ECLI:NL:RBDHA:2025:4283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
NL25.1195
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van familie- en gezinsleven in het kader van het EVRM

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, die een verblijfsvergunning aanvroeg op basis van familie- en gezinsleven met haar neef, referent. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag beoordeeld. Eiseres, die in Turkije woont, is de tante van referent, die als alleenstaande minderjarige vluchteling naar Nederland is gekomen. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat er volgens hem geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestonden tussen eiseres en de ouders van referent, en de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wogen dan die van eiseres.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in redelijkheid tot deze conclusie kon komen. Eiseres voerde aan dat zij als een tweede moeder voor referent fungeerde en dat er sprake was van afhankelijkheid, maar de rechtbank oordeelde dat de minister niet ten onrechte had geconcludeerd dat eiseres de benodigde zorg en ondersteuning ontving van de broers van referent. De rechtbank heeft de belangenafweging van de minister gevolgd en geoordeeld dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wegen dan die van eiseres en referent.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen verblijfsvergunning krijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1195

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. M.P. Gaal-de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’ bij haar inmiddels meerderjarige neef [naam 2] (referent).
2. De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eiseres/referent, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

3. Referent is geboren op [geboortedatum]. Hij is in 2022 als Syrische alleenstaande minderjarige vluchteling naar Nederland gekomen en heeft hier een asielvergunning gekregen. Referent heeft vervolgens op 18 augustus 2022 een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend voor gezinshereniging met zijn ouders, broers, zussen en tante (eiseres). In Syrië woonden zij gezamenlijk in een huis, inclusief eiseres. In 2015 zijn drie broers van referent naar Turkije vertrokken om te werken. Op het moment dat de financiële situatie stabiel was, zijn de overige gezinsleden naar Turkije vertrokken. Momenteel woont eiseres in Turkije met drie broers van referent. De overige gezinsleden, referent, de ouders, een broer en twee zussen, zijn in Nederland.
4. Op 6 juli 2023 heeft de minister in twee afzonderlijke besluiten de aanvragen voor eiseres en drie broers van referent afgewezen. In de besluiten op bezwaar is de minister bij die beslissingen gebleven. In deze zaak beoordeelt de rechtbank het besluit op bezwaar van 12 december 2024, waarin de mvv-aanvraag voor eiseres (referentes tante) is afgewezen (het bestreden besluit).
5. De minister heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat er familieleven bestaat tussen eiseres en referent (en zijn in Nederland verblijvende broer en zus). De belangen van de Nederlandse staat wegen volgens de minister echter zwaarder dan de belangen van eiseres en referent (en zijn broer en zus). De minister heeft ook beoordeeld of sprake is van familieleven tussen eiseres en de ouders en oudere zus van referent en komt tot de conclusie dat geen familieleven tussen hen bestaat. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor verblijf in Nederland en zij krijgt geen mvv.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is ten onrechte geconcludeerd dat geen familieleven bestaat tussen eiseres en referentes ouders?
8. Eiseres stelt allereerst dat niet duidelijk is waarom de minister het familieleven van haar met de ouders van referent beoordeelt. Referent heeft immers de aanvraag ingediend voor eiseres, zijn tante.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat in de Werkinstructie (WI) 2020/16 staat dat de minister de inhoudelijke beoordeling aan artikel 8 van het EVRM doet aan de hand van alle feiten in het dossier, waarbij los van het gevraagde verblijfsdoel gekeken wordt naar de voltallige gezinssamenstelling. Aangezien het bij de afwijzing van onder andere bepaalde reguliere aanvragen aan de minister is om artikel 8 van het EVRM te waarborgen, oordeelt de rechtbank dat terecht in het besluit is gekeken naar de onderlinge banden van het gehele gezin.
9. Eiseres voert vervolgens aan dat sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen haar en de ouders van referent. Volgens eiseres moet meer belang worden toegekend aan het samenleven van de familie. Eiseres is namelijk als een tweede moeder voor referent en zeer betrokken bij zijn opgroeien en opvoeding. Inmiddels is eiseres oud, ziek en hulpbehoevend. Zij wijst ter onderbouwing naar een overgelegde verklaring van een arts uit Istanbul. In die verklaring staat onder andere dat er altijd een begeleider aanwezig moet zijn om voor eiseres te zorgen. Zij ontvangt deze hulp op dit moment van de drie achtergebleven broers van referent. Eiseres wijst er echter op dat het gezin altijd als geheel heeft gefunctioneerd en dat iedereen gewend is om voor het hele gezin te zorgen.
9.1.
De minister stelt dat niet is gebleken van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referentes ouders en zus, omdat eiseres de benodigde zorg en ondersteuning ontvangt van de broers van referent. De omstandigheid dat eiseres en de rest van de familie lang hebben samengewoond, is niet voldoende om familieleven aan te nemen.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid op grond waarvan familie- of gezinsleven moet worden aangenomen. Voor de vaststelling van bijkomende elementen van afhankelijkheid kan onder meer een rol spelen wat eiseres aanvoert over medische omstandigheden, financiële afhankelijkheid, banden met het land van herkomst en emotionele afhankelijkheid. [1] De minister heeft er in dit geval op kunnen wijzen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres vanwege haar medische problematiek van referentes ouders of zus afhankelijk is, of zij van haar. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat eiseres voor praktische hulp of andere ondersteuning terecht kan bij de broers van referent, met wie zij nu ook samenwoont. Eiseres erkent zelf ook dat zij de benodigde hulp op dit moment ontvangt van de drie achtergebleven broers. Datzelfde heeft de minister mogen overwegen in het kader van de financiële ondersteuning. Niet is gebleken dat eiseres praktisch, financieel of op andere wijze afhankelijk is van referentes ouders of zus. De minister heeft onder deze omstandigheden niet ten onrechte geconcludeerd dat geen sprake is van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
9.3.
Hoewel eiseres stelt dat meer gewicht toegekend moet worden aan de samenwoning in het verleden, wijst zij ter toelichting daarvan op omstandigheden die zien op haar relatie met referent. Het familieleven met referent en eiseres is al aangenomen door de minister. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte geconcludeerd heeft dat de samenwoning in het verleden, gezien de andere omstandigheden in deze zaak, niet leidt tot bijkomende elementen van afhankelijkheid. Ook stelt eiseres dat het gezin alleen als geheel functioneert, maar dat betoog is niet onderbouwd en leidt daarom niet tot een ander oordeel.
Heeft de minister niet in redelijkheid de belangenafweging in het nadeel laten uitvallen?
10. Eiseres betoogt dat de belangenafweging in het voordeel van haar en referent uit moet vallen. Eiseres stelt dat het belang van het minderjarige kind voorop moet worden gesteld en dat de minister moet motiveren of eiseres en referent het voordeel van de twijfel verdienen. Eiseres wijst hierbij op artikel 3 van het IVRK, [2] een Afdelingsuitspraak van 26 januari 2022 [3] en een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. [4] Verder stelt eiseres dat het beter met referent zal gaan als hij herenigd wordt met de rest van de familie, zodat hij vervolgens mee kan doen op de arbeidsmarkt en iets bij kan dragen. Het is weliswaar mogelijk dat eiseres wegens haar medische klachten een beroep zal doen op de staatskas, maar het is zeer aannemelijk dat deze kosten niet opwegen tegen de baten vanwege het bijdragen aan de economie. Het economisch belang is volgens eiseres nu te zwaar meegewogen.
10.1.
De minister heeft gemotiveerd dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wegen dan de belangen van eiseres en referent (en zijn broer en zus).
10.2.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister in redelijkheid de belangenafweging in het nadeel van eiseres heeft kunnen laten uitvallen. De rechtbank volgt de conclusie van de minister dat de afhankelijkheid tussen eiseres en referentes ouders en oudere zus niet aannemelijk is gemaakt. Er is wel familieleven aangenomen tussen eiseres en referent (en zijn jongere broer en zus), hun belang bij gezinshereniging is afgewogen tegen de belangen van de Nederlandse staat. De rechtbank acht het redelijk dat in het nadeel van eiseres is meegewogen dat zij niet de primaire verzorger van referent (of jongere broer of zus) is of is geweest. Ook heeft de minister mogen tegenwerpen dat niet is gebleken dat eiseres haar aanwezigheid noodzakelijk of essentieel is voor referent (of zijn jongere broer en zus). Eiseres heeft geen gronden aangevoerd die daaraan afdoen. De minister heeft ook het economisch belang aan eiseres kunnen tegenwerpen. Daarbij is specifiek ingegaan op de situatie van eiseres, namelijk dat zij gezien haar medische situatie een beroep zal doen op publieke voorzieningen. Dat eiseres stelt dat referent zal bijdragen aan de economie, maakt zonder verdere onderbouwing niet dat de belangenafweging van de minister geen stand kan houden. Het betoog op de zitting dat het economisch belang het enige belang van de staat zou zijn en dat dat belang te zwaar is meegewogen slaagt ook niet. Immers, de minister heeft naast het economisch belang ook gekeken naar de vraag of eiseres de primaire verzorger is van referent, de noodzakelijkheid van de overkomst van eiseres en vervolgens is overwogen dat het onder deze omstandigheden redelijk is om te verwachten dat eiseres en referent hun contact op afstand voortzetten.
10.3.
Het betoog dat de belangen van het kind niet voldoende zijn betrokken en dat de minister had moeten motiveren of het voordeel van de twijfel moet worden gegund, volgt de rechtbank niet. De Afdelingsuitspraak van 26 januari 2022 [5] en de uitspraak van de rechtbank Rotterdam [6] waar eiseres zich op beroept, gaan over het beoordelingskader in nareiszaken en dan met name over de bewijsmaatstaf voor de identiteit en gezinsband. In het kader van het geleverde bewijs, heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister in nareiszaken bij de beoordeling moet betrekken of er aanleiding bestaat het voordeel van de twijfel te gunnen. Als er minderjarigen bij een zaak betrokken zijn, speelt hun belang hierbij een belangrijke rol. In deze zaak speelt echter niet de vraag of de identiteit en gezinsband is aangetoond en daarom kan uit de genoemde uitspraken niet worden afgeleid dat de minister de belangen van het kind niet goed heeft betrokken of dat gemotiveerd had moeten worden of het voordeel van de twijfel wordt gegund.
10.4.
Eiseres onderbouwt daarnaast ook niet op welke manier de belangen van het kind anders hadden moeten worden meegenomen. De minister betrekt in het besluit de minderjarigheid van referent ten tijde van de aanvraag, maar komt met inachtneming van die omstandigheid tot de conclusie dat dat niet hoeft te leiden tot verlening van een mvv voor eiseres. Datzelfde geldt voor het vluchtelingschap van referent. Eiseres concretiseert niet op welke wijze de motivering van de minister niet deugdelijk is. De beroepsgrond slaagt ook daarom niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.