ECLI:NL:RBDHA:2025:5681

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
NL25.8902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 4 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 24 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Zwitserland gedaan, dat is aanvaard. Eiser betoogt dat Nederland verantwoordelijk is, maar de rechtbank oordeelt dat de minister op basis van Eurodac mag uitgaan van de gegevens die aangeven dat Zwitserland verantwoordelijk is. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat er een reëel risico op onmenselijke behandeling bestaat bij overdracht aan Zwitserland. De rechtbank bevestigt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat de minister mag vertrouwen op de naleving van mensenrechtenverdragen door andere lidstaten. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van systeemfouten in het asiel- en opvangsysteem in Zwitserland. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser kan worden overgedragen aan Zwitserland, zonder recht op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8902

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B. Anik),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
5. Eiser betoogt dat niet Zwitserland, maar Nederland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. Daarnaast heeft eiser vingerafdrukken in Spanje afgestaan en zijn foto’s van hem gemaakt.
5.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit Eurodac blijkt niet van een registratie van een asielaanvraag in Spanje door eiser. De minister mag uitgaan van de gegevens die uit Eurodac komen en dat deze juist zijn. [2] Ook anderszins heeft eiser zijn betoog niet nader onderbouwd. De autoriteiten van Zwitserland zijn bovendien akkoord gegaan met het verzoek om terugname, waardoor de verantwoordelijkheid van Zwitserland vast is komen te staan.
Verzet het arrest Jawo zich tegen de overdracht van eiser aan Zwitserland?
6. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest zal lopen bij een overdracht. Gelet op de verklaringen van eiser in het aanmeldgehoor heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een gevaar loopt in Italië [3] . Dit zal voor eiser leiden tot een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie. [4]
6.1.
In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat de minister er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in dit geval Zwitserland dit niet doet. Daarvoor kan eiser objectieve informatie over de werking van het asielstelsel in Zwitserland overleggen. Daarnaast kan eiser feiten stellen of verklaringen afleggen over zijn ervaringen in Zwitserland die aanknopingspunten bieden dat de asielprocedure en/of opvangvoorzieningen in Zwitserland systeemfouten bevatten. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal, in geval eiser aannemelijk maakt dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzondere hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [5]
6.2
Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in een uitspraak van 3 juni 2024 geoordeeld dat ten aanzien van Zwitserland mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [6] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft die uitspraak, met overname van de overwegingen van die uitspraak over het interstatelijk vertrouwensbeginsel, bevestigd. [7] In hetgeen eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding daar nu anders over te oordelen. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat in Zwitserland sprake is van een situatie waardoor ernstig moet worden gevreesd dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor asielzoekers daar systeemfouten bevatten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van 4 van het Handvest, waardoor er niet langer mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Mocht eiser problemen ervaren, dan kan eiser zich wenden tot de Zwitserse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen bij voorbaat zinloos is of dat deze mogelijkheid er voor eiser niet zal zijn. De stelling van eiser dat het voor hem onmogelijk was om te klagen over een mogelijke detentie na terugkeer naar Zwitserland slaagt daarom niet en is door eiser niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser mag overgedragen worden aan Zwitserland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ABRvS 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:74 en ABRvS 12 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2484.
3.De rechtbank begrijpt: Zwitserland.
4.Eiser wijst in dit verband op het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218.
5.Zie het arrest Jawo (noot 3), punten 80-81, 83-85 en 91-93.
6.Rb. Den Haag, zp Arnhem 3 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8659.
7.ABRvS 12 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2858.