ECLI:NL:RBDHA:2025:5101

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
NL23.35334
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de afwijzing van het verzoek om een E&S-registratie te wissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van een E&S-registratie door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Albanese nationaliteitdrager, had eerder een ongewenstverklaring gekregen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Het primaire besluit van 17 maart 2023, waarin het verzoek tot opheffing van de signalering werd afgewezen, werd door de rechtbank beoordeeld. Eiser stelde dat hij geen rechtens te beschermen belang had bij de afwijzing, zolang de onderliggende ongewenstverklaring van kracht bleef. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij zijn beroep, omdat de ongewenstverklaring nog steeds gold en hij daardoor niet in Nederland mocht verblijven. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35334

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Mustafa).

Procesverloop

Met het besluit van 17 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot opheffing van zijn signalering in het systeem Executie & Signalering (E&S) afgewezen.
Met het besluit van 11 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 10 september 2024 een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft zijn beroepsgronden aangevuld op 7 februari 2025.
Verweerder heeft op 12 februari 2025 een aanvullend verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1993 en heeft de Albanese nationaliteit.
2. Bij besluit van 12 mei 2016 is eiser ongewenst verklaard op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000. Om die reden staat eiser sindsdien gesignaleerd in het (thans genaamd) E&S-systeem.
3. Op 19 maart 2020 heeft eiser een verzoek ingediend tot opheffing van de ongewenstverklaring. Verweerder heeft het verzoek afgewezen en het bezwaar op 5 januari 2021 ongegrond verklaard. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft het beroep hiertegen op 12 december 2022 ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op 25 juli 2024 de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
4. Op 4 januari 2023 heeft eiser verzocht om opheffing van zijn E&S-signalering. Volgens eiser komt de signalering voor opheffing in aanmerking omdat hij destijds ongewenst is verklaard vanwege een relatief licht strafrechtelijk verwijt en hij daar nu spijt van heeft, vanwege het lange tijdsverloop en omdat verweerder geen gerechtvaardigd belang meer heeft bij het handhaven van de signalering.
Het bestreden besluit
5. In het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, heeft verweerder geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor opheffing van de E&S-signalering, kort gezegd omdat de onderliggende ongewenstverklaring nog geldt en er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden die nopen tot opheffing.
Beoordeling van het beroep
6. De rechtbank overweegt (ambtshalve) als volgt.
6.1.
Eiser heeft verzocht om opheffing van de E&S-signalering en uitdrukkelijk niet ook om opheffing van de ongewenstverklaring. Niet in geschil is dat het op grond van verweerders beleid in paragraaf A2/12.12.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) mogelijk is om een verzoek om louter opheffing van een E&S-signalering in te dienen. Dat de mogelijkheid bestaat om afzonderlijk om opheffing van de signalering te vragen, neemt echter niet weg dat eiser pas in zijn beroep kan worden ontvangen, indien hij daarbij voldoende belang heeft.
6.2.
Zoals volgt uit rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 22 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3363), hoeft de bestuursrechter een bij hem ingediend beroep immers alleen inhoudelijk te beoordelen, als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Met andere woorden, voor het aannemen van procesbelang is vereist dat de indiener een actueel en reëel belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
6.3.
Ter zitting heeft eiser desgevraagd toegelicht dat zijn belang bij opheffing van de E&S-signalering erin is gelegen dat de onderliggende ongewenstverklaring dan een dode letter wordt.
6.4.
Hoewel eiser met het onderhavige beroep zou kunnen bereiken dat de E&S-signalering wordt opgeheven, en de opheffing wellicht ook feitelijke betekenis heeft voor hem, is het eiser, nu de onderliggende ongewenstverklaring nog steeds geldt, nog altijd niet toegestaan om Nederland in te reizen en hier te verblijven, wat hij kennelijk wel beoogt. De in het beleid opgenomen mogelijkheid om opheffing te vragen van een E&S-signalering is er evident niet voor bedoeld om inreis en/of verblijf in Nederland te vergemakkelijken voor personen die op grond van een ongewenstverklaring niet in Nederland mogen zijn. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij zijn beroep.
7. Gelet op het bovenstaande heeft eiser geen procesbelang bij zijn beroep. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Tot slot
9. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat de gemachtigde van eiser meerdere vergelijkbare beroepen heeft ingesteld waarin sprake is van een verzoek om opheffing van een signalering (in het Schengeninformatiesysteem (SIS) dan wel het E&S-systeem) zonder dat daarbij is verzocht om opheffing van de onderliggende maatregel (respectievelijk het inreisverbod en de ongewenstverklaring). De rechtbank geeft de gemachtigde – onder verwijzing naar rechtspraak van de Afdeling – mee dat het evident aanwenden van bevoegdheden voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven dan wel zonder redelijk doel, indien daarmee blijk wordt gegeven van kwade trouw, op den duur zou kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van misbruik van recht (vergelijk de uitspraak van 11 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2697).

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.