ECLI:NL:RBDHA:2025:504

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
09/189663-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor gijzeling, mishandeling en verboden wapenbezit in Den Haag

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen, van 23, 23 en 21 jaar, die op 10 juni 2024 betrokken waren bij de gijzeling van een 25-jarige man in de Rederijkerstraat te Den Haag. De verdachten werden veroordeeld voor gijzeling, mishandeling en verboden wapenbezit. De rechtbank legde celstraffen op variërend van 36 tot 40 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de jonge leeftijd van de verdachten. De 21-jarige verdachte, die tijdens de zitting verantwoordelijkheid nam, kreeg een lagere straf dan zijn medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachten de aangever hadden gelokt naar de woning, hem hadden vastgebonden en mishandeld, en hem onder druk hadden gezet om een geldbedrag van 68.000 euro te betalen. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever en de medeverdachten geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de gijzeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/189663-24
Datum uitspraak: 17 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] . [postcode] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie
[locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 23 september 2024 (pro forma-zitting), 20 december 2024 (inhoudelijke behandeling) en 17 januari 2025 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M. van Olffen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 december 2024 - ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 10 juni 2024, te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [naam 1] te lokken naar een woning op de Rederijkerstraat te ‘s-Gravenhage en/of
- die [naam 1] te duwen en die woning binnen te trekken en/of
- de handen/armen van die [naam 1] vast te binden met tape en/of
- die [naam 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een vuurwapen te tonen en/of hem daarmee te slaan en/of hem daarmee te bedreigen door dat voorwerp tegen de nek/hoofd van die [naam 1] te drukken en/of in de mond van die [naam 1] te stoppen en/of
- die [naam 1] te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- op het lichaam van die [naam 1] een of meer sigarettenpeuk(en) uit te drukken en/of
- met een mes een snee in een teen van die [naam 1] te maken en/of
- steeds in dezelfde ruimte als, althans in de directe omgeving van die [naam 1] te verkeren,
met het oogmerk een ander, te weten die [naam 1] en/of bekende van die [naam 1] , te dwingen iets te doen, te weten het betalen van een geldbedrag van 68.000 euro, aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en/of aan (een) derde(n);
2
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [naam 1] heeft mishandeld door:
- die [naam 1] te duwen en/of
- die [naam 1] te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- op het lichaam van die [naam 1] een of meer sigarettenpeuk(en) uit te drukken en/of
- met een mes een snee in een teen van die [naam 1] te maken en/of
- die [naam 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een vuurwapen tegen de nek/hoofd te drukken en/of in de mond te stoppen;
3
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, van het merk BBM, model GAP, kaliber 8mm knal voorhanden heeft gehad;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft zij partiële vrijspraak gevorderd van het duwen van [naam 1] en het drukken van een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen zijn hoofd/nek en het in zijn mond stoppen van een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Aangezien de feiten nauw met elkaar samenhangen, zal de rechtbank de bewijsmiddelen die voor deze feiten van belang zijn, tezamen bespreken. De rechtbank heeft op grond van de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – de overtuiging gekregen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-202418304, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 439).
1. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam 1] , opgemaakt op 10 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 38 t/m 41 en 43):
Ik doe af en toe ritjes. Ik werd geappt of ik iemand zijn tante kon brengen. Toen schreeuwde ze uit het raam of ik haar kon helpen met de koffers. Dit was al geappt dat ik haar hierbij kon helpen want ze was wat ouder. De portiekdeur stond open en de voordeur ook. Ik keek door de voordeur waar de koffers stonden. Ik leunde voorover om te kijken en toen kreeg ik een duw en werd ik naar binnen getrokken. Ik weet dat dit drie jongens waren. Dit was waar zij ook zijn aangehouden. Dit was vannacht 10 juni 2024. De jongens hebben mij geslagen met een wapen tegen mijn hoofd en ook het wapen in mijn mond gedaan. Er werd van alles geschreeuwd; iets van “betalen”. Het zou gaan om 60/70 duizend euro. Vervolgens gingen ze met mijn telefoon mijn zus, zwager, broers en een vriend van mij bellen voor dit geld.
Als ik dan bewoog begon het weer opnieuw dus dan kreeg ik weer opnieuw klappen. Mijn handen zaten met ducttape op mijn rug vastgemaakt. Op een gegeven moment hebben ze mijn armen voor mijn lichaam vastgemaakt.
Op een gegeven moment belden ze mijn broer en die nam toen heel lang niet op. Toen heb ik de meeste klappen gekregen.
Waar ik moest zijn werd ook geappt; Rederijkerstraat [huisnummer 1] . Dit is waar ik ook ben aangetroffen. Toen ik naar binnen ging, kwamen ze op mij afgerend. Ik zag iemand met een wapen. Er waren meerdere wapens. Ik zag er namelijk één en toen voelde ik er ook één in mijn nek.
Jongen 1:
Hij heeft heel veel geslagen. Ik weet niet hoe vaak maar elke keer was hij degene die mij overal sloeg en schopte voornamelijk tegen mijn hoofd en gezicht. Hij was degene die mij gelijk met het wapen sloeg toen ik de slaapkamer binnen kwam. Ook heeft hij het wapen tegen mij hoofd gehouden en in mijn mond gestopt. Ik heb verder wat trappen van hem gehad tegen mijn lichaam. Toen mijn broer zei dat hij maar 10.000 euro kon betalen, zei jongen 1 dat hij daar één teen van mij voor zou krijgen. Hij heeft toen een mes op mijn teen gezet en hier een klein sneetje in gemaakt.
Jongen 2:
Hij heeft mij getrapt, geslagen op mijn hoofd, getrapt op mijn hoofd en een sigaret uitgedrukt op mijn been. Hij heeft hetzelfde gedaan als persoon 1 maar dan in mindere mate.
Jongen 3:
Hij heeft 90% van de tijd met het wapen in mijn nek gezeten. Hij moest een soort van de wacht houden als de anderen weg waren. Hij heeft mij ook geslagen en geschopt. Ook tegen mijn hoofd en met het wapen geslagen.
Ik heb een blauw oog en een snee in mijn gezicht. Mijn kaak en oog zijn gezwollen.
Ik heb een snee in mijn vinger en in mijn teen. En ik heb veel last van mijn hoofd en nek. In het ziekenhuis hebben ze een CT-scan en röntgenfoto's gemaakt. Ik heb een lichte hersenschudding.
2. Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, opgemaakt op 18 juni 2024 door H.A. Leijdesdorff (traumachirurg), voor zover inhoudende (p. 306 en 307):
Medische informatie betreffende: [naam 1]
- Er is sprake van gering uitwendig bloedverlies.
- Er is vermoeden van niet inwendig waarneembaar letsel.
- Datum waarop persoon werd onderzocht is 10 juni 2024
- Na analyse op de SEH bleek sprake te zijn van meerdere kneuzingen. Patiënt is ontslagen naar huis.
- Geschatte duur genezing is 6-8 weken.
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 10 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 28 en 29):
Die vriend belde mij. Hij zei: “Het gaat om jouw broertje. Hij is ontvoerd.”
[naam 2] vertelde dat hij gebeld werd en dat ze belden met [naam 1] zijn nummer. Ik heb [naam 1] toen gebeld en ik kreeg [naam 1] aan de lijn. Hij zei dat dit serieus was en dat ik naar deze mensen moest luisteren. Dat het gaat om geld en dat er betaald moest worden. Ik vroeg: “Geef mij de mensen even.” Toen kreeg ik te horen dat het gaat om een bedrag van € 68.000,00. Dat moesten wij betalen.
Ik drukte per ongeluk op de camera. Toen zag ik mijn broertje en dat het echt menens was. Hij zat op een stoel, handen op de rug en er werd een pistool bij zijn mond gehouden. Ik zag ook dat hij toegetakeld was aan de linkerkant. Dus het was wel duidelijk dat het heel serieus was.
Ik ben naar [naam 3] gegaan en we zijn beiden naar buiten gegaan toen [naam 2] aankwam. Toen we met zijn drieën stonden, werd [naam 2] weer gebeld. Ze belden mij heel vaak. Een stuk of vijf of zes keer. Ik kreeg van [naam 2] te horen dat hij gebeld was. Dat hij [naam 1] heeft gezien en dat een wapen op hem gericht was.
4. Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt op 10 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 137):
Ik bevond mij in de woning van de Rederijkerstraat [huisnummer 1] te Den Haag. Alhier was ik vanwege de gijzeling/ontvoering van [naam 1] . Nadat de deur werd verbroken verplaatste ik mij in de richting van de slaapkamer. Ik opende de deur. Ik zag de later aangehouden verdachte, [medeverdachte 2] . Ik zag dat voor het bed op de grond [naam 1] lag. Ik zag dat de handen en benen van [naam 1] waren vastgemaakt met ducttape. Ik zag dat achter [naam 1] op de grond een zwartkleurig handvuurwapen lag.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 66):
Op 10 juni 2024 werd door mij een wapen veiliggesteld. Het wapen werd aangetroffen tijdens de doorzoeking van perceel Rederijkerstraat [huisnummer 1] te ’s-Gravenhage.
Soort wapen: Alarmpistool
Merk: BBM
Model: GAP
Kaliber: 8 mm knal
Definitie: Een wapen bestemd tot het verschieten van losse patronen, met het doel een knal teweeg te brengen.
Categorie wapen: Dit alarm- c.q. startpistool is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie III sub 4 van de Wet wapens en munitie.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 114):
Op 10 juni 2024 bevonden we ons in de woning Rederijkerstraat [huisnummer 1] te Den Haag in verband met een ontvoering. Ik hield verdachte [verdachte] aan. Ik trof verdachte [verdachte] , verstopt in een inbouwkast, aan.
7. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 9 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 430):
Ik werd benaderd. Op 10 juni 2024 was ik wel in die woning. Die jongen had nog een schuld open staan.
8. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 8 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 415 t/ 417 en 419):
Ik wilde zeggen dat het voorval wat is gebeurd op 10 juni 2024, is gebeurd omdat het slachtoffer spullen had gestolen. Die jongen van wie die spullen waren, had verspreid dat zijn spullen waren gestolen en dat hij op zoek was naar de jongen die dit gedaan had. Het is uit de hand gelopen. Hij is geslagen enzo. Ik was daarbij. Hij heeft mijn schoenen herkend. Hij had een snorder-lijn. Dit is een taxi-lijntje, dus het was best wel makkelijk om met hem in contact te komen. Dat eerste contact met het slachtoffer was in groepsverband. Het bericht komt van mijn telefoon. Hij werd redelijk hardhandig aangepakt. Ik heb hem meer naar de grond gewerkt enzo. Ik heb het slachtoffer ook geschopt. Ik weet toen het bericht verspreid werd dat er werd gezegd dat het slachtoffer € 68.000,00 moest betalen. We hebben van alles gedaan om aan dit geld te komen. We hebben vrienden gebeld, zijn broer. Ik weet niet eens wie allemaal, maar kijken wie er geld kon brengen. We waren met z’n vieren of drieën in de woning. Dan bedoel ik met de vrouw erbij en niet met het slachtoffer. Ze hadden een koffer. Het idee was dat hij zogenaamd een tante naar Schiphol zou brengen.
9. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 10 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 128 t/m 130):
Gisteren stonden er ineens twee donkere jongens. Een van deze jongens vroeg of zij langs mochten komen met iemand voor een soort ontmoeting. 's Avonds zouden ze rond elf uur komen en die jongen waarmee ze dan zouden meeten zou rond één uur komen.
Toen kwamen ze ineens met koffers binnen. Die jongens zeiden tegen mij dat er een jongen zou komen die taxichauffeur is en dat zij nog geld van hem kregen en dat ik dan aan hem moest vragen of hij binnen wilde komen. Ik wilde dit niet en zei dat ik het wel uit het raam zou roepen dat hij naar binnen moest komen voor de koffers. Ik heb geen leuke dingen gehoord, gebonk enzo. Ik zag hoe ze die jongen naar binnen brachten en dat was niet best.
Als ik gestommel hoorde, omdat ze hem denk in elkaar sloegen, klopte ik op de slaapkamer omdat ze iets zachter moesten doen. Toen ik de slaapkamer binnenkwam zag ik heel snel een pistool bij een jongen.
10. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 18 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 258-262):
De verdachte verklaarde (de rechtbank begrijpt dat “V” staat voor “vraag van de verbalisanten, en dat “A” staat voor “antwoord van de verdachte”):
V: We willen nog een aantal vragen ter verduidelijking vragen. Onder andere over de mannen welke in je woning zijn geweest. Je hebt verklaard dat er twee mannen op 9 juni 2024 bij je voor de deur stonden om te vragen of ze je woning even konden gebruiken. Hoe zagen deze mannen eruit?
A: Donkere met zijn haar uit het stopcontact en nog een donkere die heel boos keek. Later kwam er nog een lichtere jongen bij die was denk half Indisch ofzo.
V: Die twee jongens die u nu beschrijft kwamen deze samen 's middags bij u aan de deur?
A: Ja.
V: En 's avonds?
A: Toen kwamen ook deze twee jongens met z'n tweeën.
V: De derde jongen?
A: Die kwam pas later.
V: U vertelde aan het begin dat er een van de mannen verklaard heeft dat hij bij u geslapen heeft. Weet u wie dit was?
A: Nee, dat heb ik niet gehoord en dat kan ook helemaal niet. Ze zijn gewoon hele tijd met z’n drieën geweest. Behalve dan dat die derde man later kwam maar die was er wel al voordat het slachtoffer kwam.
V: Heeft u het idee gehad dat de jongens een bepaalde rolverdeling hadden?
A: Nee, dat weet ik niet maar ze hebben wel een paar keer overlegd op de gang.
V: Tonen foto 1 aan de verdachte.
A: Dit was de donkere jongen die zo boos kijkt. Hij had continu zijn capuchon heel stil. op en verder was hij
V: Is hij hele tijd in de woning geweest?
A: Ja.
V: Is hij de jongen die 's middags al bij u was en later 's avonds ook met de jongen met stopcontact haar bij u kwam.
A: Ja
V: Tonen foto 2 aan de verdachte,
A: Dit is stopcontact haar.
V: Tonen foto 3 aan de verdachte.
A: Licht getinte jongen.
V: Verdachte knikt ja.
11. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan in raadkamer, van de foto’s op pagina’s 265, 266 en 267, voor zover inhoudende:
De rechtbank neemt waar dat op de foto’s de volgende personen te zien zijn:
- Foto 1: de verdachte [medeverdachte 1] ,
- Foto 2: de verdachte [verdachte] ,
- Foto 3: de verdachte [medeverdachte 2] .
12. Het proces-verbaal van observatie maandag 10 juni 2024, opgemaakt op 13 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 314 en 315):
Wij hebben op maandag 10 juni 2024 geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht:
8.03
uur: Op verzoek van het tactisch onderzoeksteam portiek Rederijkerstraat
[huisnummer 2] tot en met perceel [huisnummer 1] onder observatie genomen.
10.27
uur: Uit het portiek van Rederijkerstraat perceel [huisnummer 2] tot en met [huisnummer 1] te
Den Haag, komt een donker getinte man naar buiten. Hij heeft een reiskoffer bij zich. Hij doet deze in de kofferbak van een personenauto. Deze auto is van het merk Seat, type Ibiza, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken] . Hij stapt in
als bestuurder en rijdt weg.
13.25
uur: Aanvang observatie. Op aangeven van het tactisch onderzoeksteam
gaan zoeken omgeving Plaswijckpark te Rotterdam. Op de Donkersingel vlak voor de Wilgenlei te Rotterdam staat de [kenteken] leeg geparkeerd. Dit voertuig onder observatie genomen.
13. Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt op 10 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 179):
Op 10 juni 2024 te 14.57 uur, hebben wij in de woning gelegen aan de
Adriaan Kluitstraat [huisnummer 3] te Rotterdam, aangehouden: [medeverdachte 1] .
14. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 324 en 325):
Door de officier van justitie werd een bevel afgegeven om de telefonische gesprekken van de verdachte [medeverdachte 1] , welke gedetineerd zit, in de periode van 4 juli
2024 tot en met 31 juli 2024 op te nemen. Op 15 juli 2024 werd er een gesprek opgenomen van TULP-nummer [nummer 1] in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1] . Er werd gebeld met een onbekende vrouw.
NNman3754 belt naar NNvrouw9578
9578 geeft aan een brief te hebben ontvangen dat de familie spullen uit de auto van 3754 mogen halen. Niet de auto, alleen spullen.
3754 geeft aan dat er een cd in de auto ligt, en nog wat anders maar dat moet 9578 met zijn advocaat overleggen.
3754 geeft aan het niet over de telefoon te kunnen vertellen omdat hij wordt afgeluisterd.
Gesprek over spullen uit de auto halen.
3754 vraagt of 9578 zijn cd uit de auto wil halen en naar hemt wilt brengen, en “dat andere, [naam 4] weet waar het is”
9578: Ja... ja... we hebben het niet onder.... Ze weet waar het is, maar ik kan er toch niet bij komen. Het wordt bidden en hopen dat ze het niet gevonden hebben.
3754: Ik heb niets binnen gekregen.
9578: Maar je kan het later binnenkrijgen... die brief... Tijdens de rechtszaak...
3574: Kan ook...
9578: Ik denk het echter niet... want ik heb begrepen dat wanneer ze de auto hebben ze het helemaal uit elkaar halen. Dus... laten we hopen van niet...
15. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 320 t/m 322):
Op 10 juni 2024, werd het voertuig van het merk Seat, type Ibiza met kenteken [kenteken] , in beslag genomen voor opsporingsonderzoek.
Het voertuig staat volgens de politiesystemen op naam van de volgende (mans)persoon:
Achternaam [medeverdachte 1]
Voorletters [medeverdachte 1]
Geboortedatum [geboortedag 2] 2001
Onderstaand proces-verbaal is gericht op de doorzoeking van dit genoemde voertuig. Dit voertuig werd op 16 juli 2024 doorzocht. Ons viel op dat er grijze bakken onder de stoel van de bestuurder en onder de bijrijdersstoel zaten die wij in eerste instantie niet geopend kregen. Na het openen van deze bak onder de bijrijdersstoel troffen wij hier de lichtkleurige sok aan. Door de vorm die de sok aannam, hadden wij het vermoeden dat er een vuurwapen in de sok zou zitten. Hierop hebben wij contact opgenomen met afdeling Wapen Munitie en Explosieven (WME). WME kwam ter plaatse en haalde het voorwerp uit de sok (zie afbeelding 4).
Afbeelding 4: Aangetroffen voorwerp gelijkend op vuurwapen
16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 407):
Op 16 juli 2024 werd door mij een vuurwapen veiliggesteld. Het vuurwapen werd aangetroffen in een voertuig.
Soort wapen: Pistool
Merk: CZ
Model: Z
Kaliber: 6.35 mm
Definitie vuurwapen: Het wapen is bestemd om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het wapen berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Categorie wapen: Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte, samen met anderen, op 10 juni 2024 in Den Haag de aangever [naam 1] heeft gegijzeld. De desbetreffende verklaring van de aangever wordt ondersteund door de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . In deze verklaringen wordt bevestigd hoe de aangever naar de woning is gelokt, dat hij naar binnen is getrokken/geduwd en dat er geweld is toegepast en daarmee is gedreigd. De aangever heeft het geweld dat is toegepast concreet beschreven en bij hem is letsel vastgesteld dat past bij zijn verhaal. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever te twijfelen en acht daarom bewezen dat dit geweld eveneens bestond uit het schoppen tegen het hoofd en het uitdrukken van een sigarettenpeuk op zijn lichaam. Dat de verdachte een van de drie gijzelnemers is geweest, stelt de rechtbank vast op grond van het feit dat hij in de woning is aangetroffen de verklaringen van [medeverdachte 3] en de aangever over de handelingen die de gijzelnemers hebben verricht. De verklaring van de verdachte dat hij alleen in de woning was om daar te slapen en verder niets heeft gehoord of gezien, acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet geloofwaardig.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, die bestond uit de gezamenlijke uitvoering van de gijzeling. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank voorts vast dat tijdens de gijzeling gebruik is gemaakt van een vuurwapen en een alarmpistool. De aangever heeft verklaard dat er meerdere wapens waren, omdat hij tegelijkertijd een wapen in zijn nek voelde en een ander wapen zag. In de slaapkamer waar de aangever en de medeverdachte [medeverdachte 2] zijn aangetroffen lag een alarmpistool. Verder is in de woning geen ander wapen aangetroffen, maar in de auto van de medeverdachte [medeverdachte 1] - waarmee hij van de plaats delict vertrok – is wel een vuurwapen aangetroffen. De medeverdachte [medeverdachte 1] is de enige van de verdachten die het pand heeft verlaten gedurende de gijzeling. Hieruit leidt de rechtbank af dat het andere wapen waarover de aangever heeft verklaard, het vuurwapen moet zijn geweest dat in de auto van de verdachte is aangetroffen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
09/189658-24 (dagvaarding I)
1
hij op 10 juni 2024 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [naam 1] te lokken naar een woning op de Rederijkerstraat te ‘s-Gravenhage en
- die [naam 1] te duwen en die woning binnen te trekken en
- de handen van die [naam 1] vast te binden met tape en
- die [naam 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een vuurwapen te tonen en hem daarmee te slaan en hem daarmee te bedreigen door dat voorwerp tegen de nek/
hethoofd van die [naam 1] te drukken en in de mond van die [naam 1] te stoppen en
- die [naam 1] te slaan en te schoppen tegen het hoofd en het lichaam en
- op het lichaam van die [naam 1] een sigarettenpeuk uit te drukken en
- met een mes een snee in een teen van die [naam 1] te maken en
- steeds in dezelfde ruimte als, althans in de directe omgeving, van die [naam 1] te verkeren,
met het oogmerk een ander, te weten
eenbekende van die [naam 1] , te dwingen iets te doen, te weten het betalen van een geldbedrag van 68.000 euro, aan verdachte en/of zijn medeverdachten en/of aan (een) derde(n);
2
hij op 10 juni 2024 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen [naam 1] heeft mishandeld door:
- die [naam 1] te slaan en te schoppen tegen het hoofd en het lichaam en
- op het lichaam van die [naam 1] een sigarettenpeuk uit te drukken en
- met een mes een snee in een teen van die [naam 1] te maken en
- die [naam 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een vuurwapen tegen de nek/
hethoofd te drukken;
3
hij op 10 juni 2024 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, van het merk BBM, model GAP, kaliber 8mm knal voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist. Vanwege een (onherroepelijke) Belgisch strafvonnis gaat het nog geruime tijd duren voordat de verdachte op vrije voeten zal komen. Te zijner tijd moet aan de orde komen welke voorwaarden er voor de verdachte moeten gaan gelden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan gijzeling van de aangever [naam 1] . Zij hebben de aangever naar een woning gelokt, hem naar binnen gewerkt en vervolgens tien uur lang vastgehouden in de woning. Uit het dossier is af te leiden dat de aangever verantwoordelijk werd gehouden voor de diefstal van 2,5 kilo cocaïne. Tijdens de gijzeling is de aangever met een (vuur)wapen bedreigd, zijn zijn handen vastgebonden met ducttape en is hij mishandeld. Familie en vrienden van de aangever zijn gebeld en onder druk gezet om een bedrag van € 68.000,00 te betalen. Daarbij werd gedreigd dat de teen van de aangever zou worden afgesneden en is daadwerkelijk een snee in zijn teen gezet. De gijzeling is uiteindelijk dankzij ingrijpen door de politie tot een einde gekomen. Met zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De aangever en zijn familie en vrienden hebben hierdoor zeer angstige uren doorgemaakt. Uit de slachtofferverklaring die namens de aangever op de terechtzitting is afgelegd blijkt dat de aangever tot op de dag van vandaag psychische gevolgen ondervindt van wat hem is overkomen. Ook heeft hij fysieke gevolgen ondervonden van de gijzeling. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en dat hij zich kennelijk enkel heeft laten leiden door eigen financieel gewin. De rechtbank vindt het zorgelijk dat de verdachte blijkbaar lichtzinnig is overgegaan tot het begaan van ernstige strafbare feiten.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte door het hof van beroep in Antwerpen (onherroepelijk) is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren in verband met illegale handel in verdovende middelen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 10 december 2024. De reclassering concludeert dat de verdachte niet over een vaste woon- en/of verblijfsplaats beschikt en dat hij bezig lijkt te zijn met overleven. De verdachte geeft aan goed contact te hebben met al zijn familieleden, maar niet bij hen terecht te kunnen voor langdurig verblijf. Hij ontvangt een daklozenuitkering, hij zegt ‘zwart’ bij te werken en hij rookt cannabis als zijn financiën dit toelaten. Gezien de eerdere veroordeling en de verdenking in de onderhavige zaak, zo merkt de reclassering op, laat de verdachte zich
in met mensen die zich bezig houden met criminele activiteiten. De verdachte komt op de reclassering over als een man die, door zijn manier van praten, verkeerd kan worden ingeschat. De reclassering schat in dat de verdachte in staat is om overwogen keuzes/beslissingen te maken. Echter, zij vindt diagnostisch onderzoek geïndiceerd voor nader onderzoek en eventuele behandeling. Gezien het feit dat de verdachte nog een straf van vijf jaren open heeft staan en hier, bij een veroordeling in onderhavige zaak, wellicht nog een straf bovenop komt, adviseert de reclassering op dit moment geen bijzondere voorwaarden aan een eventueel voorwaardelijk strafdeel te verbinden. Volgens de reclassering kan er, als de verdachte in aanmerking komt voor re-
integratie en/of voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw onderzocht worden welke interventies geïndiceerd zijn.
Strafoplegging
De bewezenverklaarde feiten zijn dusdanig ernstig dat naar het oordeel van de rechtbank alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur in aanmerking komt. De rechtbank ziet geen reden om bij het bepalen van de straf te differentiëren naar de rol die de verdachten tijdens de gijzeling hebben gehad. De rechtbank houdt het bij het bepalen van de straf rekening met de jonge leeftijd van de verdachten. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Zij acht het passender dat in de toekomst wordt onderzocht welke voorwaarden aan een voorwaardelijke invrijheidstelling moeten worden verbonden.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 11.459,38, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 5.459,39 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan volgens de officier van justitie gedeeltelijk, hoofdelijk, worden toegewezen tot het bedrag van € 10.959,38, waarvan € 4.959,38 materiële schade en € 6.000,00 immateriële schade betreft. Hierbij dient de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft de volgende posten moet worden afgewezen dan wel (deels) niet-ontvankelijk moeten worden verklaard: zwarte tas, kilometervergoeding, contant geld, verlies arbeidsvermogen en toekomstige kosten. Ten aanzien van de aankoop van twee nieuwe telefoons en twee ritten via Bolt heeft de raadsman opgemerkt dat de benadeelde partij kostenbesparend had moeten handelen. Ten aanzien van een toe te wijzen immateriële schadevergoeding heeft de raadsman forse matiging van het gevorderde bedrag bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten ‘zwarte tas’, ‘verlies arbeidsvermogen’ en ‘toekomstige kosten’, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘telefoons’, ‘Unibet bedragen’, ‘Bolt’, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier, in het bijzonder de aangifte en de verklaring van de verdachte [medeverdachte 2] , en het onderzoek ter terechtzitting eveneens worden vastgesteld dat de benadeelde partij door de gijzeling € 250,00 contant geld is verloren. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen.
De benadeelde partij heeft een kilometervergoeding gevraagd voor de door hem gemaakte reiskosten ten behoeve van bezoeken bij de psycholoog, bezoeken aan zijn advocaat, een gesprek met de officier van justitie en het bijwonen van zittingen. Ten aanzien van de reiskosten naar de psycholoog overweegt de rechtbank dat dit schade is die rechtstreeks voortvloeit uit de bij dagvaarding I onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde feiten en dat deze in redelijkheid zijn gemaakt. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen. De overige opgevoerde reiskosten zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en zijn ook niet toewijsbaar als proceskosten (zie gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 juni 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4540 en Hoge Raad 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:414). In zoverre wordt de vordering afgewezen.
De rechtbank zal het materiële deel van de vorderingen toewijzen tot een bedrag van:
- Telefoons: € 250,00
- Unibet bedragen: € 176,00
- Bolt: € 32,90
- Contant geld: € 250,00
-
Reiskosten psycholoog: 8 km x € 0,33 = € 2,64 +
- Totale materiële schade: € 711,54
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bij dagvaarding I onder 1 en 2bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat de benadeelde partij ter onderbouwing heeft aangevoerd stelt de rechtbank vast dat in elk geval immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,00 is geleden. Tot dat bedrag zal de rechtbank de vordering toewijzen. De benadeelde partij in de gelegenheid stellen voor het meerdere de vordering verder te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering tot vergoeding van immateriële schade daarom voor het overige niet-ontvankelijk verklaren
.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.211,54, bestaande uit € 711,54 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank acht de wettelijke rente eveneens toewijsbaar. De rechtbank stelt de ingangsdatum van de wettelijke rente als volgt vast:
  • immateriële schade van € 2.500,00 en materiële schade van € 176,00 (Unibet) en € 250,00 (contant geld), vanaf 10 juni 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan of de kosten op die datum zijn gemaakt;
  • het bedrag van € 250,00 (telefoons), vanaf 15 juni 2024, omdat de kosten op die datum zijn gemaakt;
  • het bedrag van € 10,60 (Bolt), vanaf 18 juni 2024, omdat de kosten op die datum zijn gemaakt;
  • het bedrag van € 22,30 (Bolt), vanaf 26 juni 2024, omdat de kosten op die datum zijn gemaakt;
  • het bedrag van € 2,64 (reiskosten), vanaf 7 november 2024. De reiskosten zijn gemaakt op 7 oktober 2024 en 9 december 2024. De rechtbank neemt als ingangsdatum de datum die halverwege de periode 7 oktober - 9 december ligt.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.211,54, vermeerderd met de wettelijke rente daarover ten behoeve van [naam 1] .
De rechtbank bepaalt dat de ingangsdatum van de wettelijke rente als volgt:
  • het bedrag van € 2.926,00: vanaf 10 juni 2024, tot de dag van algehele voldoening;
  • het bedrag van € 250,00: vanaf 15 juni 2024, tot de dag van algehele voldoening;
  • het bedrag van € 10,60: vanaf 18 juni 2024, tot de dag van algehele voldoening;
  • het bedrag van € 22,30: vanaf 26 juni 2024, tot de dag van algehele voldoening;
  • het bedrag van € 2,64: vanaf 7 november 2024, tot de dag van algehele voldoening.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage I aan dit vonnis is gehecht) genoemde voorwerp (een telefoon) zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat de inbeslaggenomen telefoon niet van de verdachte is en dat hij hem daarom niet terug hoeft.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst genoemde voorwerp, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het voorwerp toebehoort.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36f, 47, 55, 282a en 300 van het Wetboek van Strafrecht; en
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van gijzeling;
en
medeplegen van mishandeling;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
40 (veertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 3.211,54 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de ingangsdatum van de wettelijke rente is als volgt:
  • het bedrag van € 2.926,00: vanaf 10 juni 2024, tot de dag van algehele voldoening;
  • het bedrag van € 250,00: vanaf 15 juni 2024, tot de dag van algehele voldoening;
  • het bedrag van € 10,60: vanaf 18 juni 2024, tot de dag van algehele voldoening;
  • het bedrag van € 22,30: vanaf 26 juni 2024, tot de dag van algehele voldoening;
  • het bedrag van € 2,64: vanaf 26 juni 2024, tot de dag van algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor een bedrag van € 8.228,70 niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als (een van) de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.211,54, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de data zoals hiervoor bepaalt tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 42 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten: Mobiele telefoon
Apple, iPhone 12, [nummer 2] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
mr. Y.H.M. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. E. Scholten en J. Stevers, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 januari 2025.
Bijlage I
Beslaglijst