ECLI:NL:RBDHA:2025:4665

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
NL25.653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die met onbekende bestemming is vertrokken. De minister van Asiel en Migratie had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had geen contact meer met zijn gemachtigde, mr. L.J. Meijering, en de rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen prijs meer stelde op de door hem aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat partijen instemden met een schriftelijke behandeling. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.653

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: D. Meier).

Inleiding

1. Bij het bestreden besluit van 6 januari 2025 heeft de minister de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat België hiervoor verantwoordelijk is.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser hiertegen.
1.1.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer NL25.654).
1.2.
De rechtbank heeft de zaak naar de meervoudige kamer verwezen. Vervolgens hebben partijen de rechtbank bericht dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken; eiser onderhoudt geen contact met zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak daarom naar de enkelvoudige kamer verwezen.
1.3
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, op grond van artikel 8:57, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, omdat partijen hebben ingestemd met een schriftelijke behandeling van het beroep. Het onderzoek is gesloten op 19 maart 2025.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Zij beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
3. De vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is als volgt. Wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, zonder de minister te laten weten waar hij verblijft, wordt er in beginsel van uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. [1] Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde contact heeft met de vreemdeling over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. De rechtbank stelt vast dat de minister bij brief van 12 februari 2025 heeft aangegeven dat eiser per 4 februari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken en zelfstandig de opvang heeft verlaten. Ter onderbouwing heeft de minister een kopie van haar systeem INDIGO overgelegd. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser op 28 februari 2025 bericht geen contact meer te hebben met eiser en niet op de hoogte te zijn van zijn verblijfsplaats. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming of op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het procesbelang ontbreekt daarom.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk beoordeelt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend
binnen 1 weekna de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579 en van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.