ECLI:NL:RBDHA:2025:4934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
09-380954-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met fatale gevolgen na duw van de trap

Op 25 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 november 2024, waarbij de verdachte de slachtoffer met kracht van de trap heeft geduwd, wat resulteerde in ernstig letsel. De verdachte, geboren in 1986 en op dat moment gedetineerd, werd tijdens de zitting vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M.D.A. Stam. De officier van justitie, mr. B. Verheesen, vorderde een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wat werd bewezen door getuigenverklaringen en camerabeelden. Het slachtoffer, die na het incident in het ziekenhuis werd opgenomen, overleed op 24 januari 2025 aan de gevolgen van de opgelopen verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling en legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, gezien het geweld dat plaatsvond in een opvanglocatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/380954-24
Datum uitspraak: 25 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 11 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Verheesen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.D.A. Stam naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt – kort gezegd – verdacht van (primair) zware mishandeling of (subsidiair) een poging daartoe van [slachtoffer] op 13 november 2024, door [slachtoffer] met kracht van de trap te duwen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is te vinden in de
bijlagebij dit vonnis.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde zware mishandeling kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat enkel de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen kan worden.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot het oordeel dat de primair ten laste gelegde zware mishandeling bewezen kan worden. De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Den Haag met nummer PL1500-2024369943 (doorgenummerd pagina 1 t/m 66) en de twee aanvullende processen-verbaal uit het dossier van politie eenheid Den Haag met de nummers PL1500-2025022800-2 en PL1500-2025022800-3. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 29 november 2024, voor zover inhoudende (p. 58-66):
V: Je wordt verdacht van zware mishandeling. Wat kan je hier zelf over verklaren?
A: Wij zaten te eten en je hebt altijd een man genaamd [slachtoffer] . Hij kwam dronken binnen. Hij liep weg en liep naar de trap. Ik liep achter hem aan. Ik duwde hem van mij af en toen viel hij van de trap.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 15 november 2024, voor zover inhoudende (p. 38-40):
Op 13 november 2024 kwam ik binnen in de kantine van [instelling] . Ik zag en ik hoorde dat [verdachte] al erg boos was. Ik merkte dit doordat hij tegen [slachtoffer] aan het schreeuwen was. Ik hoorde hem zeggen: “Ik pak jou nog wel buiten” of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat een collega [verdachte] hierop aansprak en toen was het even rustig.
Enkele minuten later, omstreeks 11:40 uur, zag ik dat [slachtoffer] opstond zonder te eten. Ik zag dat hij de kantine verliet zonder om te kijken en zonder iets te zeggen. Vervolgens zag ik dat [verdachte] enkele seconden later opstond en een sprint trok achter [slachtoffer] aan.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 november 2024, voor zover inhoudende (p. 44-46):
In dit onderzoek zijn er camerabeelden beschikbaar van het trappenhuis in het gebouw van [instelling] . De camerabeelden zijn gemaakt op 13 november 2024 tussen 11:44:00 uur en 11:45:34 uur.
Ik zie dat er om 11:45:18 uur een man achter de deur vandaan komt en via de trap naar beneden loopt. Deze man blijkt later het slachtoffer te zijn. Ik zie dat de man ter hoogte van de 4e/5e trap trede vanaf boven stil gaat staan en richting de deur kijkt waar hij zojuist vandaan is gekomen en zich omdraait. Ik zie dat de man de trapleuning vastpakt terwijl hij zich omdraait. Ik zie dat er vervolgens een andere man uit de deur komt rennen. Deze man blijkt later verdachte te zijn.
Ik zie dat de verdachte het slachtoffer op de trap te lijf laat. Ik zie dat het slachtoffer voorover bukt en zijn kartonnen beker over de trapleuning heen van de trap afgooit. Ik zie dat de verdachte het slachtoffer probeert de trappen met zijn rechterbeen. Ik zie dat de trap van de verdachte weinig impact heeft op het slachtoffer. Ik zie dat het slachtoffer vervolgens probeert om recht op te gaan staan. Ik zie dat de verdachte het slachtoffer vervolgens met beide handen een harde duw geeft op zijn borst. Ik zie dat het slachtoffer achteruit naar beneden valt. Ik zie dat het slachtoffer volledig in de lucht zweeft en geen contact maakt met de trap. Ik zie dat het slachtoffer bijna onderaan de trap op verschillende traptreden op zijn rug terechtkomt. Ik zie dat het slachtoffer hard op de trap landt. Ik zie dat het slachtoffer nog twee keer op lagere traptreden stuitert om vervolgens onderaan de trap op de vloertegels neer te komen. Ik zie het slachtoffer hierna niet meer bewegen. Ik zie dat het slachtoffer onderaan de trap stil blijft liggen.

4.Het geschrift, te weten de geneeskundige verklaring, opgemaakt op 27

november 2024, voor zover inhoudende (p. 16-17):
Medische informatie betreffende: [slachtoffer] .
Uitwendig waargenomen letsel:
  • scheurwond achterhoofd
  • hematomen achterzijde rug
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht:13/11/2024
Overige van belang zijde informatie (operaties, blijvend letsel etc.):Uitgebreide bekkenfracturen beiderzijds waarvoor percutane fixatie op 14-11.
Geschatte duur van de genezing:
6-12 maanden.

5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 februari 2025, voor zover inhoudende (PL1500-2025022800-2, p. 1-3):

Geschiedenis van voor 13-11-2024
In de registraties waarin [slachtoffer] genoemd wordt, is niet te lezen dat [slachtoffer] letsel heeft dan wel dat er iets mankeert aan zijn gezondheid (in relatie tot het incident dan wel overlijden).
[slachtoffer] ontslaat zichzelf uit ziekenhuis Westeinde 9-1-2025
[slachtoffer] overleden 24-01-2025
Uit BRP-gegevens komt naar voren dat [slachtoffer] op 24-01-2025 is overleden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Het letsel van het slachtoffer was zwaar lichamelijk letsel
De verdediging heeft als verweer gevoerd dat niet valt vast te stellen of het letsel van het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel was. Dat verweer slaagt niet. Bij de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kan worden gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Indien sprake is van een zodanige botbreuk dat operatief ingrijpen van een zekere ernst is vereist, geldt in de regel dat die botbreuk, vanwege onder meer de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen, zwaar lichamelijk letsel vormt (Hoge Raad 17 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:571).
Het slachtoffer was voor zover bekend relatief gezond voorafgaand aan de val van de trap. Het slachtoffer heeft als gevolg van de val van de trap onder meer een uitgebreide bekkenfractuur opgelopen, waarvoor hij geopereerd moest worden (er heeft een zogenaamde percutane fixatie plaatsgevonden, het plaatsen van pinnen). De medisch behandelaar heeft opgeschreven dat de geschatte hersteltijd destijds 6-12 maanden was. Uit de politiemeldingen blijkt bovendien dat het slachtoffer van 13 november 2024 tot 9 januari 2025 in het ziekenhuis heeft gelegen, dus bijna twee maanden. Op grond van deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank zonder meer sprake van zwaar lichamelijk letsel.
Op 9 januari 2025 is het slachtoffer zelf weggegaan uit het ziekenhuis en heeft hij verdere zorg geweigerd. Ruim twee weken daarna is het slachtoffer overleden. Dit overlijden onderstreept de ernst van het initiële, door de verdachte toegebrachte letsel.
De verdachte had voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (zie HR 19 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:384). De verdachte kwam tegenover het slachtoffer te staan op de trap van de eerste verdieping naar de begane grond. Daar heeft de verdachte het slachtoffer eerst een schop gegeven en vervolgens met kracht van de trap geduwd. Hierdoor viel het slachtoffer van één van de bovenste treden van de verdiepingstrap, op de traptreden en vervolgens op de tegelvloer van de begane grond. Deze harde duw, tegen een persoon die alcohol heeft gedronken, vanaf een hoge trap, richting een harde ondergrond is volgens de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er zijn de rechtbank daarbij geen contra-indicaties gebleken. De gebeurtenissen in de aanloop naar het incident ondersteunen deze conclusie. Zo heeft de verdachte vlak voor het incident tegen het slachtoffer gezegd “Ik pak jou nog wel buiten” of woorden van gelijke strekking, en is hij achter het slachtoffer aangerend terwijl die al was weggelopen van de verdachte.
De verdachte had dus voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de primair ten laste gelegde zware mishandeling wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 13 november 2024 te ’s-Gravenhage
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een scheurwond aan het achterhoofd en een
uitgebreide bekkenfractuur, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met kracht van de
trap te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vooral hulp nodig heeft. Bij een gevangenisstraf van twaalf maanden acht de verdediging het passend dat daarvan acht maanden voorwaardelijk worden opgelegd, met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door het slachtoffer met kracht van de trap te duwen. De gevolgen hiervan zijn zeer ernstig. Het slachtoffer heeft zwaar letsel opgelopen, moest geopereerd worden en heeft twee maanden in het ziekenhuis gelegen. Uiteindelijk is het slachtoffer met zijn letsel in verwarde en kwetsbare toestand op straat terecht gekomen en is hij kort daarna overleden. Het overlijden van het slachtoffer is het trieste eindpunt van de keten van gebeurtenissen die door de mishandeling van de verdachte in gang is gezet. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Daarbij heeft de zware mishandeling plaatsgevonden op een opvanglocatie. Verschillende medewerkers en bezoekers van deze locatie zijn tegen wil en dank getuige geweest van de mishandeling en/of de nasleep daarvan. De verdachte heeft hiermee een angstige situatie gecreëerd en reeds aanwezige gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt.
De ruzie tussen de verdachte en het slachtoffer begon met een onbeduidende woordenwisseling. De rechtbank vindt het zorgelijk dat een geringe gebeurtenis een zodanige mate van woede en geweld bij de verdachte kan ontketenen.
Strafblad
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van de verdachte van 31 januari 2025. De verdachte is in het recente verleden meerdere keren veroordeeld voor geweldsdelicten. Dit weegt de rechtbank mee in het nadeel van de verdachte.
Persoon van de verdachte
De rechtbank houdt ook rekening met het reclasseringsadvies over de verdachte van 10 maart 2025. Uit het advies blijkt dat de verdachte al lange tijd kampt met agressieproblemen en met verslaving aan alcohol (hoewel er recent sprake is van abstinentie). De verdachte heeft geen woning, heeft problematische schulden en er zijn zorgen over het psychosociaal functioneren van de verdachte. De reclassering schat het risico op recidive en het risico op letsel beide in als hoog. In het verleden hadden ambulante behandeling en reclasseringstoezicht wisselend succes. De reclassering vindt daarom nu een langdurige klinische opname nodig, zodat de verdachte kan werken aan zijn verslaving en agressieproblemen. De reclassering adviseert bij een veroordeling om de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering een meldplicht, verplichte opname in een zorginstelling, verplichte ambulante behandeling, de verplichting mee te werken aan schuldhulpverlening en om mee te werken aan controles op alcohol- en drugsgebruik.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel (hersteltijd meer dan zes maanden) zonder gebruik van een wapen is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden.
De rechtbank acht het strafverhogend dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank weegt strafverlagend mee dat de verdachte ter terechtzitting spijt heeft betuigd en hulp wil accepteren voor zijn problemen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat de verdachte behandeling nodig heeft om van zijn verslavings- en agressieproblemen af te komen en niet opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarom zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering.
Alles afwegende, legt de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden die hierna genoemd worden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
zware mishandeling;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Johanna Westerdijkplein 40, 2521 EN te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met reclassering nodig achten, laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich aansluitend op de opname in de zorginstelling ambulant laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Meester, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. A. van Welie, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2025.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
De verdachte wordt ervan verdacht dat:
hij op of omstreeks 13 november 2024 te 's-Gravenhage
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een scheurwond aan het achterhoofd en/of een
uitgebreide bekkenfractuur, heeft toegebracht door die [slachtoffer] (met kracht) van de
trap te duwen/te gooien/te laten vallen
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2024 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] (met kracht) van de trap te duwen/te gooien/te laten
vallen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.