ECLI:NL:RBDHA:2025:6044
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op grond van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 16 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag volgens de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft.
De rechtbank overweegt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft omtrent asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland op 29 november 2024 een verzoek om terugname bij Frankrijk ingediend, dat door Frankrijk op 13 december 2024 is aanvaard. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij eerder uit de opvang in Frankrijk is gezet en dat er signalen zijn dat Dublinclaimanten in Frankrijk geen onderdak krijgen. Hij stelt dat hij een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in Frankrijk.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat er geen structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem van Frankrijk. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat hij niet kan rekenen op hulp van de Franse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser kan worden overgedragen aan Frankrijk, zonder recht op vergoeding van proceskosten.