In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf beoordeeld. De minister van Buitenlandse Zaken had de aanvraag op 18 januari 2024 afgewezen, en het bezwaar van eiser werd op 25 oktober 2024 ongegrond verklaard. Eiser heeft driemaal eerder tijdig teruggekeerd naar Senegal, wat volgens de rechtbank een relevante omstandigheid is die de minister had moeten overwegen bij de beoordeling van de visumaanvraag. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de economische binding van eiser met Senegal, en dat eiser in bezwaar had moeten worden gehoord. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en oordeelt dat het beroep gegrond is. Eiser heeft recht op een dwangsom van € 1.442,- omdat de minister het bezwaar ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft aangemerkt. De rechtbank draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere afwijzing van de visumaanvraag opnieuw moet worden beoordeeld, met inachtneming van deze uitspraak.