ECLI:NL:RBDHA:2025:4491

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL24.31136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Eritrese eiseres wegens onvoldoende bewijs van identiteit en herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Eritrese eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres, geboren in 2000, heeft op 4 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister op 11 juli 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiseres zelf niet. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de afwijzing beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar identiteit, nationaliteit en herkomst. Eiseres heeft aangevoerd dat zij op tweejarige leeftijd uit Eritrea is gevlucht en dat zij in Ethiopië heeft gewoond, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet genoeg inspanningen heeft verricht om de benodigde documenten te verkrijgen. De rechtbank wijst erop dat eiseres sinds 2018 meerderjarig is en dat van haar verwacht mocht worden dat zij zich zou inspannen om documenten te verkrijgen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen verschoonbare redenen heeft aangevoerd voor het ontbreken van documentatie.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de beperkte kennis van Tigrinya en de Eritrese cultuur van eiseres afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar asielrelaas. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielmotieven van eiseres niet geloofwaardig zijn, omdat deze alleen betekenis hebben tegen de achtergrond van haar identiteit, nationaliteit en herkomst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra en bekendgemaakt op 14 maart 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31136
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Kuster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000. Zij heeft op 4 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 11 juli 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij op tweejarige leeftijd uit Eritrea is gevlucht met haar moeder, omdat haar vader gedeserteerd was en de Eritrese autoriteiten naar hem op zoek waren. Eiseres en haar moeder vestigden zich in Ethiopië, waar eiseres niet naar school kon omdat ze ongedocumenteerd was. Eiseres is uit Ethiopië gevlucht nadat zij een trouwaanzoek had afgewezen, waarna zij en haar moeder werden bedreigd met aangifte bij de autoriteiten omdat ze behoren tot de etnische groep Tigray. Dit
speelde zich af ten tijde van de Tigray-oorlog in het noorden van Ethiopië. Bij terugkeer naar Eritrea vreest eiseres voor de dienstplicht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas bevat volgens de minister één asielmotief:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst.
De minister acht het asielmotief ongeloofwaardig, omdat eiseres geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van haar identiteit, nationaliteit en herkomst, noch van haar verblijf in Ethiopië. Bovendien heeft zij geen inspanningen verricht om dergelijke documenten te verkrijgen en zijn er geen verschoonbare redenen hiervoor aangevoerd.
Daarnaast stelt de minister dat eiseres beperkte kennis heeft van Tigrinya en de Eritrese cultuur, wat haar gestelde identiteit verder ongeloofwaardig maakt. Omdat asielmotieven alleen betekenis hebben tegen de achtergrond van identiteit, nationaliteit en herkomst, kan het asielrelaas niet verder worden beoordeeld. Op grond hiervan heeft de minister de asielaanvraag als ongegrond afgewezen en eiseres geen verblijfsvergunning verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Het ontbreken van documentatie: inspanning en verschoonbaarheid
6. Eiseres voert aan dat zij wel degelijk inspanningen heeft verricht om de benodigde documenten te verkrijgen, maar dat de minister dit ten onrechte niet erkent. Zij wijst op haar specifieke omstandigheden die het verkrijgen van deze documenten bemoeilijken, waaronder haar jonge leeftijd bij vertrek uit Eritrea, haar mobiliteitsbeperkingen en haar analfabetisme. Daarnaast stelt zij dat niet van haar mag worden verwacht dat zij zich tot de Eritrese ambassade wendt, gelet op haar vrees voor de autoriteiten.
7. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiseres is om haar identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken en zich in te spannen om documenten te verkrijgen die deze gegevens kunnen onderbouwen.i De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende inspanning heeft verricht om dergelijke documenten te verkrijgen. De rechtbank betrekt hierbij dat eiseres sinds 2018 meerderjarig is, waardoor van haar mocht worden verwacht dat zij zich in ieder geval vanaf dat moment tot aan haar vertrek in januari 2022 zou in zetten voor het verkrijgen van documenten. Niet is gebleken dat het voor eiseres onmogelijk was om dergelijke inspanningen te verrichten. De minister heeft in dit verband kunnen betrekken dat de door eiseres gestelde mobiliteitsbeperkingen in Ethiopië pas vanaf 2021 van kracht waren, terwijl zij in die periode daarvoor de mogelijkheid had om zich in Addis Abeba als vluchteling te laten registeren. Het enkele feit dat eiseres analfabeet is, doet hieraan niet af, nu zij wel in staat is gebleken om in 2021 de reis naar Addis Abeba te maken. Verder heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres zich tot de Eritrese ambassade had kunnen wenden voor het verkrijgen van documentatie. De enkele stelling dat dit haar familie in gevaar zou brengen of dat hiervoor smeergeld moet worden betaald, is door eiseres niet nader onderbouwd. Verder heeft eiseres zelf verklaard geen familieleden meer in Eritrea te hebben, waardoor de gestelde risico’s niet aannemelijk zijn gemaakt.ii Gelet hierop heeft de minister zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen verschoonbare redenen zijn die het ontbreken van documentatie en inspanning rechtvaardigen.
Kennis van Tigrinya en de Eritrese cultuur
8. Eiseres stelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom haar beperkte kennis van het Tigrinya en de Eritrese cultuur afdoet aan de geloofwaardigheid van haar
identiteit, nationaliteit en herkomst. Zij voert aan dat zij opgroeide in een Ethiopische omgeving en dat haar analfabetisme haar taalontwikkeling heeft beïnvloed. Verder wijst zij op culturele verschillen, waarbij binnen sommige Afrikaanse culturen pas in de moedertaal met een kind wordt gesproken wanneer het die taal beheerst. Ook voert eiseres aan dat zij en haar moeder zich staande moesten houden als tweederangsburger in Ethiopië, waardoor ze zich niet bezig hielden met de kennisoverdracht van de Eritrese cultuur.
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat van eiseres, gelet op haar achtergrond, mocht worden verwacht dat zij een betere beheersing van het Tigrinya zou hebben. Uit haar eigen verklaringen volgt immers dat haar moeder tot haar negende levensjaar in deze taal tegen haar sprak.iii Dat eiseres stelt dat zij in een volledig Ethiopische omgeving is opgegroeid en dat haar analfabetisme haar taalontwikkeling heeft beïnvloed, maakt niet dat van haar geen betere beheersing van het Tigrinya mocht worden verwacht. Gezien haar eigen verklaring over de communicatie met haar moeder acht de rechtbank deze omstandigheid onvoldoende om af te doen aan het oordeel van de minister. Evenmin kan het beroep op culturele verschillen binnen de Afrikaanse cultuur afdoen aan het oordeel van de minister, nu eiseres zelf heeft verklaard dat haar moeder in Tigrinya tegen haar sprak en het zonder onderbouwing (die eiseres niet heeft gegeven) niet aannemelijk is dat de moeder van eiseres tot haar negende levensjaar overwegend heeft gezwegen tegen eiseres. Ook ten aanzien van de gestelde afwezigheid van kennis over de Eritrese cultuur heeft de minister eiseres terecht tegengeworpen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar gestelde herkomst. Van iemand die stelt met haar Eritrese moeder te zijn opgegroeid, mocht in redelijkheid worden verwacht dat zij ten minste enige basiskennis heeft van culturele aspecten, zoals eten en gebruiken. De minister heeft daarbij mogen betrekken dat eiseres niets over de Eritrese cultuur heeft kunnen verklaren tijdens het aanmeldgehoor en het nader gehoor. Dat eiseres heeft verklaard bepaalde zaken bij haar moeder te hebben gezien, maar niet kon concretiseren of en hoe deze verband hielden met de Eritrese cultuur, acht de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat de minister dit haar niet heeft mogen tegenwerpen. De minister heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de afwezigheid van enige kennis over de Eritrese cultuur afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres.
10. Volgens vaste rechtspraak hebben de asielmotieven van een vreemdeling slechts betekenis tegen de achtergrond van zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst.iv Omdat de minister eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig heeft mogen achten, heeft de minister terecht eiseres haar asielrelaas niet inhoudelijk beoordeeld.

Conclusie en gevolgen

11. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Tank, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 maart 2025
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
i Artikel 31, eerste lid, Vw en paragraaf C1/4.2.1 Vreemdelingencirculaire (Vc).
ii Zie pagina 18 van het rapport nader gehoor.
iii Zie pagina 12, 16 en 17 van het rapport nader gehoor.
iv Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4061, en 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.