ECLI:NL:RBDHA:2025:5453
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Omgevingsvergunning voor het veranderen van een appartementencomplex in Den Haag met betrekking tot welstand, woon- en leefklimaat en parkeren
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is verleend voor het veranderen van een appartementencomplex. De vergunninghouder had een aanvraag ingediend voor het toevoegen van een extra bouwlaag met 10 appartementen aan het bestaande complex. Het college had het bezwaar van de eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, waarna de eisers beroep instelden. De rechtbank heeft de zaak op 25 maart 2025 behandeld.
De rechtbank oordeelde dat de eisers, die zich verzetten tegen de vergunning, niet allemaal als belanghebbenden konden worden aangemerkt. Drie van de eisers werden niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet op een zodanige afstand van het bouwplan woonden dat zij gevolgen van enige betekenis ondervonden. De overige eisers werden wel als belanghebbenden erkend.
De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van de eisers beoordeeld, waaronder de strijd met het bestemmingsplan, de gevolgen voor het woon- en leefklimaat, en de parkeernormen. De rechtbank concludeerde dat het college de omgevingsvergunning op zorgvuldige wijze had verleend en dat er geen strijd was met de redelijke eisen van welstand. De rechtbank oordeelde dat de bezwaren van de eisers niet voldoende onderbouwd waren en verklaarde het beroep ongegrond. De eisers kregen geen griffierecht terug en de rechtbank wees de kosten toe aan de eisers.