ECLI:NL:RBDHA:2025:4965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
NL25.7957
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Polen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De minister stelt dat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 11 maart 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft.

Eiser voert aan dat zijn zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, maar de rechtbank oordeelt dat de minister gemotiveerd op deze zienswijze is ingegaan. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom de motivering van de minister niet juist zou zijn. De rechtbank overweegt dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van lidstaten, en dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met internationale verplichtingen.

Eiser heeft niet aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Polen die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat er nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de overdracht aan Polen kan plaatsvinden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7957
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. A.E. Martinez Linnemann),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 12 februari 2025 om de aanvraag van eiser tot het verlenen van een asielvergunning niet in behandeling te nemen. De minister heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat, volgens de minister, Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit van de minister om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het bestreden besluit om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zienswijze
4. Eiser voert aan dat zijn zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
5. De rechtbank is van oordeel dat de minister in het bestreden besluit gemotiveerd op de zienswijze is ingegaan. Eiser maakt niet concreet inzichtelijk waarom deze motivering niet juist zou zijn, noch op welke punten van zijn zienswijze de minister niet, althans onvoldoende is ingegaan. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarom gaat de rechtbank aan deze beroepsgrond voorbij.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Mede gezien hetgeen ter zitting is besproken, begrijpt de rechtbank dat eiser aanvoert dat er niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen. Eiser verwijst hiervoor naar het jaarrapport van Amnesty International van 24 april 2024, het rapport van ECRE van 30 april 2023, en de e-mail van ELENA- coördinator [naam] van 19 november 2022. Uit deze stukken blijkt dat de rechterlijke macht niet onafhankelijk is, er pushbacks plaatsvinden en vluchtelingen bij terugkeer een reëel risico lopen op een onmenselijke of vernederende behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest, omdat zij volgens Poolse wetgeving onder andere wanneer sprake is van een groot risico op onderduiken in bewaring gesteld mogen worden. In het door ECRE opgestelde rapport staat dat Polen de bewaringsmaatregel volgens de UNHCR1 gebruikt om mensen die Polen hadden verlaten voor andere EU landen en vervolgens op basis van de Dublinprocedure worden teruggestuurd, in bewaring te plaatsen. Verder verwijst eiser naar de nieuwe wet die door Polen op 22 februari 2025 is aangenomen op grond waarvan het recht om asiel te vragen voor vreemdelingen die illegaal de grens over komen, geschorst kan worden. Eiser is twee keer illegaal het land binnengekomen en deze gegevens zijn bij de Poolse autoriteiten bekend. Het is daarom, volgens eiser, niet ondenkbaar dat eiser onder deze nieuwe wetgeving zal vallen. De minister had daarom persoonlijke garanties bij de Poolse autoriteiten moeten vragen.
7. De rechtbank overweegt dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit voor Polen onlangs nog bevestigd in de uitspraak van 4 september 20242 en 2 december 20243. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Polen, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Poolse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 Handvest. Daarvan is sprake in het geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, zoals neergelegd in het arrest Jawo.4
8. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van structurele tekortkomingen die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. Eiser verwijst naar het jaarrapport van Amnesty International van 24 april 2024, het rapport van ECRE van 30 april 2023 en de e-mail van ELENA-coördinator [naam] van 19 november 2022. Deze stukken zijn al door de Afdeling in de in r.o. 7 genoemde uitspraken meegewogen. De rechtbank stelt ook vast dat eiser dit al in de zienswijze heeft aangevoerd. De minister is in het bestreden besluit gemotiveerd op de zienswijze ingegaan. Eiser heeft met deze inhoudelijke herhaling van de standpunten uit de zienswijze in beroep niet onderbouwd dat de door de minister ingenomen stellingen en standpunten onjuist zijn of onvoldoende zijn gemotiveerd.
9. Eisers verwijzing naar de recente wetgeving die in Polen is aangenomen maakt het, naar het oordeel van de rechtbank, ook niet aannemelijk dat niet meer kan worden Uit de door eiser overlegde informatie blijkt bovendien niet dat Dublinclaimanten na overdracht aan Polen geen toegang (kunnen) krijgen tot de asielprocedure. De wet lijkt alleen te zien op (illegale) vreemdelingen die via de buitengrenzen (via Belarus) Polen binnenkomen. De wet lijkt dan ook niet op Dublinclaimanten van toepassing te zijn.
Daarbij komt dat eiser niet eerder als Dublinclaimant aan Polen is overgedragen en dus niet uit eigen ervaring kan stellen of verklaren over de behandeling van Dublinclaimanten in Polen. De Poolse autoriteiten hebben met het uitdrukkelijke claimakkoord gegarandeerd dat zij het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zullen nemen en dat zijn asielverzoek zal worden beoordeeld in lijn met de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Eiser heeft met zijn enkele verwijzing naar het artikel op notesfrompoland.com en zijn stelling dat hij onder deze nieuwe wetgeving kan vallen, niet aannemelijk gemaakt dat Polen zich niet houdt aan haar internationale verplichtingen.
1. United Nations High Commissioner for Refugees.
4 C-392/22, ECLI:EU:C:2024:195 r.o. 76 t/m 78.
10. De rechtbank is gezien al het bovenstaande van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er ten aanzien van Polen nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De minister heeft daarnaast ook terecht gesteld dat als eiser problemen ondervindt in Polen, eiser hierover kan klagen bij de Poolse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen in Polen niet kan of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser mag worden overgedragen een Polen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van R.A. Oelen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.