ECLI:NL:RBDHA:2025:4491
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Eritrese eiseres wegens onvoldoende bewijs van identiteit en herkomst
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Eritrese eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres, geboren in 2000, heeft op 4 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister op 11 juli 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiseres zelf niet. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de afwijzing beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar identiteit, nationaliteit en herkomst. Eiseres heeft aangevoerd dat zij op tweejarige leeftijd uit Eritrea is gevlucht en dat zij in Ethiopië heeft gewoond, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet genoeg inspanningen heeft verricht om de benodigde documenten te verkrijgen. De rechtbank wijst erop dat eiseres sinds 2018 meerderjarig is en dat van haar verwacht mocht worden dat zij zich zou inspannen om documenten te verkrijgen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen verschoonbare redenen heeft aangevoerd voor het ontbreken van documentatie.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de beperkte kennis van Tigrinya en de Eritrese cultuur van eiseres afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar asielrelaas. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielmotieven van eiseres niet geloofwaardig zijn, omdat deze alleen betekenis hebben tegen de achtergrond van haar identiteit, nationaliteit en herkomst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra en bekendgemaakt op 14 maart 2025.