ECLI:NL:RBDHA:2025:4698
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visum kort verblijf en beroep niet tijdig beslissen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf behandeld. Eiser, geboren in 2002 en van Egyptische nationaliteit, had een visum aangevraagd om zijn oom in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 3 september 2023, met de reden dat het doel van het verblijf niet voldoende was aangetoond en er twijfels bestonden over zijn voornemen om Nederland tijdig te verlaten. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 12 juni 2024 door verweerder kennelijk ongegrond verklaard. Eiser stelde beroep in wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep niet-ontvankelijk was, omdat verweerder inmiddels op het bezwaar had beslist. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het visum op goede gronden was gebaseerd, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat de sociale en economische binding van eiser met Egypte onvoldoende was aangetoond en dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat er geen reden was om aan te nemen dat een hoorzitting tot een ander besluit zou leiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk.