ECLI:NL:RBROT:2022:5371

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
9300110 \ CV EXPL 21-21834
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over kostenverdeling bij nalatenschap en legitieme portie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de erfgenamen van een overleden vader en moeder. De vader overleed op 26 november 2014 en benoemde zijn vrouw tot erfgename, met een legaat voor zijn kinderen. De moeder overleed op 11 mei 2018 en benoemde [gedaagde 1] als erfgenaam en [gedaagde 2] als executeur. [eiser] heeft aanspraak gemaakt op zijn legitieme portie en de betaling van een legaat. De partijen hebben geprobeerd tot een onderlinge schikking te komen, maar zijn het oneens over de kosten van de notaris die hierbij betrokken zou moeten worden. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de kosten van de notaris niet ten laste komen van de nalatenschap, maar dat [eiser] en [gedaagde 1] ieder de helft van deze kosten moeten dragen, mits zij tot overeenstemming komen. De zaak is aangehouden voor verdere schriftelijke uitlatingen van partijen over hun overeenstemming.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9300110 \ CV EXPL 21-21834
uitspraak: 1 juli 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. E.B. van den Ouden,
tegen

1..[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
gedaagde,
eerder bijgestaan door: mr. C. Romeijn,
nu bijgestaan door: mr. H.L. Verweel,

2..[gedaagde 2],

wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna “[eiser], “[gedaagde 1]” en “[gedaagde 2]” genoemd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud “[gedaagde 2] c.s.” genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 juni 2021, met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde 1], met bijlagen;
  • de e-mail van [gedaagde 2] van 3 augustus 2021;
  • de repliek;
  • de e-mail van [gedaagde 2] van 25 oktober 2021;
  • de dupliek;
  • het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van [eiser] van 4 februari 2022, met bijlage.
1.2.
Op 18 februari 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. De kantonrechter heeft de zaak vervolgens aangehouden, opdat partijen de mogelijkheid konden beproeven om alsnog tot een onderlinge overeenstemming te komen.
Hierna zijn de volgende stukken ingediend:
  • de akte uitlating van [eiser];
  • de akte uitlating van [gedaagde 1].

2..De feiten

2.1.
Op 26 november 2014 is [naam 1] (hierna: de vader) overleden. Ten tijde van zijn overlijden was hij gehuwd met [naam 2] (hierna: de moeder). Uit hun huwelijk zijn twee kinderen geboren, respectievelijk [eiser] en [gedaagde 1].
2.2.
In zijn testament van 8 juli 2020 heeft de vader de moeder tot zijn enige (bezwaarde) erfgename benoemd. Daarnaast legateerde hij, ten laste van de moeder, aan ieder van zijn kinderen een bedrag in contanten gelijk aan het bedrag van de vrijstelling voor de heffing van de erfbelasting ten tijde van zijn overlijden (€ 19.868,00 in het jaar 2014). Genoemd bedrag is rentedragend over de periode dat het niet uitbetaald is middels een enkelvoudige rente als in zijn testament nader omschreven.
2.3.
De vader heeft de moeder tot executeur benoemd. De moeder is vervolgens als executeur opgetreden.
2.4.
Op 11 mei 2018 is de moeder overleden. In haar testament van 24 november 2015 heeft de moeder [gedaagde 1] tot haar enig erfgenaam benoemd. Daarnaast heeft zij [gedaagde 2] tot executeur benoemd.
2.5.
[gedaagde 1] heeft de nalatenschap van de moeder zuiver aanvaard. [gedaagde 2] treedt als executeur op.
2.6.
Bij brief van 19 oktober 2018 en deurwaardersexploot van 25 oktober 2018 heeft
[eiser] tegenover [gedaagde 1] een beroep gedaan op de legitieme portie in beide nalatenschappen. Daarnaast heeft [eiser] tegenover [gedaagde 1] aanspraak gemaakt op het aan hem gelegateerde bedrag van € 19.868,00 (zie 2.2), vermeerderd met een bedrag van € 6.675,65 aan vervallen rente (berekend tot 26 november 2018).
2.7.
[gedaagde 1] heeft een bedrag van € 19.868,00 aan [eiser] betaald.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] eist, samengevat:
a. primair: [gedaagde 2] c.s. te verplichten tot het afleggen van rekening en verantwoording over het beleid met betrekking tot de beide nalatenschappen van zowel de vader als de moeder voornoemd en meer specifiek op de wijze zoals onder randnummer 8 van de dagvaarding omschreven, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag dat [gedaagde 2] c.s. na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijft;
b. subsidiair: [gedaagde 2] c.s. te verplichten tot het afgeven van een boedelbeschrijving, de nalatenschap van de overleden ouders van partijen betreffende, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag dat [gedaagde 2] c.s. na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijven;
c. en tevens [gedaagde 1] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen de enkelvoudige rente, berekend over bovengemeld legaat ten bedrage van € 19.868,00, vanaf 26 november 2014 tot 26 februari 2021 ter grootte van € 9.757,33, te verhogen met de rente ad 8,4% per jaar gerekend vanaf 26 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
d. [gedaagde 2] c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. [gedaagde 2] heeft de benoeming van executeur aanvaard en is uit dien hoofde verplicht om
[eiser], als legitimaris, op een zodanige wijze te informeren (en inzage te verstrekken), dat hij middels die inzage en informatievoorziening over de informatie komt te beschikken die hij voor een berekening van zijn legitieme portie noodzakelijk acht (zie artikel 4:78 lid 1 BW). Zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 1] heeft het voorgaande niet (naar behoren) gedaan en weigeren het ook te doen, aldus [eiser].
3.3.
[gedaagde 2] c.s. zijn het niet eens met de eis. Op hetgeen zij daartoe aanvoeren, wordt in de beoordeling - indien en voor zover van belang - nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[eiser] en [gedaagde 1] hebben middels hun akte uitlating aan de kantonrechter laten weten dat zij nagenoeg volledig overeenstemming hebben bereikt over de wijze waarop zij het onderhavige geschil trachten op te lossen. Zo hebben zij overeenstemming bereikt over het feit dat een notaris het proces zal begeleiden, die eveneens zal kijken naar de vraagstelling die aan dat verzoek ten grondslag zal liggen. Partijen verschillen echter principieel van mening over het kostenaspect en hebben zich daarop opnieuw tot de kantonrechter gewend met het uitdrukkelijke verzoek zich hierover uit te laten.
4.1.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de vraag of de nalatenschap van de vader nu positief of negatief zal uitvallen [eiser] niet raakt, omdat hij recht heeft op een bedrag ter grootte van de destijds geldende vrijstelling ter zake van de
erfbelasting. Nu [gedaagde 1] die nalatenschap zuiver aanvaard heeft, dient hij voor de kosten op te komen. In de nalatenschap van de moeder geldt dat [eiser] recht heeft op een bedrag in contanten ter grootte van zijn legitieme portie. De kosten dienen ten laste te komen van die nalatenschap, verminderen de legitieme massa en dat zou betekenen dat [eiser] alsdan een lager bedrag zou ontvangen. Immers, de kosten van de (informele) vereffening en boedelbehandeling zijn schulden van de nalatenschap, aldus [eiser].
4.1.2.
[gedaagde 1] meent dat, nu partijen in een fase zijn waarin zij trachten in der minne tot een oplossing te komen, het redelijk is dat zij, in eerste instantie, de kosten verbonden aan de bemiddeling van de betreffende notaris, en eventuele overige kosten, op 50/50-basis dragen en dat uiteindelijk, gegeven de standpunten die partijen innemen, de kosten voor rekening komen van degene die overwegend in het ongelijk wordt gesteld, zulks te bepalen door de notaris.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat niet alle nalatenschapsschulden meetellen voor de legitimaire massa. De reden hiervoor is dat nalatenschapsschulden een rangorde kennen en de legitieme portie zelf ook een schuld van de nalatenschap is (zie artikel 4:65 BW in verbinding met artikel 4:7 lid 1 onder g BW).
4.4.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de (notaris-)kosten die partijen in het kader van hun overeenstemming (zullen) maken, ten laste komen van de nalatenschappen van de vader en/of de moeder.
De kantonrechter volgt deze redenering van [eiser] niet, omdat de kosten van executele - beide nalatenschappen zijn of worden afgewikkeld door een executeur -
nietin mindering worden gebracht op de legitimaire massa (zie artikel 4:65 BW gelezen in samenhang met artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder d BW).
4.5.
[eiser] geeft terecht te kennen dat kosten van (informele) vereffening en boedelbehandeling nalatenschapsschulden zijn (zie artikel 4:7 lid 1 onder c BW), maar nergens blijkt dat ten aanzien van de onderhavige nalatenschappen sprake is van (informele) vereffening. Immers, op grond van artikel 4:202 BW is van vereffening alleen sprake indien 1) een of meer erfgenamen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard óf 2) de rechtbank een vereffenaar heeft benoemd. Niet is gesteld of gebleken dat een van deze situaties zich hier voordoet.
4.6.
Het gegeven dat partijen in onderling overleg (mogelijk) een notaris willen aanstellen, maakt het voorgaande niet anders. Het doorbreekt de uiterste wil van de vader en/of de moeder namelijk niet. Aan de executeur, in dit geval [gedaagde 2], komt een zekere discretionaire bevoegdheid toe om derden in te schakelen ter ondersteuning van hem in de executele. Uiteraard komt een onderling bereikte overeenstemming daarover ten goede aan een harmonieuze en voortvarende nalatenschapsafwikkeling, maar de kosten die daarmee gemoeid zijn tellen dus niet mee voor de legitimaire massa.
4.7.
In de omstandigheid dat alle partijen vragen hebben over de afwikkeling van de nalatenschappen (zo is ter zitting gebleken dat [gedaagde 1] zich afvraagt hoe de rentevordering van [eiser] (zie 2.2.) berekend moet worden), en belangrijker nog: partijen een notaris wensen in te schakelen in het kader van (een poging om te komen tot) een overeenstemming, komt de kantonrechter het, met inachtneming van al hetgeen hiervoor is overwogen, redelijk voor dat [eiser] en [gedaagde 1] ieder de helft van de kosten van de notaris (en eventuele overige bemiddelingskosten) betaalt én draagt. Tegen deze achtergrond is het immers ook nog maar de vraag of een door partijen aangestelde notaris te zijner tijd kan beslissen over “een (overwegend) in het ongelijk gestelde partij”.
4.8.
Aangezien partijen de kantonrechter uitdrukkelijk hebben verzocht om een oordeel te geven over het kostenaspect (zie 4.1.), zal de kantonrechter nu (nog) niet nader oordelen over de eisen van [eiser]. De zaak wordt eerst verwezen naar de rolzitting van donderdag 25 augustus 2022, opdat partijen in de gelegenheid worden gesteld om zich schriftelijk uit te laten over de vraag of, en zo ja, op welke wijze, zij tot een onderlinge overeenstemming zijn gekomen.
4.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [eiser] en [gedaagde 1], maar alléén in het geval dat partijen onderling volledig tot overeenstemming zijn gekomen over de wijze waarop zij het onderhavige geschil willen oplossen, in de kosten van de notaris en eventuele overige (bemiddelings-)kosten die voortvloeien uit de tussen partijen bereikte overeenstemming, in die zin dat [eiser] en [gedaagde 1] ieder de helft van deze kosten betaalt én draagt;
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 25 augustus 2022 te 15:30 uur, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om zich schriftelijk uit te laten over de vraag of, en zo ja, op welke wijze, zij tot een onderlinge overeenstemming zijn gekomen;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
44240