naam 1] een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot de verdeling van de woning aan de [adres 1] . Volgens [naam 2] moet voor het bepalen van de waarde van de woning aan de [adres 1] worden uitgegaan van de vrije verkoopwaarde op het moment van verdeling. [naam 2] wil verkoop van de woning aan de [adres 1] aan [bedrijfsnaam 4] B.V. voor € 1.210.000,00.
Overeenkomst?
5.35.
[naam 1] verwijst ter onderbouwing van haar standpunt dat zij met erflaatster een overeenkomst had gesloten naar correspondentie tussen de advocaten van [naam 1] en van erflaatster, waarbij [naam 2] de onderhandelingen via de advocaat van erflaatster voerde. Hierin staat volgens [naam 1] hoe de wilsovereenstemming tot stand is gekomen. Er was overal overeenstemming over, behalve over de termijnen van betaling van het afkoopbedrag van € 55.582,69. Op het voorstel van de advocaat van [naam 1] van 3 april 2018 over termijnbetaling heeft de advocaat van erflaatster niet meer gereageerd. Erflaatster had volgens [naam 1] een plicht tot dooronderhandelen over hoe betaling zou plaatsvinden en die verplichting rust nu op de erfgenamen. [naam 1] verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank van 5 februari 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:2396) en betoogt dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de overeenkomst tot stand zou komen.
5.36.
[naam 2] betwist dat erflaatster en [naam 2] een overeenkomst hebben gesloten met [naam 1] met betrekking tot de woning aan de [adres 1] . Zij voert het volgende aan. Het vermogen van erflaatster stond onder bewind en [naam 3] was degene die vermogensrechtelijke beslissingen diende te nemen. Erflaatster was daartoe niet bevoegd. Het vermogen van [naam 1] stond waarschijnlijk ook onder bewind. Niet blijkt dat de bewindvoerder betrokken was bij en instemde met de onderhandelingen. [naam 2] verwijst naar een brief van 4 december 2018, waaruit blijkt dat [naam 3] op die datum nog bewindvoerder was. Verder verklaart de advocaat van [naam 1] in voormeld proces-verbaal van het gerechtshof Den Haag dat erflaatster en [naam 1] in overleg met elkaar zijn over de afkoopwaarde van het vruchtgebruik. Bovendien stemde erflaatster niet in met betaling in termijnen.
5.37.
De rechtbank is van oordeel dat [naam 1] en erflaatster geen definitieve afspraken hadden gemaakt over de verdeling van de woning aan de [adres 1] en dus geen overeenkomst hadden gesloten. Zij licht dit oordeel als volgt toe.
5.38.
De wijze van betaling is een essentieel onderdeel van de overeenkomst. Vast staat dat [naam 1] en erflaatster daar geen overeenstemming over hadden bereikt. Daarom is geen overeenkomst tot stand gekomen tussen erflaatster en [naam 1] , nog daargelaten of de bewindvoerder hiermee instemde. Van een gerechtvaardigd totstandkomingsvertrouwen aan de zijde van [naam 1] kan dan ook geen sprake zijn. Niet gesteld of gebleken is wat de hoogte zou zijn van de termijnen, of hoe [naam 1] dit zou gaan betalen. Dit brengt mee dat niet vast is komen te staan dat erflaatster en [naam 1] overeenstemming hadden over toedeling van de woning aan de [adres 1] aan [naam 1] .
5.39.
Ten aanzien van de door [naam 1] aangehaalde uitspraak van 5 februari 2015 merkt de rechtbank nog op dat in die uitspraak geen vergelijkbare omstandigheden aan de orde waren. In die zaak hadden partijen immers overeenstemming over de essentialia van de koopovereenkomst, terwijl erflaatster en [naam 1] daar geen overeenstemming over hadden. Daarom biedt die uitspraak geen steun voor een ander oordeel.
5.40.
De conclusie is dat de door [naam 1] gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen (vordering 12), evenals de primaire en subsidiaire vordering 13 van [naam 1] .
5.41.
Het voorgaande brengt mee dat de woning aan de [adres 1] alsnog verdeeld moet worden.
Verdeling; de waarde
5.42.
De afwikkelingsbewindvoerder heeft de woning aan de [adres 1] laten taxeren door Frisia Makelaars. In het taxatierapport, uitgebracht op 8 oktober 2021, staat vermeld dat de woning per 21 maart 2019 een waarde heeft van € 605.000,00. De inspectiedatum was 30 september 2021.
In het taxatierapport staat onder meer:

De woning dient geheel te worden gerenoveerd en is niet veilig bewoonbaar.
En:

Tijdens de opname was mevrouw [naam 6] (eigenaar voor 3/4 aandeel) aanwezig. Zij vertelde te wonen op het getaxeerde adres. Gezien de slechte staat van onderhoud, is mijn vermoeden, dat zij niet permanent woonachtig is op dit adres.
En:

Omdat de waardepeildatum in het verleden ligt is mijn aanname dat de staat van onderhoud gelijk is als op de datum van de opname.
De taxateur schat de renovatiekosten op € 250.000,00.
5.43.
[naam 1] stelt zich op het standpunt dat als zij de woning aan de [adres 1] toegedeeld krijgt op basis van de waarde in het economisch verkeer, op grond van de redelijkheid en billijkheid moet worden uitgegaan van de waarde in voormeld taxatierapport. Volgens de afwikkelingsbewindvoerder is de waarde van de woning aan de [adres 1] nu ongeveer
€ 1.000.000,00, nu een projectontwikkelaar de [adres 1] voor een dergelijk bedrag wenst te kopen. [naam 2] wijst er op dat er een bod op de woning aan de [adres 1] is gedaan van € 1.200.000,00.
5.44.
De rechtbank stelt voorop dat bij bepaling van de waarde van tot de nalatenschap behorende goederen in beginsel als peildatum de datum van verdeling moet worden aangehouden, dat is dus de huidige waarde van de woning. De deelgenoten kunnen andere afspraken maken en de tussen hen geldende eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat van een andere peildatum wordt uitgegaan.
5.45.
Vast staat dat partijen geen afspraken met elkaar hebben gemaakt over de verdeling van de woning aan de [adres 1] of over de waarde van de woning. In de omstandigheid dat er veel tijd is verstreken sinds het overlijden van erflaatster ziet de rechtbank aanleiding om niet van een eerdere peildatum uit te gaan dan de datum van verdeling. De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van [naam 1] dat op grond van de redelijkheid en billijkheid van de taxatiewaarde per 21 maart 2019 moet worden uitgegaan, omdat zij hier verder geen handen en voeten aan heeft gegeven.
5.46.
In het kader van de verdeling moet de woning aan de [adres 1] worden getaxeerd door een door de afwikkelingsbewindvoerder aan te wijzen taxateur, waarbij de huidige waarde in het economisch verkeer moet worden bepaald.
5.47.
Voor wat betreft het vaststellen van de hoogte van de legitieme portie moet worden uitgegaan van de waarde van de woning ten tijde van het overlijden van erflaatster. [naam 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij akkoord is met het taxatierapport. Dit brengt mee dat voor de berekening van de legitieme portie een waarde van € 605.000,00 moet worden gehanteerd.
Verdeling
5.48.
[naam 1] heeft aangegeven dat zij de woning aan de [adres 1] wil en kan overnemen. De rechtbank is van oordeel dat [naam 1] - nu het gaat om de ouderlijke woning waar [naam 1] al enige tijd feitelijk verblijft en waarvan [naam 1] voor ¾ deelgenoot is - daartoe de gelegenheid dient te krijgen.
5.49.
De rechtbank zal daarom beslissen dat de woning aan de [adres 1] tegen de door de taxateur vastgestelde waarde zal worden toegedeeld aan [naam 1] , onder de opschortende voorwaarde dat zij uiterlijk drie maanden na de taxatie aan de afwikkelingsbewindvoerder aantoont dat zij in staat is de daarvoor benodigde financiering te verkrijgen.
5.50.
Als niet aan de opschortende voorwaarde wordt voldaan, moet de afwikkelingsbewindvoerder de woning aan de [adres 1] verkopen en leveren aan een derde. De afwikkelingsbewindvoerder heeft hier geen toestemming of medewerking van de erfgenamen voor nodig.
5.51.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering strekkende tot verdeling van de woning aan de [adres 1] van de afwikkelingsbewindvoerder (vordering I) wordt toegewezen, zoals bepaald in het dictum. Dit brengt mee dat de afwikkelingsbewindvoerder geen belang meer heeft bij de vordering in incident, zodat de vorderingen in het incident I worden afgewezen.
Gebruiksvergoeding
5.52.
De afwikkelingsbewindvoerder vordert een gebruiksvergoeding voor het gebruik door [naam 1] van de tot de nalatenschap behorende onverdeelde helft van de woning aan de [adres 1] van € 1.666,00 per maand, vanaf 16 september 2021. De afwikkelingsbewindvoerder legt hieraan het volgende ten grondslag. [naam 1] woont sinds
16 september 2021 in de woning. Gelet op het bepaalde in artikel 3:169 BW moet [naam 1] de nalatenschap daarom schadeloos stellen. Voor de hoogte van de gebruiksvergoeding moet volgens de afwikkelingsbewindvoerder worden uitgegaan van (0,5 x) 4% van de waarde van de woning van € 1.000.000,00.
5.53.
[naam 1] betwist dat zij een gebruiksvergoeding is verschuldigd. Deze vordering is in strijd met de eisen van de redelijkheid en de billijkheid die gelden tussen deelgenoten, als bedoeld artikel 3:166 lid 3 BW. De woning aan de [adres 1] is in slechte staat van onderhoud en stond leeg. [naam 1] heeft voorkomen dat de woning werd gekraakt en dat de onderhoudstoestand nog meer zou verslechteren. De afwikkelingsbewindvoerder, of [naam 2] , heeft nooit aangegeven een gebruiksvergoeding te willen. Gezien de deplorabele staat van onderhoud was het niet mogelijk de woning te verhuren. De nalatenschap is dus geen inkomsten misgelopen en heeft geen schade geleden door het gebruik van de woning aan de [adres 1] door [naam 1] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de afwikkelingsbewindvoerder verklaard dat hij de woning aan de [adres 1] kan verhuren op basis van de Leegstandswet.
5.54.
Artikel 3:169 BW bepaalt dat iedere deelgenoot bevoegd is een gemeenschappelijk goed te gebruiken. De Hoge Raad heeft bepaald dat dit artikel ook meebrengt dat de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de ander gebruikt, verplicht is de ander schadeloos te stellen voor het feit dat hij geen gebruik kan maken van zijn eigendom, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding (Hoge Raad 22 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9143). Deze vergoeding wordt toegekend als en voor zover de rechter dat redelijk en billijk vindt.
5.55.
Tijdens de mondelinge behandeling is ten aanzien van de lasten met betrekking tot de woning aan de [adres 1] het volgende vast komen te staan. Er rust geen hypotheek op de woning. De verzekeringspremies worden uit de nalatenschap betaald. [naam 1] betaalt de gebruikerslasten zoals gas, water, licht, rioolrecht en onroerende zaakbelasting. Verder heeft [naam 1] onderhoudskosten betaald en heeft zij de aanschrijving van de gemeente opgelost, voor zover het de buitenkant van de woning betreft.
5.56.
Vast staat dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over het gebruik van de woning aan de [adres 1] door [naam 1] en dat de afwikkelingsbewindvoerder [naam 1] niet eerder om een gebruiksvergoeding heeft verzocht dan bij de dagvaarding van 16 februari 2024, terwijl [naam 1] sinds september 2021 in de woning verblijft. [naam 1] betaalt vrijwel alle lasten die verbonden zijn aan de woning aan de [adres 1] .
5.57.
De afwikkelingsbewindvoerder stelt dat het gebruik door [naam 1] verkoop van de woning aan de [adres 1] in de weg staat. Nu [naam 1] toedeling van de woning aan haar wenst en de rechtbank de woning (onder opschortende voorwaarde) aan haar zal toedelen, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Bovendien is [naam 1] al voor 3/4e onverdeeld aandeel eigenaar van de woning. Overigens is niet gesteld of gebleken dat [naam 2] - als andere deelgenoot - de woning aan de [adres 1] op enig moment had willen gebruiken. Zij is dan ook niet verstoken geweest van het gebruik van de woning aan de [adres 1] , zodat daarin geen grondslag is gelegen voor een gebruiksvergoeding. De afwikkelingsbewindvoerder heeft voorts niet concreet gemaakt dat zij de woning aan de [adres 1] op enig moment had willen verhuren en dat dit werd doorkruist door het gebruik door [naam 1] .
5.58.
Verder is nog van belang dat uit het taxatierapport blijkt dat de woning aan de [adres 1] niet veilig bewoonbaar is en in slechte staat van onderhoud verkeert. Dit maakt dat het niet plausibel is dat de woning verhuurd kan worden. In het taxatierapport staat onder meer:

De woning dient geheel te worden gerenoveerd en is niet veilig bewoonbaar.
En:

Tijdens de opname was mevrouw [naam 6] (eigenaar voor 3/4 aandeel) aanwezig. Zij vertelde te wonen op het getaxeerde adres. Gezien de slechte staat van onderhoud, is mijn vermoeden, dat zij niet permanent woonachtig is op dit adres.
5.59.
De rechtbank acht op grond van de eisen van de redelijkheid en billijkheid een gebruiksvergoeding onder deze omstandigheden niet op zijn plaats. De gevorderde gebruiksvergoeding wordt dan ook afgewezen.
Onderhoudskosten en kosten Stedin
5.60.
[naam 1] stelt zich op het standpunt dat de kosten die zij heeft gemaakt voor onderhoud van de woning aan de [adres 1] in aftrek komen van het bedrag van overbedeling, in het geval dat de rechtbank de overeenkomst met erflaatster niet erkent en de waarde van de woning hoger is dan zij met erflaatster had afgesproken. [naam 1] heeft niet inzichtelijk gemaakt welke kosten zij heeft gemaakt en hoe hoog deze kosten zijn.
5.61.
[naam 2] betoogt dat de onderhoudskosten, gebruikerskosten en gebruikelijke kosten niet ten laste van de nalatenschap komen, maar door [naam 1] moeten worden betaald. Er is volgens [naam 2] geen noodzaak tot onderhoud, omdat de woning aan de [adres 1] in verband met herontwikkeling zal worden gesloopt.
5.62.
Nu [naam 1] geen vordering heeft ingesteld die ziet op onderhoudskosten zal de rechtbank hier niet over oordelen.
5.63.
[naam 2] stelt dat Stedin beslag heeft gelegd op haar salaris vanwege het niet tijdig betalen van de openstaande facturen en dat zij € 931,47 heeft voldaan middels loonbeslag. Omdat de onverdeelde helft van de woning aan de [adres 1] onderdeel uitmaakt van de nalatenschap moet de helft van deze kosten door de nalatenschap worden voldaan en de andere helft door [naam 1] als eigenaar van de onverdeelde helft, te weten € 465,74.
5.64.
Nu [naam 2] geen vordering heeft ingesteld met betrekking tot de door haar betaalde kosten van Stedin, zal de rechtbank hier niet over oordelen.
Uitbetaling van het depot
5.65.
De appartementsrechten aan de [adressen] te [plaats 1] zijn bij akte van 28 april 2005 toegedeeld aan [naam 1] , met instandhouding van het vruchtgebruik van erflaatster ten laste van de onverdeelde helft van de appartementsrechten. Op 21 april 2017 heeft [naam 1] deze appartementsrechten overgedragen aan derden. De netto verkoopopbrengst bedroeg € 277.274,00. De notaris heeft de verkoopopbrengst in depot gehouden totdat er tussen de partijen bij de depotovereenkomst overeenstemming is over de verdeling van de verkoopopbrengst. Het depot is nog niet uitbetaald. Het depotbedrag is nu volgens [naam 1] ongeveer € 276.649,75.
5.66.
[naam 1] en de afwikkelingsbewindvoerder stellen dat het gehele depotbedrag [naam 1] toekomt. [naam 2] betwist dit. Zij betoogt dat een bedrag van € 83.032,29 moet worden opgenomen bij de activa van de nalatenschap, zijnde de afkoopsom van het vruchtgebruik van erflaatster op de bedoelde appartementsrechten.
5.67.
Volgens de afwikkelingsbewindvoerder en [naam 1] is tussen [naam 1] en erflaatster geen overeenstemming bereikt over een afkoopsom voor het vruchtgebruik en heeft erflaatster niet op de voorgeschreven wijze afstand gedaan van het vruchtgebruik. Erflaatster heeft het vruchtgebruik daarom behouden over de helft van de verkoopopbrengst. Door het overlijden van erflaatster is het vruchtgebruik geëindigd en komt het depot aan [naam 1] toe.
5.68.
[naam 2] betoogt dat zij namens erflaatster heeft onderhandeld met de bewindvoerder van [naam 1] over de waarde van de afkoop van het vruchtgebruik. Uit de nota van afrekening van de notaris blijkt volgens [naam 2] dat er overeenstemming was over het afkoopbedrag. Vervolgens ontstond onenigheid over de vraag naar welke bankrekening van erflaatster de afkoopsom moest worden overgemaakt, aldus [naam 2] .
5.69.
De rechtbank overweegt dat de vruchtgebruiker afstand kan doen van een recht van vruchtgebruik middels een tweezijdige rechtshandeling. Dit volgt uit artikel 3:224 BW in verbinding met artikel 3:98 BW. Geldige afstand vereist een levering die door beide partijen is verricht, bij notariële akte.
5.70.
De rechtbank kan niet vaststellen dat er een afspraak was tussen [naam 1] en erflaatster over de afkoop van het vruchtgebruik. De nota van afrekening van de notaris is onvoldoende om vast te stellen dat die afspraak bestond. Het feit dat er een depotovereenkomst is gesloten wijst er juist op dat er een geschil was. In de depotovereenkomst staat dat de notaris de verkoopopbrengst onder zijn berusting houdt totdat er tussen partijen overeenstemming is over de verdeling van de verkoopopbrengst. Dat het geschil alleen ging over de bankrekening waarnaar het afkoopbedrag moest worden overgemaakt acht de rechtbank daarom niet waarschijnlijk. Als dat zo was, dan zou alleen het afkoopbedrag in depot zijn gebleven. [naam 1] zou daar dan ook geen partij bij zijn. Nu is de hele verkoopopbrengst in depot gebleven. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat erflaatster niet op voormelde wijze afstand heeft gedaan van het vruchtgebruik.
5.71.
Het voorgaande brengt mee dat het vruchtgebruik na de levering van de appartementsrechten aan de Mijdrechtstraat 1/3/5 te Den Haag op de helft van de verkoopopbrengst rustte. Met het overlijden van erflaatster is het vruchtgebruik geëindigd en is bedrag dat in depot wordt gehouden bij de notaris vervallen aan [naam 1] .
5.72.
Vordering III van de afwikkelingsbewindvoerder wordt dan ook toegewezen.
Daarom wordt de voorwaardelijke vordering 11 van [naam 1] afgewezen. De incidentele vordering van [naam 1] wordt bij gebrek aan belang afgewezen, nu een eindvonnis wordt gewezen.
De registergoederen in Spanje
5.73.
De afwikkelingsbewindvoerder vordert voor recht te verklaren dat de op het overzicht (productie 19 bij de dagvaarding) aangeduide registergoederen met de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 8 en 9 toekomen aan [naam 2] en de nummers 6 en 7 aan [naam 1] , alsmede [naam 2] en [naam 1] te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan afgifte bij notariële akte van deze registergoederen aan hen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Dit betreft de gelegateerde registergoederen in Spanje.
5.74.
[naam 1] en [naam 2] hebben de legaten aanvaard, maar de afwikkelingsbewindvoerder heeft de legaten nog niet afgegeven.
5.75.
[naam 1] en [naam 2] zijn akkoord met afgifte van de legaten volgens het overzicht van de afwikkelingsbewindvoerder (productie 19 bij de dagvaarding). Dit houdt in dat aan [naam 2] toekomen de registergoederen zoals op het overzicht genummerd 1 tot en met 5, 8 en 9 en aan [naam 1] de registergoederen genummerd 6 en 7. Nu hier geen geschil over is kan de gevorderde verklaring voor recht op dit punt worden toegewezen.
5.76.
De afwikkelingsbewindvoerder beschikt nog niet over taxatierapporten ter zake van de registergoederen in Spanje. Daarom is de afwikkelingsbewindvoerder uitgegaan van de kadastrale waardes. De waarde van deze registergoederen op het moment van overlijden van erflaatster is van belang in verband met het beroep van [naam 1] op haar (aanvullende) legitieme portie (zie artikel 4:6 BW).
5.77.
De afwikkelingsbewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling als volgt toegelicht waarom de registergoederen in Spanje nog niet zijn getaxeerd. De eerder ingeschakelde taxateur reageerde niet op berichten van de afwikkelingsbewindvoerder. De afwikkelingsbewindvoerder heeft daarom een nieuwe dienstverlener in Spanje ingeschakeld. Van drie objecten is de eigendom niet duidelijk. Die staan in het Spaanse kadaster nog niet ten name van erflaatster. Erflaatster heeft deze objecten door vererving verkregen en het kost tijd om dit uit te zoeken.
5.78.
De afwikkelingsbewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht om de procedure aan te houden totdat duidelijk is wat er precies moet gebeuren en tot duidelijk is of [naam 1] en [naam 2] meewerken aan de afgifte van de legaten. Bij voormeld B16-formulier heeft de afwikkelingsbewindvoerder verzocht om een akte in te mogen dienen, onder meer ter zake de waardebepalingen van de registergoederen in Spanje.
5.79.
De rechtbank honoreert dit verzoek van de afwikkelingsbewindvoerder tot aanhouding en indiening van een akte niet. De afwikkelingsbewindvoerder heeft pas tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat niet alle gelegateerde registergoederen in Spanje op naam van erflaatster staan en heeft de achtergrond van dit gedeelte van de vordering niet eerder toegelicht. Bovendien hebben [naam 1] en [naam 2] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij zullen meewerken aan de afgifte van de legaten. De rechtbank ziet dan ook geen reden tot aanhouding of tot indiening van een nadere akte.
5.80.
De afwikkelingsbewindvoerder vordert veroordeling van de erfgenamen om mee te werken aan de afgifte van de legaten, op straffe van een dwangsom. Nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de legaten (nog) niet kunnen worden afgegeven omdat er drie objecten zijn die (nog) niet op naam van erflaatster staan, kunnen de erfgenamen (nog) niet meewerken aan afgifte van de legaten. Er is niet gebleken dat sprake is van onwil bij de erfgenamen. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering daarom afwijzen.
5.81.
[naam 1] vordert een machtiging om namens en op kosten van de nalatenschap taxaties te laten verrichten door een door [naam 1] aan te wijzen taxateur, van alle onroerende en roerende goederen die erflaatster op 21 maart 2019 op haar naam had staan, althans van alle goederen waar nog taxatierapporten van ontbreken, waaronder in elk geval de onroerende goederen in Spanje. Aangezien een rechtsgrond voor deze vordering ontbreekt, wijst de rechtbank de vordering af.
Hoe nu verder?
5.82.
Vast is komen te staan dat de legaten nog niet kunnen worden afgegeven, omdat de eigendom van drie objecten nog niet vast staat. Nadat de tenaamstelling van die registergoederen is geregeld, is de afwikkelingsbewindvoerder op grond van het testament bevoegd de legaten af te geven. [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard hun medewerking te verlenen aan de afgifte van de legaten, voor zover dit nodig is. In zoverre is er dan ook geen geschil.
5.83.
De afwikkelingsbewindvoerder moet er voor zorgen dat de registergoederen in Spanje getaxeerd worden. De taxaties zijn nodig in verband met het vaststellen van de hoogte van de (aanvullende) legitieme portie van [naam 1] . Hierbij kan niet worden uitgegaan van de woz-waardes van 2022, zoals [naam 2] betoogt. Het gaat immers om de waarde in het economisch verkeer op het moment van overlijden van erflaatster (21 maart 2019). De rechtbank ziet geen reden voor aanhouding van de procedure. Het is aan de afwikkelingsbewindvoerder om dit nu voortvarend ter hand te nemen.
De hoogte van de (aanvullende) legitieme portie van [naam 1]
5.84.
De afwikkelingsbewindvoerder vordert de hoogte van de legitimaire aanspraak van [naam 1] in de nalatenschapsboedel van erflaatster vast te stellen. De afwikkelingsbewindvoerder legt hieraan ten grondslag dat de vaststelling van de hoogte van de legitieme portie van [naam 1] noodzakelijk is alvorens de afwikkelingsbewindvoerder de verdeling van de nalatenschap van erflaatster kan vaststellen. De rechtbank is met de afwikkelingsbewindvoerder van oordeel dat de afwikkelingsbewindvoerder daarom belang heeft bij deze vordering.
5.85.
Als de waarde van de goederen die aan [naam 1] worden toegedeeld minder is dan haar legitieme portie, heeft zij recht op een aanvullende vergoeding in geld. Voor de berekening van de legitieme portie geldt de waarde onmiddellijk na overlijden van erflaatster (zie artikel 4:6 BW en artikel 4:65 BW).
5.86.
De legitieme portie wordt op grond van artikel 4:65 BW berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, vermeerderd met de in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden vermeld in artikel 4:7 lid 1 onder a tot en met c en f BW.
5.87.
Op grond van artikel 4:87 lid 2 BW dient de legitimaire aanspraak van [naam 1] te worden ingekort op het erfdeel van [naam 2] en de ten gunste van [naam 2] gemaakte legaten.
5.88.
De afwikkelingsbewindvoerder heeft een berekening overgelegd van de legitieme portie (productie 20 bij de dagvaarding). Partijen verschillen ten aanzien van de berekening van de legitieme portie nog van mening over:
  • de waarde van de inboedels en overige roerende zaken;
  • de kosten van executele/afwikkelingsbewind;
  • een door [naam 1] gestelde gift van € 919.275,00 van erflaatster aan [naam 2] ;
  • een vordering op [naam 2] van € 455,00 (kosten vliegticket);
  • een vordering op [naam 3] ;
  • een geschil met de belastingdienst.
5.89.
Voormelde geschilpunten zijn uiteraard ook van belang bij de berekening van de omvang van de nalatenschap en daarmee ook de opleg. De rechtbank zal deze geschilpunten hierna behandelen.
De inboedels
5.90.
Partijen verschillen van mening over de waarde van de inboedels in de woning aan de [straatnaam] , de woning aan de [adres 1] en de woningen in Spanje.
5.91.
De afwikkelingsbewindvoerder heeft de waarde van de inboedel in de woning aan de [straatnaam] na overleg met Oscar Balkenende, verbonden aan Obelisk Boedelbeheer, geschat op € 800,00. [naam 2] en [naam 1] zijn akkoord met deze waarde, zodat deze waarde tussen partijen vast staat.
5.92.
De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 2] stellen de waarde van de inboedel in de woning aan de [adres 1] en de inboedels in de woningen in Spanje op nihil. De kosten voor taxatie zullen volgens de afwikkelingsbewindvoerder hoger zijn dan de waarde van de inboedels. Van [naam 2] mogen de inboedels in de woningen in Spanje voor een waarde van nihil aan [naam 1] worden toegedeeld. [naam 1] betoogt dat de inboedels wel een waarde hebben en schat de inboedel in Spanje op minstens € 5.000,00, althans € 800,00 per inboedel. [naam 1] geeft geen verdere onderbouwing voor haar standpunt. [naam 1] stelt dat de inboedels ten onrechte niet in kaart zijn gebracht.
5.93.
Niet is gesteld of anderszins gebleken dat sprake was van inboedelgoederen met enige noemenswaardige waarde in de woningen in Spanje en in de woning aan de [adres 1] . De rechtbank zal daarom de waarde van nihil hanteren. Dit komt de rechtbank redelijk voor, omdat zij geen aanknopingspunten heeft voor een andere waarde.
Sieraden
5.94.
[naam 1] stelt dat erflaatster sieraden had en dat [naam 2] de sieraden heeft meegenomen en heeft verdeeld onder de familie van de kant van erflaatster. [naam 2] heeft dit gemotiveerd betwist.
5.95.
De rechtbank gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [naam 1] , nu zij geen concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat [naam 2] sieraden zou hebben meegenomen en welke sieraden dat dan zouden zijn. De rechtbank komt tot de conclusie dat tot de nalatenschap van erflaatster geen sieraden behoren.
Postzegelverzameling en munten
5.96.
[naam 1] stelt dat erflaatster een postzegelverzameling en munten bezat. [naam 1] denkt dat de postzegelverzameling en de munten waardevol waren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 1] hierover het volgende verklaard. Erflater gaf veel geld uit aan zijn verzamelingen. [naam 1] wil de munten graag hebben, omdat zij die samen met haar vader verzamelde.
5.97.
De afwikkelingsbewindvoerder weet niet waar deze goederen zijn. [naam 2] heeft verklaard dat zij tussen de fotoalbums postzegelboeken en boeken met munten heeft gevonden. [naam 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat het verzamelen van postzegels en munten een hobby van erflater was. Verder heeft [naam 2] verklaard dat de postzegelalbums en de munten in een doos liggen, dat er schimmel op zit en dat het waarschijnlijk allemaal geen waarde heeft.
5.98.
[naam 1] en [naam 2] zijn het er dus over eens dat erflater postzegels en munten verzamelde. [naam 1] vordert verdeling van de postzegelverzameling uit de nalatenschap van erflater. [naam 1] en [naam 2] zijn samen de enige erfgenamen van erflater. De postzegelverzameling en de muntenverzameling behoren dus niet tot de nalatenschap van erflaatster. De waarde daarvan is daarom niet relevant voor het bepalen van de legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster.
Voertuigen
5.99.
[naam 1] stelt dat erflaatster in Spanje twee voertuigen bezat. [naam 2] betwist dit. [naam 2] stelt dat erflaatster geen rijbewijs had en dat haar vriend niet meer in staat was om auto te rijden, zodat het onwaarschijnlijk is dat erflaatster voertuigen op haar naam had staan.
5.100. Nu [naam 1] haar standpunt dat erflaatster voertuigen bezat vervolgens niet nader heeft onderbouwd, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
Kosten executele en afwikkelingsbewind
5.101. De afwikkelingsbewindvoerder stelt dat de kosten van executele in de berekening van de legitieme portie betrokken moeten worden.
5.102. De afwikkelingsbewindvoerder onderbouwt dit als volgt. De waarde van de legitieme portie wordt op grond van artikel 4:65 BW verminderd met de schulden vermeld in artikel 4:7 lid 1 onder a tot en met c en f. De kosten van executele (d) vallen hier niet onder. De kosten van vereffening (c) wel. Er is geen sprake van vereffening omdat er een ‘ruimschoots verklaring’ is afgegeven. De kosten moeten daarom worden gekwalificeerd als kosten van executele. De afwikkelingsbewindvoerder verwijst naar de rechtsliteratuur, waarin er op wordt gewezen dat de wet evenwel ten onrechte onderscheid maakt tussen de kosten van executele en de kosten van vereffening. In de literatuur wordt betoogd dat de kosten van executele ook in de berekening van de legitieme portie betrokken moeten worden. Immers, indien de afwikkelingsbewindvoerder zou zijn opgetreden als vereffenaar, zouden de gemaakte kosten ook de legitimaire massa verkleinen. De afwikkelingsbewindvoerder verricht feitelijk dezelfde werkzaamheden als de vereffenaar. Het is volgens de afwikkelingsbewindvoerder opmerkelijk dat de memorie van toelichting voor deze contraire opvatting geen verklaring geeft. Daaruit blijkt volgens de afwikkelingsbewindvoerder dat de wetgever niet bewust rekening heeft gehouden met een situatie zoals die zich in de onderhavige zaak voordoet. De afwikkelingsbewindvoerder verwijst nog naar een uitspraak van 24 juli 2019 van de rechtbank Noord-Holland, besproken in Notamail van 15 juni 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2019:11287).
5.103. [naam 2] is het met de afwikkelingsbewindvoerder eens dat de kosten van executele en de kosten van het afwikkelingsbewind schulden zijn van de nalatenschap die uit de nalatenschap moeten worden voldaan en waar bij de berekening van de legitieme portie rekening mee moet worden gehouden.
5.104. [naam 1] is het hier niet mee eens. [naam 1] wijst er op dat de kosten van executele op grond van artikel 4:65 BW niet worden betrokken bij de berekening van de legitieme portie. Dat is volgens [naam 1] logisch, omdat een legitimaris een schuldeiser is. Net als andere schuldeisers hoeft een legitimaris niet mee te betalen aan de kosten van de executeur. [naam 1] verwijst naar een uitspraak van 8 december 2015 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2015:9251) en een uitspraak van 1 juli 2022 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton (ECLI:NL:RBROT:2022:5371).
5.105. De legitieme portie wordt, zoals hiervoor is overwogen, op grond van artikel 4:65 BW berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, vermeerderd met de in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f BW.
5.106. De rechtbank is van oordeel dat kosten van executele, met inbegrip van het loon van de executeur, schulden zijn als bedoeld in artikel 4:7 lid 1 onder d BW en daarom niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de berekening van de legitieme portie, hoezeer de afwikkelingsbewindvoerder in navolging van de juridische vakliteratuur ook wijziging van deze wettelijke regel bepleit. De rechtbank houdt, in lijn met de door [naam 1] genoemde jurisprudentie, de wettekst aan. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat boek 4 BW op 1 januari 2003 in werking is getreden en dat er sindsdien enkele wijzigingen hebben plaatsgevonden, maar dat deze regeling ongewijzigd is gebleven. Dit terwijl de discussie in de juridische vakliteratuur al langere tijd speelt.
Gift van € 919.275?
5.107. [naam 1] stelt dat erflaatster [naam 2] een gift heeft gedaan van € 919.275,00, althans van een bedrag van € 684.065,41, waarmee bij de berekening van de legitieme portie rekening moet worden gehouden. [naam 1] onderbouwt dit als volgt. Bij notariële akte afstand vruchtgebruik van 3 juni 2008 heeft erflaatster afstand gedaan van haar recht van vruchtgebruik op de aan [naam 2] toekomende goederen (met uitzondering van de woning aan de [adres 1] ) tegen betaling door [naam 2] van een bedrag aan erflaatster van € 919.275,00. [naam 1] stelt dat [naam 2] dit bedrag niet aan erflaatster heeft betaald en dat sprake is van een schenking van erflaatster aan [naam 2] . Dit blijkt uit de akte van afstand vruchtgebruik van 3 juni 2008 (zie 3.6) en de nota van afrekening van de notaris met betrekking tot de overdracht van het 50% onverdeeld aandeel van de woning aan de [adres 1] op 12 april 2008, waarin verrekening plaatsvindt.
5.108. De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 2] betwisten dat sprake was van een gift. Uit de nota van afrekening van 12 april 2008 blijkt volgens [naam 2] dat een deel van het bedrag van € 919.275,00 is verrekend met de overnamesom voor de woning aan de [adres 1] . [naam 2] verwijst verder naar een e-mailbericht van 30 december 2022, met bewijsstukken, van Administratiekantoor Hoet aan de belastingdienst, naar aanleiding van de ‘vooraankondiging uitspraak op bezwaar’ tegen de aanslagen erfbelasting en naar de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2008 van erflaatster, waaruit blijkt dat een bedrag van € 675.000 is gestort op de rekening van erflaatster bij de Rabobank (zie 3.18).
5.109. De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat sprake is van een gift van erflaatster aan [naam 2] van € 919.275,00 of van € 684.065,41. Het volgende is daartoe redengevend. Er is een uitvoerige discussie geweest met de belastingdienst, in het kader van de aangifte erfbelasting, over eventuele schenkingen door erflaatster. De belastingdienst kwam tot de conclusie dat er geen schenkingen zijn gedaan en heeft de aanslag erfbelasting uiteindelijk verlaagd. In de ‘vooraankondiging uitspraak op bezwaar’ van 5 september 2023 heeft de belastingdienst uitdrukkelijk gevraagd waar het door erflaatster ontvangen bedrag van € 919.275 is gebleven of aan is besteed. In voormeld e-mailbericht van 30 december 2023 heeft Administratiekantoor Hoet dit als volgt toegelicht. Erflaatster heeft het 50% aandeel van [naam 2] in de woning aan de [adres 1] overgenomen voor € 221.775,00. Verder is van het resterende afkoopbedrag € 675.000,00 gestort op een Rabobank Spaarrekening die onder bewind stond bij [naam 3] . Erflaatster heeft dat bedrag grotendeels besteed aan de koop van de woning aan de [straatnaam] voor € 371.237,53, de verbouwing hiervan, advocaatkosten, aanvulling van het negatief saldo rekening-courant [naam 3] en kosten achterstallig onderhoud van de woning aan de [adres 1] in verband met een aanschrijving van de gemeente. Het uiteindelijke saldo bij overlijden was € 52.177,47. Na deze toelichting heeft de belastingdienst de aanslag opgelegd conform de aangifte.
5.110. Verder blijkt uit de aangifte inkomstenbelasting 2008 van erflaatster dat er in 2008 een bedrag van € 675.000,00 op de rekening van erflaatster bij de Rabobank stond, terwijl het saldo van die rekening in 2007 € 0,00 was. Ten slotte weegt mee dat als [naam 2] niet heeft betaald voor het vruchtgebruik, het ook niet nodig zou zijn geweest dat erflaatster de achteraf te hoge betaling voor het vruchtgebruik wilde corrigeren door een bedrag van € 800.000,00 (min de waarde van de woning aan de [straatnaam] ) aan [naam 2] te legateren. In de considerans van het testament staat dat [naam 2] het vruchtgebruik op een (aantal) registergoed(eren) heeft afgekocht en dat zij erflaatster daarvoor een bedrag heeft betaald.
5.111. Uit het voorgaande volgt dat [naam 1] haar stelling dat sprake is van een gift, tegenover de gemotiveerde betwisting door [naam 2] , onvoldoende heeft onderbouwd. Dit leidt tot de conclusie dat geen sprake is van een gift ter zake van de afkoop van het vruchtgebruik. Daarom kan geen sprake zijn van verbeurdverklaring, zoals [naam 1] stelt. Vordering 4 van [naam 1] zal dan ook worden afgewezen.
Nakomende kosten uit Spanje
5.112. Volgens [naam 1] moet rekening worden gehouden met nakomende kosten uit Spanje. Het gaat onder andere om de aanslag erfbelasting. [naam 1] heeft geen vordering ingesteld met betrekking tot deze kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 1] toegelicht dat deze informatie nodig is om de omvang van de nalatenschap vast te kunnen stellen.
5.113. De rechtbank gaat ervan uit dat de afwikkelingsbewindvoerder rekening houdt met alle kosten, dus ook met enige kosten die betrekking hebben op de afwikkeling van de nalatenschap in Spanje. De afwikkelingsbewindvoerder is nog bezig om de onroerende zaken in Spanje te laten taxeren en de tenaamstelling te regelen. Met de kosten die daarmee zijn gemoeid zal de afwikkelingsbewindvoerder ook rekening moeten houden.
Vordering op [naam 2] van € 455,00
5.114. [naam 1] stelt zich op het standpunt dat op de door de afwikkelingsbewindvoerder opgestelde boedelbeschrijving een vordering op [naam 2] ontbreekt tot terugbetaling van € 455,00 voor het vliegticket naar Spanje dat is betaald van de ervenrekening.
5.115. De afwikkelingsbewindvoerder heeft zich hier niet over uitgelaten.
5.116. [naam 2] betwist dat de nalatenschap een vordering op haar heeft van € 455,00. [naam 2] betoogt dat zij noodzakelijke beheerhandelingen heeft verricht en daarvoor onkosten heeft gemaakt, die ten laste van de nalatenschap komen. Zij licht dit als volgt toe. [naam 2] is naar de woning van erflaatster in Spanje gegaan om noodzakelijke beheerhandelingen te verrichten die niet konden worden uitgesteld, zoals bederfelijke spullen weggooien, de woning voor langere tijd goed afsluiten en de administratie van erflaatster meenemen zodat er inzage zou komen in de openstaande rekeningen om op die manier te voorkomen dat de woning bijvoorbeeld zou worden afgesloten van water en elektriciteit. [naam 2] betoogt dat het gebruikelijk is dat de kosten die gemaakt worden voor noodzakelijke beheerhandelingen vergoed worden uit de nalatenschap. De afwikkelingsbewindvoerder vond dit volgens [naam 2] ook redelijk, want zij heeft nooit verzocht om de kosten voor het vliegticket terug te betalen aan de nalatenschap. Als de afwikkelingsbewindvoerder dit had moeten doen dan had zij ook reis- en verblijftijd in rekening gebracht, aldus [naam 2] .
5.117. De rechtbank is van oordeel dat [naam 2] in Spanje noodzakelijke beheerhandelingen heeft verricht en daarvoor onkosten heeft gemaakt die ten laste van de nalatenschap komen. Dit brengt mee dat de nalatenschap geen vordering heeft op [naam 2] van € 455,00.
Vordering op [naam 3]
5.118. [naam 1] stelt dat de nalatenschap een vordering heeft op [naam 3] van € 25.000,00, omdat [naam 3] een bedrag van € 25.000,00 aan zichzelf zou hebben betaald zonder dat te verantwoorden.
5.119. De afwikkelingsbewindvoerder ziet geen onderbouwing voor deze vordering van [naam 1] . [naam 2] is niet bekend met een dergelijke vordering. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 2] nog naar voren gebracht dat [naam 3] inmiddels is overleden, zodat hij dit niet meer kan toelichten.
5.120. Nu [naam 1] haar vordering niet heeft onderbouwd, gaat de rechtbank hieraan voorbij. De afwikkelingsbewindvoerder hoeft dus geen rekening te houden met een vordering op [naam 3] .
Geschil met de belastingdienst
5.121. [naam 2] stelt dat rekening moet worden gehouden met het geschil met de belastingdienst over de omvang en de waarde van de nalatenschap van erflaatster. Zij betoogt dat de afwikkelingsbewindvoerder in de overgelegde berekeningen ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het geschil met de belastingdienst. [naam 2] heeft niet toegelicht of cijfermatig onderbouwd wat de afwikkelingsbewindvoerder anders moet doen.
5.122. De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 1] hebben zich hier niet over uitgelaten. De rechtbank gaat ervan uit dat de afwikkelingsbewindvoerder in de uiteindelijke berekeningen rekening houdt met de definitieve aangiftes en aanslagen erfbelasting.
Conclusie ten aanzien van de legitieme portie
5.123. De rechtbank kan bij de huidige stand van zaken de hoogte van de legitimaire aanspraak van [naam 1] nog niet vaststellen, omdat nog taxaties moeten plaatsvinden van de registergoederen in Spanje. Nadat de registergoederen in Spanje zijn getaxeerd, kan de afwikkelingsbewindvoerder op basis van het voorgaande en aan de hand van productie 20 bij de dagvaarding zelf de legitieme portie van [naam 1] berekenen. Daarom zal de rechtbank vordering V van de afwikkelingsbewindvoerder afwijzen.
Afgifte postzegelverzameling en roerende goederen
5.124. [naam 1] vordert veroordeling van [naam 2] om samen met [naam 1] over te gaan tot een verdeling van de postzegelverzameling uit de nalatenschap van erflater en tot afgifte van de roerende goederen die van [naam 1] zijn aan [naam 1] en van de goederen die tot de nalatenschap behoren aan de afwikkelingsbewindvoerder.
5.125. [naam 1] heeft haar vordering ingesteld tegen [naam 2] , een mede-gedaagde. Op grond van artikel 136 Rv kan een eis in reconventie slechts worden ingesteld tegen eiser (in conventie), in dit geval dus tegen de afwikkelingsbewindvoerder. Dit betekent dat [naam 1] niet ontvankelijk is in haar vordering in reconventie (vordering 14) jegens [naam 2] .
De legaten E en F en de hoogte van de opleg
5.126. Erflaatster heeft de woning aan de [straatnaam] aan [naam 2] gelegateerd (zie het testament onder E). Het legaat is bij akte van 8 september 2022 aan [naam 2] afgegeven. Daarbij heeft [naam 2] € 150.000,00 gestort op de kwaliteitsrekening van de notaris. Dit bedrag is de opleg als bedoeld in artikel E.9 van het testament.
5.127. Erflaatster heeft een bedrag van € 800.000,00 aan [naam 2] gelegateerd (zie testament onder F), verminderd met de waarde van het onder E vermelde registergoed (de woning aan de [straatnaam] ) indien [naam 2] dit legaat aanvaardt. Erflaatster heeft in het testament bepaald dat het bedrag van het legaat onder F nooit meer zal bedragen dan het saldo van haar nalatenschap.
5.128. De afwikkelingsbewindvoerder vordert de hoogte van het bedrag vast te stellen dat [naam 2] uit hoofde van opleg aan de nalatenschapsboedel verschuldigd is.
5.129. [naam 1] heeft ook vorderingen ingesteld die betrekking hebben op de legaten E en F. [naam 1] betoogt dat bij de berekening van de hoogte van het legaat in het testament onder F rekening moet worden gehouden met de verschuldigde erfbelasting, de schuld uit hoofde van de legitieme portie en een hogere waarde van de woning aan de [straatnaam] (vordering 3). De overige vorderingen van [naam 1] zien op de kosten van de afwikkelingsbewindvoerder die betrekking hebben op de afgifte van het legaat onder E (vorderingen 5, 6 en 7).
5.130. Over de vorderingen van [naam 1] moet eerst worden geoordeeld en beslist, voordat kan worden vastgesteld welk bedrag [naam 2] uit hoofde van opleg aan de nalatenschapsboedel verschuldigd is.
De waarde van de woning aan de [straatnaam]
5.131. De woning aan de [straatnaam] is in opdracht van de afwikkelingsbewindvoerder getaxeerd door [bedrijfsnaam 2] per 3 juni 2019 op een bedrag van € 410.000,00.
5.132. [naam 1] betoogt dat de waarde van de woning hoger is en onderbouwt dit als volgt. De WOZ-waarde bedroeg op 1 januari 2019 € 541.000,00 en op 1 januari 2020 € 578.000,00. Hier is geen bezwaar tegen gemaakt. De waarde is dus minstens € 550.000,00. Bovendien heeft [naam 2] de woning aan de [straatnaam] op 8 mei 2023 voor € 595.000,00 verkocht. [naam 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren gebracht dat de waardebepaling zoals in F onder 1 van het testament nietig is, omdat artikel 4:6 BW een bepaling bevat over de waarde van de goederen van de nalatenschap.
5.133. De afwikkelingsbewindvoerder stelt zich op het standpunt dat [naam 1] aan het taxatierapport is gebonden omdat het testament een duidelijke waarderingsregeling geeft en de afwikkelingsbewindvoerder de waarde conform het testament heeft laten bepalen.
5.134. [naam 2] is akkoord met de getaxeerde waarde. De afwikkelingsbewindvoerder heeft een NWWI-taxatie laten verrichten. Op bladzijde 15 van het taxatierapport is opgenomen dat de gemeente is geraadpleegd, zodat de taxateur volgens [naam 2] waarschijnlijk wel heeft gekeken naar de WOZ-waarde. De WOZ-waarde is niet gelijk aan de vrije verkoopwaarde en door ligging, kavelindeling en staat van onderhoud is dit geen courante woning, aldus [naam 2] .
5.135. De rechtbank is van oordeel dat voor de waarde van de woning aan de [straatnaam] moet worden uitgegaan van een bedrag van € 410.000,00 en motiveert dit als volgt.
5.136. Artikel 4:6 BW bepaalt dat in Boek 4 BW onder de waarde van de goederen van de nalatenschap wordt verstaan de waarde van die goederen op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van de erflater. De rechtbank is van oordeel dat artikel F.1 van het testament van erflaatster niet in strijd is met artikel 4:6 BW. In artikel F.1 van het testament is bepaald dat de waarde wordt vastgesteld door een door de executeur aan te wijzen deskundige. Dit is gebeurd. De afwikkelingsbewindvoerder heeft het taxatierapport overgelegd, waarin de marktwaarde (de waarde in het economisch verkeer) is bepaald. Een afwijkende WOZ-waarde is onvoldoende om te concluderen dat de taxatie onbetrouwbaar of onjuist is. Niet is gebleken dat de taxateur niet de waarde in het economisch verkeer op de datum van overlijden van erflaatster heeft vastgesteld.
Berekening legaat onder F
5.137. [naam 1] vordert te verklaren voor recht dat (i) het definitieve bedrag aan erfbelasting, (ii) het definitieve bedrag aan legitieme portie en (iii) de hogere waarde van de [straatnaam] van € 550.000,00, in mindering strekken van het saldo van de nalatenschap op basis waarvan de hoogte van het geldlegaat van € 800.000,00 wordt berekend, zoals vermeld in het testament van erflaatster in artikel F (vordering 3).
5.138. De afwikkelingsbewindvoerder en [naam 2] voeren verweer tegen deze vordering, voor zover de vordering ziet op de waarde van de woning aan de [straatnaam] . Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat voor de waarde van de woning aan de [straatnaam] moet worden uitgegaan van een bedrag van € 410.000 (zie 5.135 en 5.136), zodat dit gedeelte van de gevorderde verklaring voor recht moet worden afgewezen.
5.139. De afwikkelingsbewindvoerder stelt zich op het standpunt dat voor wat betreft de berekening van de waarde van het legaat onder F in het testament abusievelijk wordt verwezen naar artikel 4:7 lid 2 BW. Dit moet volgens de afwikkelingsbewindvoerder artikel 4:7 lid 1 BW zijn, waarin staat vermeld wat de schulden van de nalatenschap zijn. Lid 2 gaat over de rangorde en wijze van voldoening van de schulden van de nalatenschap. Ter onderbouwing heeft de afwikkelingsbewindvoerder een brief van 20 juni 2024 overgelegd van mr. J. van der Zande van Westport Notarissen, waarin mr. Van der Zande bevestigt dat sprake is van een verschrijving bij het opmaken van het testament en dat het artikel 4:7 lid 1 BW moet zijn in plaats van artikel 4:7 lid 2 BW. [naam 1] en [naam 2] hebben dit vervolgens niet weersproken, zodat dit tussen partijen vast staat.
5.140. De erfbelasting is op grond van artikel 4:7 lid 1 sub e BW een schuld van de nalatenschap en de legitieme portie is op grond van artikel 4:7 lid 1 sub g BW een schuld van de nalatenschap. Omdat het testament van erflaatster een verschrijving bevat heeft [naam 1] belang bij haar vordering en zal de rechtbank om onduidelijkheid te voorkomen de gevorderde verklaring voor recht toewijzen, behalve ten aanzien van de hogere waarde van de [straatnaam] .
De kosten van de afwikkelingsbewindvoerder m.b.t. de afgifte van het legaat onder E
5.141. [naam 1] vordert te verklaren voor recht dat de kosten die de afwikkelingsbewindvoerder heeft gemaakt met betrekking tot het opstellen en doen passeren van de akte afgifte legaat omtrent [adres 3] te [plaats 4] , geen kosten van executele zijn en/althans kosten zijn die voor rekening komen van [naam 2] . Verder vordert [naam 1] [naam 2] te veroordelen deze kosten aan [naam 1] of aan de nalatenschap van erflaatster te betalen. Volgens de afwikkelingsbewindvoerder bedragen deze kosten € 1.577,13.
5.142. De afwikkelingsbewindvoerder betoogt dat de notariële kosten op grond van het testament ten laste van [naam 2] komen en dat de werkzaamheden die de afwikkelingsbewindvoerder heeft verricht om tot afgifte van het legaat te komen kosten zijn van executele en ten laste van de nalatenschap komen. De afwikkelingsbewindvoerder stelt zich verder op het stand punt dat [naam 1] niet het recht heeft om een vordering tot betaling van die kosten in te stellen, omdat de afwikkelingsbewindvoerder daartoe privatief bevoegd is. [naam 2] heeft geen verweer gevoerd.
5.143. Hoewel de afwikkelingsbewindvoerder de kosten verbonden aan de afgifte van het legaat heeft gemaakt in de uitoefening van zijn taak, is de rechtbank van oordeel dat deze kosten op grond van het testament van erflaatster voor rekening van [naam 2] komen. In artikel E.6.b van het testament heeft erflaatster immers bepaald dat overige kosten ter zake de afgifte van het legaat voor rekening van de legataris komen. Artikel E.6.b luidt: “
De kadastrale, notariële en overige kosten ter zake van de afgifte van het legaat zijn voor rekening van de legataris.
5.144. Het voorgaande brengt mee dat de gevorderde verklaring voor recht (vordering 5 van [naam 1] ) zal worden toegewezen. De afwikkelingsbewindvoerder heeft inzage gegeven in de kosten die gemoeid waren met de afgifte van dit legaat, zodat vordering 6 van [naam 1] wegens gebrek aan belang zal worden afgewezen.
5.145. [naam 1] heeft haar vordering 7 ingesteld tegen [naam 2] , een mede-gedaagde. Op grond van artikel 136 Rv kan een eis in reconventie slechts worden ingesteld tegen eiser (in conventie), in dit geval dus tegen de afwikkelingsbewindvoerder. Dit betekent dat [naam 1] niet-ontvankelijk is in haar vordering in reconventie (vordering 7) jegens [naam 2] .
De hoogte van de opleg
5.146. Om vast te kunnen stellen wat het bedrag is dat [naam 2] uit hoofde van opleg aan de nalatenschapsboedel verschuldigd is, moet eerst de hoogte van de legitieme portie en de omvang van de nalatenschap worden vastgesteld en vervolgens moet worden berekend wat het (eventuele) tekort is in de nalatenschap om de legitieme portie te betalen. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen kan de rechtbank de hoogte van de legitimaire aanspraak van [naam 1] nog niet vaststellen, omdat nog taxaties moeten plaatsvinden van de registergoederen in Spanje. Nadat deze registergoederen zijn getaxeerd kan de afwikkelingsbewindvoerder ook de omvang van de nalatenschap vaststellen.
5.147. Pas als de afwikkelingsbewindvoerder de legitimaire aanspraak van [naam 1] en de omvang van de nalatenschap heeft berekend, kan de afwikkelingsbewindvoerder de hoogte van de opleg berekenen. Daarbij moet de afwikkelingsbewindvoerder rekening houden met de waarde van de legaten en met alle kosten. De afwikkelingsbewindvoerder kan de hoogte van de opleg te zijner tijd zelf berekenen. Daarom wordt de vordering van de afwikkelingsbewindvoerder die betrekking heeft op de opleg afgewezen.
Geldvordering van € 57.429,00
5.148. [naam 1] vordert veroordeling van de afwikkelingsbewindvoerder tot betaling aan [naam 1] van een bedrag van € 57.429,00, te vermeerderen met rente.
5.149. [naam 1] legt hieraan het volgende ten grondslag. De afwikkelingsbewindvoerder heeft een vordering van [naam 1] en [naam 2] op de nalatenschap opgenomen van in totaal € 114.858,00. [naam 1] stelt dat de helft van dit bedrag aan haar toekomt. Het betreft een schuld van de nalatenschap als bedoeld in artikel 4:7 sub a BW. [naam 1] heeft schade geleden doordat de afwikkelingsbewindvoerder nog niet heeft betaald en vordert daarom wettelijke rente.
5.150. [naam 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat dit gaat om voorgeschoten erfbelasting in de nalatenschap van erflater.
5.151. De afwikkelingsbewindvoerder betwist dat [naam 1] een opeisbare vordering heeft op de nalatenschap. Het betreffen volgens de afwikkelingsbewindvoerder kennelijk onverdeelde vorderingsrechten, zodat [naam 1] deze niet op eigen naam kan uitwinnen. Niet is gebleken dat [naam 1] namens de eenvoudige gemeenschap vorderingen heeft ingesteld jegens de afwikkelingsbewindvoerder. Daarom is zij niet-ontvankelijk in haar vordering. Bovendien geldt dat ‘interne’ vorderingen betrokken moeten worden in de verdeling van de nalatenschap. De afwikkelingsbewindvoerder beroept zich op het recht om de vorderingen te verrekenen met de vorderingen van de nalatenschap op [naam 1] . Ten slotte onderbouwt [naam 1] niet wat de grondslag is voor haar vordering en is niet gebleken dat sprake is van verzuim, aldus de afwikkelingsbewindvoerder.
5.152. De rechtbank zal de vordering als ongegrond afwijzen. [naam 1] heeft niet gesteld of toegelicht waarom dit bedrag opeisbaar is en waarom de uitbetaling of verrekening niet bij de uiteindelijke verdeling van de nalatenschap meegenomen kan worden. De afwikkelingsbewindvoerder moet de vordering te zijner tijd bij de verdeling van de nalatenschap aan [naam 1] voldoen of verrekenen.
Verstrekken van informatie door de afwikkelingsbewindvoerder
5.153. [naam 1] vordert veroordeling van de afwikkelingsbewindvoerder tot het verstrekken van inzage in de bankafschriften van de volgende bankrekeningen, voor zover deze nog verkrijgbaar zijn, althans over een periode van tien jaar voorafgaande aan het overlijden van erflaatster:
  • ING: [bankrekening 1] ;
  • ING: [bankrekening 2] ;
  • Rabobank: [bankrekening 3] ;
  • Rabobank: [bankrekening 4] ;
  • Rabobank: [bankrekening 5] ;
  • de rekening-courant waarop het aandeel van erflaatster in de huuropbrengsten werd
overgeboekt;
alsmede inzage in de administratie van de huuropbrengsten zoals [naam 3] die moet hebben bijgehouden vanaf 1993 dan wel de jaarlijkse rekeningen en verantwoording van [naam 3] en welke administratie bij de afwikkelingsbewindvoerder dan wel [naam 2] aanwezig is althans behoort te zijn.
5.154. [naam 1] vordert op grond van artikel 4:78 BW informatie die zij nodig heeft om haar legitieme portie te berekenen. Omdat erflaatster huurinkomsten ontving en een vast bedrag aan maandgeld kreeg van de bewindvoerder, negen ton heeft ontvangen van [naam 2] en er bij haar overlijden slechts banktegoeden waren van € 54.398, is het aannemelijk dat erflaatster schenkingen heeft gedaan, zo stelt [naam 1] .
5.155. [naam 1] is legitimaris en erfgenaam en heeft daarom geen recht op informatie op grond van artikel 4:78 BW. Artikel 4:78 BW is immers van toepassing als een legitimaris geen erfgenaam is. Wel heeft [naam 1] als deelgenoot recht op informatie op grond van artikel 3:166 lid 3 BW
.
5.156. Een paar dagen voor de mondelinge behandeling heeft de afwikkelingsbewindvoerder bij akte e-mailberichten van 13 en 14 november 2024 overgelegd, waaruit blijkt dat de volgende stukken aan [naam 1] zijn verstrekt:
 de aangiften inkomstenbelasting 2010 t/m 2019;
 de door [naam 3] opgestelde overzichten over de jaren 2010 t/m 2017;
 de bankafschriften, voor zover beschikbaar.
5.157. De rechtbank leidt hieruit af dat [naam 1] hiermee de door haar gevorderde stukken heeft ontvangen. Nu de afwikkelingsbewindvoerder uitvoering heeft gegeven aan deze vordering, zal de rechtbank deze vordering afwijzen.
5.158. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 1] naar voren gebracht dat uit de bankafschriften en de aangiften inkomstenbelasting van erflaatster blijkt dat erflaatster giften aan [naam 2] heeft gedaan. [naam 1] heeft de rechtbank gevraagd om een akte te mogen nemen om op de informatie van de afwikkelingsbewindvoerder te mogen reageren. Ook bij voormeld B16-formulier heeft [naam 1] verzocht een akte te mogen nemen, omdat net voor de mondelinge behandeling door de afwikkelingsbewindvoerder veel stukken zijn overgelegd die van belang zijn voor de (vaststelling van de) hoogte van de legitieme portie.
5.159. De rechtbank is van oordeel dat dit, gelet op de goede procesorde in dit stadium van het geding niet meer toelaatbaar is. Bovendien is de procedure na de mondelinge behandeling op verzoek van partijen acht weken aangehouden en heeft [naam 1] haar eis niet vermeerderd. In het geval volgens [naam 1] duidelijk uit deze stukken blijkt dat erflaatster giften aan [naam 2] heeft gedaan, kan [naam 1] dit aan de afwikkelingsbewindvoerder voorleggen zodat de afwikkelingsbewindvoerder bij de berekening van de legitieme portie zo nodig rekening kan houden met die giften.
Vaststelling dan wel verdeling van de nalatenschap
5.160. [naam 2] vordert te bepalen dat de nalatenschap van erflaatster moet worden vastgesteld conform haar voorstel, dan wel een zodanige verdeling vast te stellen als de rechtbank juist acht.
5.161. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster (zie 5.24 en 5.25), is de afwikkelingsbewindvoerder op grond van het testament en de wet bevoegd om de nalatenschap te verdelen en mag de afwikkelingsbewindvoerder de verdeling geheel zelfstandig tot stand brengen, zonder medewerking van de erfgenamen. Voor zover er geschilpunten zijn voor wat betreft de berekening van de legitieme portie en de opleg heeft de rechtbank daarover zo mogelijk geoordeeld en beslist in conventie.
5.162. Het voorgaande brengt mee dat vorderingen 1 en 2 van [naam 2] zullen worden afgewezen.
Werkzaamheden afwikkelingsbewindvoerder inzake geschil met [naam 1]
5.163. [naam 2] vordert veroordeling van de afwikkelingsbewindvoerder om inzage te geven in de verrichte werkzaamheden en de in rekening gebrachte kosten die zagen op het geschil tussen de afwikkelingsbewindvoerder en [naam 1] in 2021, dan wel deze kosten te begroten op € 10.000,00 en dit als vordering op [naam 1] van de nalatenschap bij het bepalen van de omvang en de waarde van de nalatenschap en het bepalen van de legitieme portie mee te nemen.
5.164. [naam 2] legt hieraan ten grondslag dat niet alle door de afwikkelingsbewindvoerder en de advocaat van de afwikkelingsbewindvoerder verrichte werkzaamheden ten laste van de nalatenschap moeten komen. Volgens [naam 2] moet onderscheid worden gemaakt tussen noodzakelijke en gebruikelijke werkzaamheden en kosten die nodeloos zijn gemaakt omdat [naam 1] weigert haar medewerking te verlenen aan een spoedige afwikkeling van de nalatenschap.
5.165. De rechtbank is met de afwikkelingsbewindvoerder van oordeel dat de kosten van de afwikkelingsbewindvoerder op grond van artikel 4:7 lid 1 sub d BW ten laste van de nalatenschap komen. De rechtbank ziet in wat [naam 2] naar voren heeft gebracht geen aanleiding om hiervan af te wijken. Dit brengt mee dat vordering 3 van [naam 2] zal worden afgewezen.
De kosten met betrekking tot deze procedure
5.166. [naam 2] vordert veroordeling van de afwikkelingsbewindvoerder om inzage te geven in de gemaakte buitengerechtelijke en de gemaakte en nog te maken gerechtelijke kosten die betrekking hebben op deze procedure dan wel deze te begroten op € 20.000,00 en dit als vordering op [naam 1] van de nalatenschap bij het bepalen van de omvang en de waarde van de nalatenschap en het bepalen van de legitieme portie mee te nemen. Verder vordert [naam 2] [naam 1] te veroordelen in de buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten van deze procedure en deze te bepalen op € 20.000,00 dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
5.167. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen (zie 5.165) komen de kosten van de afwikkelingsbewindvoerder op grond van artikel 4:7 lid 1 sub d BW ten laste van de nalatenschap. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken.
5.168. In de omstandigheid dat dit een erfrechtgeschil is, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te verdelen, in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank:
in de incidenten
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
in conventie
6.3.
stelt de verdeling van de woning aan de [adres 1] te Den Haag (hierna: de woning) als volgt vast:
de woning zal tegen een door de afwikkelingsbewindvoerder aan te wijzen taxateur vastgestelde waarde worden toegedeeld aan [naam 1] , onder de opschortende voorwaarde dat zij uiterlijk drie maanden na de taxatie aantoont dat zij in staat is de benodigde financiering te verkrijgen om de volle eigendom van de woning te verkrijgen en dus de schuld wegens overbedeling te kunnen voldoen;
indien niet aan voormelde opschortende voorwaarde wordt voldaan, zal de afwikkelingsbewindvoerder de woning verkopen en leveren aan een derde;
6.4.
verklaart voor recht dat het depot op de kwaliteitsrekening van notariskantoor Matzinger Eversdijk Notarissen van in oorsprong € 277.274,00 geheel aan [naam 1] toekomt, alsook dat de negatieve/postitieve rente geheel voor rekening van/ten voordele van [naam 1] komt, en dat de nalatenschapsboedel gehouden is de helft van de verschuldigde depotkosten te voldoen en [naam 1] de andere helft;
6.5.
verklaart voor recht dat de op het overzicht (productie 19 bij de dagvaarding) aangeduide registergoederen met de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 8 en 9 toekomen aan [naam 2] en de nummers 6 en 7 aan [naam 1] ;
6.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft 6.3 uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.8.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie I
6.9.
verklaart voor recht dat het definitieve bedrag aan erfbelasting en het definitieve bedrag aan legitieme portie in mindering strekken van het saldo van de nalatenschap op basis waarvan de hoogte van het geldlegaat van € 800.000,00 wordt berekend, zoals vermeld in het testament van erflaatster in artikel F;
6.10.
verklaart voor recht dat de kosten die de afwikkelingsbewindvoerder heeft gemaakt met betrekking tot het opstellen en doen passeren van de akte afgifte legaat omtrent [adres 3] te [plaats 4] , geen kosten van executele zijn en kosten zijn die voor rekening komen van [naam 2] ;
6.11.
verklaart [naam 1] niet-ontvankelijk in haar vorderingen 2, 7 en 14;
6.12.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.13.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie II
6.14.
wijst de vorderingen af;
6.15.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Alink en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025. [4]

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 650/2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring
2.Asser/Perrick 3-V 2023/181; Asser/Perrick 4 2021/743.
3.Autar e.a. (red.), mr. T.M. Subelack en mr. R.J. ter Rele, Compendium Erfprocesrecht, p. 616, Den Haag: Sdu 2021.
4.type: 2339