ECLI:NL:RBDHA:2025:4522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
SGR 24/9735
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door Dienst Toeslagen over verzoek om aanvullende compensatie

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op haar verzoek van 3 oktober 2023 om aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade. De rechtbank heeft op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij zij heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld en meer dan twee weken daarna beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op het verzoek van eiseres. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twaalf weken na de verzending van de uitspraak een besluit te nemen op het verzoek van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De proceskosten zijn vastgesteld op € 453,50, en verweerder moet het betaalde griffierecht van € 51 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter A.M. de Wit, in aanwezigheid van griffier D.S.A. Oedairam.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Alam-Khan),
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar verzoek van 3 oktober 2023 om aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade (het verzoek).
Verweerder heeft een verweerschrift, gedateerd op 24 februari 2025, ingediend.

Beoordeling

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. [2]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld en meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek. Niet gebleken is dat verweerder alsnog heeft beslist op het verzoek.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Verweerder heeft bij beschikking van 7 januari 2025 de dwangsom [3] vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442. De rechtbank hoeft hier daarom geen oordeel over te geven.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op het verzoek van eiseres, zal de rechtbank bepalen dat verweerder dit alsnog moet doen.
Nadere beslistermijn
7. Voor een verzoek om aanvullende compensatie geldt de verplichting uit artikel 6.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen om een vooraankondiging aan de ouder toe te zenden, niet. Verweerder heeft om die reden dus geen extra tijd nodig voor het toezenden van een dergelijke vooraankondiging. In lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [4] , hanteert de rechtbank daarom als uitgangspunt dat verweerder een besluit moet nemen op een verzoek om aanvullende compensatie binnen twaalf weken na de datum van het verweerschrift. Van deze twaalf weken moeten ten minste zes weken zijn gelegen na de dag van verzending van de uitspraak op het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Als de twaalf weken ten tijde van de uitspraak op dat beroep al zijn verstreken of als verweerder geen verweerschrift heeft ingediend, geldt een termijn van zes weken na de dag van verzending van de uitspraak.
8. Sinds het uitbrengen van het verweerschrift zijn nog geen zes weken verstreken. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen om binnen een termijn van twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het verzoek van eiseres.
Rechterlijke dwangsom
9. De rechtbank heeft kennis genomen van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2024 [5] en is ambtshalve bekend met uiteenlopende uitspraken die gaan over de hoogte van de rechterlijke dwangsom en de beslistermijn. De rechtbank ziet hier vooralsnog geen aanleiding in om af te wijken van de tot dusver door deze rechtbank bepaalde hoogte van de dwangsom en de op te leggen beslistermijn in dit soort zaken. Dit in afwachting van een uitspraak op dit punt van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Gelet op voorgaande bepaalt de rechtbank met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid [6] dat verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000.

Proceskostenvergoeding en griffierecht

10. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak in beginsel behoort in de categorie gemiddeld (wegingsfactor 1), tenzij duidelijke redenen aanwezig zijn om hiervan af te wijken. [7] Een andere wegingsfactor dan 1 wordt naar vaste rechtspraak slechts gehanteerd bij een naar juridische en/of feitelijke complexiteit van het gemiddelde afwijkende zaak. Een situatie als aan de orde, waarin uitsluitend dient te worden beoordeeld of de beslistermijn is overschreden en een dwangsom is verbeurd, is grond om af te wijken van de wegingsfactor 1 (gemiddeld). Niet het aantal en de omvang van de door de gemachtigde van eiseres opgestelde documenten zijn doorslaggevend voor het oordeel of de zaak bewerkelijk is, maar het gewicht van de zaak en de activiteiten die de gemachtigde in dat kader heeft moeten verrichten. [8] Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024 [9] is de rechtbank van oordeel dat in dit geval wegingsfactor 0,5 (licht) voor het instellen van beroep op zijn plaats is.
11. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 907,- en wegingsfactor 0,5).
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen een termijn van twaalf weken na de verzending van deze
uitspraak een besluit te nemen op het verzoek;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van
D.S.A. Oedairam, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Op grond van artikel 4:17 van de Awb.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3209.
6.Beleid extra dwangsom (zie www.rechtspraak.nl).
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:829.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3403.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1253.