ECLI:NL:RBDHA:2025:4644

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
NL24.35210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift in het bestuursrecht met betrekking tot asiel en migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De minister had het bezwaarschrift van eiseres, dat was ingediend tegen een besluit van 20 augustus 2024, niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Eiseres, die de Russische nationaliteit heeft en de Nederlandse taal niet machtig is, stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege haar persoonlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelt echter dat de termijnoverschrijding aan eiseres kan worden toegerekend. Ondanks haar stressvolle situatie en het gebrek aan juridische kennis, had eiseres hulp moeten inschakelen. De rechtbank concludeert dat de minister duidelijkheid heeft gegeven over de bezwaartermijn en dat eiseres in staat was om op andere momenten te reageren, wat aantoont dat zij de essentie van het besluit begreep. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, bevestigt de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het handhaven van termijnen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35210
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: I.A.G. Lodders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 20 augustus 2024 van de minister waarin haar bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. De minister heeft geen inhoudelijke beoordeling gegeven van het bezwaarschrift, omdat het bezwaar volgens de minister te laat is ingediend en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2.1.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
2.2.
De zitting was op 4 maart 2025. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, J. Ankomha als tolk en de gemachtigde van de minister.
2.3.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Is er sprake van termijnoverschrijding?
4. De rechtbank stelt als eerste vast dat de minister duidelijkheid heeft gegeven over de verzendinformatie van het primaire besluit. De rechtbank is van oordeel dat dit
voldoende is om aan te nemen dat het besluit op 29 januari 2024 is verstuurd. Die datum is daarom het uitgangspunt voor het berekenen van de bezwaartermijn van vier weken.
Wanneer eiseres het besluit heeft ontvangen, is daarvoor niet relevant, maar zelfs als de rechtbank daarnaar kijkt dan is onvoldoende onderbouwd dat eiseres het besluit later heeft ontvangen waardoor zij niet op tijd bezwaar heeft kunnen maken. Algemene noties over de postbezorging zijn hiertoe onvoldoende. Aangezien het bezwaarschrift na het verlopen van de bezwaartermijn is ontvangen door de minister, is het te laat ingediend.
Is de termijnoverschrijding verschoonbaar?
5. Nu het bezwaar te laat is ingediend, moet als tweede vraag worden beoordeeld of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.1 Daarbij is van belang of de termijnoverschrijding aan eiseres kan worden toegerekend. In dat verband wordt gekeken naar bijzondere omstandigheden die tot de termijnoverschrijding hebben geleid en in welke mate eiseres de overschrijding kan worden verweten.2
6. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding aan eiseres kan worden toegerekend. Haar hoedanigheid – eiseres is Russische en is de Nederlandse taal niet machtig, ze is geen jurist en haar doenvermogen zou zijn beperkt door haar stressvolle situatie rondom haar werk – maakt niet dat de overschrijding niet aan haar kan worden toegerekend. Hoewel de rechtbank begrijpt dat er veel op eiseres afkomt, mag tegelijkertijd van eiseres worden verwacht dat zij dan hulp inroept en eventueel ook juridische hulp. In de uitspraken waarop de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft gewezen3 ziet de rechtbank geen aanleiding om daarover anders te denken. De uitspraken waarnaar wordt verwezen bevatten naast vergelijkbare omstandigheden ook afwijkende omstandigheden die in dit geval niet aan de orde zijn. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de termijnoverschrijding om deze reden verschoonbaar te achten, met name nu de persoonlijke situatie van eiseres hetgeen is wat beoordeeld moet worden.
7. De rechtbank vindt verder niet dat het besluit onduidelijk is geweest. In het besluit staat duidelijk beschreven dat de bezwaartermijn vier weken bedraagt en dat het besluit mogelijk gevolgen heeft voor naturalisatie. Verder blijkt uit de telefoonnotitie van het telefoongesprek tussen eiseres en de minister van 4 maart 2024 ook niet dat de minister tekort heeft geschoten in de informatievoorziening of dat er meer van haar kon worden verwacht. Zoals gezegd, is het de verantwoordelijkheid van eiseres om eventueel juridische hulp in te schakelen. Daarbij vindt de rechtbank relevant dat eiseres wel zelf in staat was om binnen enkele dagen met een zienswijze te reageren op het voornemen dat voorafging aan het besluit. Daaruit maakt de rechtbank op dat eiseres de essentie van het voornemen wel heeft begrepen.
8. Tot slot is er geen sprake van een geringe termijnoverschrijding. Het bezwaarschrift is een week na het verstrijken van de bezwaartermijn ingediend en dat is niet zo gering dat de overschrijding verschoonbaar moet worden geacht. De rechtbank begrijpt dat een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift van belang is voor eiseres, maar het algemene belang dat is gediend met het handhaven van termijnen weegt ook zwaar. Omdat eiseres wel een verwijt valt te maken, is verder niet relevant dat het om een tweepartijengeschil gaat. De minister heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Hoorplicht

9. Aangezien het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is, kon de minister afzien van de hoorplicht. 4
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
11. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2025 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.J. van Rossum, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
17 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.
3 Uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland van 22 februari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:969; Uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland van 18 juli 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4321.
4 Artikel 7:3 aanhef en onder a Awb.