ECLI:NL:RBDHA:2025:5590
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiser, die een beroep had ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De minister had dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Duitsland als verantwoordelijke lidstaat werd aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek zonder zitting heeft gesloten.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, die stelde dat de minister ten onrechte Duitsland als verantwoordelijke lidstaat had aangewezen. Eiser betoogde dat Nederland zelf verantwoordelijk was geworden voor de behandeling van zijn asielaanvraag, omdat de minister niet tijdig een correct overnameverzoek had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had aangenomen dat Duitsland verantwoordelijk was, op basis van de Eurodac-registratie die aangaf dat eiser in Duitsland was geregistreerd als asielzoeker.
Eiser voerde ook aan dat een overdracht aan Duitsland in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM, gezien zijn medische omstandigheden. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat een overdracht aan Duitsland zou leiden tot onomkeerbare gevolgen voor zijn gezondheid. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser kon worden overgedragen aan Duitsland, zonder recht op vergoeding van proceskosten.