3.2.Niet in geschil is dat verweerder niet tijdig op eisers bezwaar heeft beslist, dat de ingebrekestelling geldig is en dat het besluit op het bezwaar pas is genomen nadat eiser beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar had ingesteld. Dit betekent dat dit beroep niet zonder reden was ingesteld. De rechtbank ziet hierin aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser in verband met dit beroep heeft gemaakt. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5, omdat de zaak in zoverre van licht gewicht is).
Beroep tegen het bestreden besluit
Het bestreden besluit
4. Het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, houdt – samengevat – het volgende in. Eiser en referent hebben hun identiteit aannemelijk gemaakt en hebben ook aannemelijk gemaakt dat zij broers zijn. Zij komen evenwel niet in aanmerking voor de gevraagde mvv in het kader van nareis, aangezien zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een pleegrelatie tussen hen. Eiser en referent hebben de gestelde pleegrelatie niet met documenten onderbouwd. Verder hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat hun biologische moeder is hertrouwd en daardoor het verzorgingsrecht over eiser heeft verloren en dat hun moeder niet in staat kan worden geacht om voor eiser zorg te dragen. Voor zover wel aannemelijk zou zijn dat de moeder geen verantwoordelijkheid meer voor eiser heeft, geldt volgens verweerder dat uit de verklaringen in het dossier veeleer naar voren komt dat niet referent, maar hun oom de feitelijke rol van pleegouder voor eiser heeft vervuld.
Toetsing van het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder uitgaat van eisers identiteit en ook aanneemt dat eiser en referent broers zijn. Verweerder vindt echter dat eiser en referent niet aannemelijk hebben gemaakt dat er ook sprake is van een pleegrelatie tussen hen. Deze uitspraak gaat over die gestelde pleegrelatie tussen referent en eiser.
6. Eiser en referent hebben, zo betwisten zij niet, geen officiële documenten – zoals een beschikking van een Syrische rechtbank – overgelegd waaruit blijkt dat referent is aangewezen als de pleegouder van eiser. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser en referent aannemelijk hebben gemaakt dat er in Syrië van rechtswege, door feitelijke verzorging en opvoeding, een pleegrelatie tussen hen is ontstaan.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet aannemelijk is gemaakt dat er van rechtswege een pleegrelatie tussen eiser en referent is ontstaan. Verweerder heeft aan dit standpunt in de kern twee argumenten ten grondslag gelegd. Het eerste, primaire, argument houdt – kort weergegeven – in dat niet aannemelijk is gemaakt dat de moeder van eiser en referent is hertrouwd en niet in staat is de zorg voor eiser op zich te nemen. Het tweede, subsidiaire, argument houdt – kort weergegeven – in dat de rol van pleegouder, voor zover wordt aangenomen dat de moeder uit beeld is, feitelijk is vervuld door een oom en niet door referent. Hierna, onder 8.1. tot en met 8.3, zijn eerst de relevante kaders weergegeven aan de hand waarvan de beoordeling wordt verricht. Vervolgens, onder 9. tot en met 9.8, bespreekt de rechtbank het eerste, primaire, argument van verweerder. Daarna, onder 10. tot en met 10.5, gaat de rechtbank in op het tweede, subsidiaire, argument van verweerder.