ECLI:NL:RBDHA:2025:4965
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Polen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De minister stelt dat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 11 maart 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft.
Eiser voert aan dat zijn zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, maar de rechtbank oordeelt dat de minister gemotiveerd op deze zienswijze is ingegaan. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom de motivering van de minister niet juist zou zijn. De rechtbank overweegt dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van lidstaten, en dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met internationale verplichtingen.
Eiser heeft niet aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Polen die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat er nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de overdracht aan Polen kan plaatsvinden.