ECLI:NL:RBDHA:2025:4868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
C/09/677217 / KG ZA 24-1168
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in kort geding na intrekking door eiseressen

In deze zaak hebben eiseressen, COÖPERATIE HARVEST HOUSE U.A. en een B.V., Gearbox Innovations B.V. gedagvaard in een kort geding. De eiseressen hebben Gearbox op 8 januari 2025 gedagvaard om op 16 januari 2025 te verschijnen. De mondelinge behandeling is op verzoek van beide partijen verplaatst naar 10 februari 2025. Gearbox heeft op 5 februari 2025 een conclusie van antwoord ingediend en heeft aanspraak gemaakt op een reële proceskostenvergoeding. Op 7 februari 2025 hebben de eiseressen de zaak ingetrokken, maar hebben zij Gearbox een vergoeding van € 1.661,- aangeboden voor de proceskosten. Gearbox heeft echter aanspraak gemaakt op een vergoeding van € 8.055,08 voor de werkelijke proceskosten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de intrekking van het kort geding niet definitief was, omdat Gearbox tijdig had aangegeven dat zij een beslissing over de proceskosten verlangde. De voorzieningenrechter heeft vervolgens geoordeeld dat de eiseressen in het ongelijk zijn gesteld en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Gearbox, die zijn begroot op € 3.366,00. De voorzieningenrechter heeft de veroordeling hoofdelijk uitgesproken, wat betekent dat elke eiseres kan worden gedwongen het volledige bedrag te betalen. Het vonnis is uitgesproken op 27 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/677217 / KG ZA 24-1168
Vonnis in kort geding van 27 februari 2025
in de zaak van

1.COÖPERATIE HARVEST HOUSE U.A.te Maasdijk,2. [eiseres, sub 2] B.V. te ' [vestigingsplaats] ,

eiseressen,
hierna samen te noemen: [eiseressen] ,
advocaat: mr. N.P.O. Ruysch te Delft,
tegen
GEARBOX INNOVATIONS B.V.te Maasdijk,
gedaagde,
hierna te noemen: Gearbox,
advocaat: mr. M.W. Renzen te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
[eiseressen] hebben Gearbox op 8 januari 2025 doen dagvaarden om op 16 januari 2025 te verschijnen op de zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De mondelinge behandeling is op eenstemmig verzoek van partijen verplaatst naar 10 februari 2025. Op 5 februari 2025 heeft Gearbox een conclusie van antwoord ingediend, waarin zij onder meer aanspraak maakt op een reële proceskostenveroordeling. Bij bericht van 7 februari 2025 hebben [eiseressen] de zaak ingetrokken. Hierbij hebben zij meegedeeld dat zij Gearbox een vergoeding van € 1.661,- hebben aangeboden voor de door haar gemaakte proceskosten. Verder hebben [eiseressen] op voorhand betwist dat zij een vergoeding voor de reële proceskosten verschuldigd zijn.
1.2.
Bij bericht van 7 februari 2025 heeft Gearbox de voorzieningenrechter meegedeeld dat zij aanspraak maakt op een veroordeling in de reële proceskosten, door haar begroot op € 8.055,08. De voorzieningenrechter heeft [eiseressen] in de gelegenheid gesteld zich over de gevorderde proceskostenveroordeling uit te laten. Bij bericht van 24 februari 2025 hebben [eiseressen] dit gedaan.
1.3.
De voorzieningenrechter acht het niet nodig om het geschil over de proceskosten ter zitting te behandelen. Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
In zijn uitspraak van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1087) heeft de Hoge Raad overwogen dat indien eiser het kort geding intrekt de aanhangigheid daarvan niet komt te vervallen indien de gedaagde tijdig aan de eiser en de voorzieningenrechter meedeelt dat het geding desondanks doorgang dient te vinden omdat hij een beslissing van de voorzieningenrechter omtrent de proceskosten verlangt. De door de Hoge Raad vastgestelde termijn waarbinnen de mededeling dient te worden gedaan, bedraagt veertien dagen na datum waartegen gedaagde oorspronkelijk was opgeroepen.
2.2.
In deze zaak is de mededeling van Gearbox dat zij vergoeding van haar kosten vordert binnen de gestelde veertiendagentermijn gedaan. Anders dan [eiseressen] menen, is hierdoor het kort geding dus nog niet definitief tot een einde gekomen. Er dient nog beslist te worden over de proceskosten.
2.3.
Omdat door de voorzieningenrechter op een geschil over de proceskosten wordt beslist, zijn partijen op grond van artikel 3 lid 1 WGBZ (alsnog) griffierecht verschuldigd.
2.4.
In dit kort geding vorderden [eiseressen] Gearbox te veroordelen om uiterlijk 1 april 2025 op de locatie van [eiseres, sub 2] een inzetbare GearStation (voor het sorteren van puntpaprika’s) te realiseren, zulks op straffe van een dwangsom.
2.5.
[eiseressen] hebben de intrekking van het kort geding op 7 februari 2025 als volgt gemotiveerd. Partijen hebben, buiten de advocaten om, een onderlinge regeling getroffen waardoor de vordering in de dagvaarding geen enkele relevantie meer heeft. Daarbij is aan Gearbox het liquidatietarief aangeboden, aldus [eiseressen] .
2.6.
Gearbox maakt aanspraak op veroordeling van de werkelijke proceskosten, door haar begroot op € 8.055,08. Ter onderbouwing hiervan heeft Gearbox gesteld het onbestaanbaar te achten dat [eiseressen] in eerste instantie hebben aangegeven het kort geding doorgang te willen laten vinden, ondanks het standpunt van (de advocaat van) Gearbox dat impliciet onderdeel van de door Gearbox voorgestelde regeling was dat het kort geding niet doorging. Zij heeft daarbij verwezen naar een e-mail van Gearbox aan Harvest House van 31 januari 2025 waarin een voorstel wordt gedaan voor een oplossing van de geschilpunten met de vraag of ze aan de slag mag gaan en naar de reactie daarop van 3 februari 2025. In die reactie valt te lezen dat Gearbox wordt gevraagd om op diezelfde dag te starten en dat Gearbox welkom is. Ook is verwezen naar een e-mailbericht van de advocaat Van Gearbox aan die van [eiseressen] van 4 februari 2025 waarin dank wordt uitgesproken voor het bericht van de cliënte van mr. Ruysch aan die van mr. Renzen, waarin zij in wezen akkoord gaat met het voorstel van Gearbox. In dit bericht valt verder te lezen dat Gearbox deze week contact zal opnemen met [eiseres, sub 2] om praktische afspraken te maken en wordt aangegeven dat mr. Renzen het afschrift van de intrekking van het kort geding graag tegemoet ziet.
Volgens Gearbox hebben [eiseressen] aanvankelijk geweigerd het kort geding in te trekken, om dat vervolgens, na ontvangst van de conclusie van antwoord, alsnog te doen. Gearbox stelt dat zij daarom nodeloos kosten heeft gemaakt voor het (alsnog) gereed maken en indienen van de conclusie van antwoord. Hiertegenover hebben [eiseressen] aangevoerd dat zij het schikkingsvoorstel pas op 6 februari 2025 hebben aanvaard en dat zij vervolgens het kort geding hebben ingetrokken en dat de vergoeding van de (reële) proceskosten geen onderdeel was van de schikking. Bovendien hebben zij verweer gevoerd tegen de gestelde hoogte van de werkelijke proceskosten.
2.7.
Voor toewijzing van de werkelijke proceskosten is slechts plaats indien sprake is van onrechtmatig handelen of misbruik van procesrecht in de zin van Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden
2.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval onvoldoende aannemelijk dat het aanhangig maken van het kort geding door [eiseressen] gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van Gearbox geheel achterwege had behoren te blijven. Partijen hebben immers een geschil over de realisatie van de GearStation en na het aanhangig maken van het kort geding hebben zij ter zake een minnelijke regeling getroffen.
2.9.
Voor het niet intrekken van de zaak in de periode vanaf 4 februari 2025 ligt dit anders. Gearbox heeft met de hiervoor besproken correspondentie voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat partijen in elk geval op 4 februari 2025 een regeling hebben getroffen. Gelet daarop had het op de weg van [eiseressen] gelegen hun daarvan afwijkende standpunt dat de schikking dateert van 6 februari 2025 met bewijsstukken te onderbouwen. Dit hebben zij nagelaten en daarom gaat de voorzieningenrechter ervanuit dat partijen op 4 februari 2025 een schikking hebben getroffen. Bij die stand van zaken hadden [eiseressen] het kort geding zo snel mogelijk na het bereiken van de schikking moeten intrekken, althans in elk geval aan Gearbox moeten laten weten dat zij geen conclusie van antwoord voor het kort geding behoefde in te dienen, dit ter voorkoming van nodeloze advocaatkosten. Dit hebben zij nagelaten en zij hebben geen verklaring gegeven voor hun aanvankelijke weigering het kort geding in te trekken en om dit vervolgens, pas na ontvangst van de conclusie van antwoord en, kort voor de mondelinge behandeling, alsnog te doen. Door deze handelswijze hebben zij Gearbox nodeloos op kosten gejaagd, onder meer voor het (alsnog) gereed maken en indienen van de conclusie van antwoord. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding [eiseressen] te veroordelen in de extra kosten die Gearbox heeft moeten maken voor het gereed maken van de conclusie van antwoord en acht hierbij een reële proceskostenveroordeling, althans afwijking van het liquidatietarief, op zijn plaats. Gearbox heeft onvoldoende toegelicht en gespecificeerd welke (extra) uren haar advocaat aan de conclusie van antwoord heeft besteed. De voorzieningenrechter begroot daarom, gelet op de ingediende conclusie van antwoord, de kosten voor het salaris van de advocaat van Gearbox in redelijkheid op € 2.500,00, dit is een hoger bedrag dan de door [eiseressen] aangeboden vergoeding.
2.10.
Gelet op het voorgaande zijn [eiseressen] te beschouwen als de in het ongelijk gestelde partij. Zij moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Gearbox worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
2.500,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.366,00
2.11.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt [eiseressen] hoofdelijk in de proceskosten van € 3.366,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseressen] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025.
WJ