Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiser, die een visum kort verblijf had aangevraagd om bij zijn referente, mevrouw [naam 2], te verblijven. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag op 7 mei 2023 afgewezen, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing is bij besluit van 12 september 2024 kennelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden, omdat hij niet op de hoogte was van de bewijsstukken die hij moest overleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting, aangezien de beoordeling van de aanvraag sterk afhankelijk is van de individuele omstandigheden van de aanvrager. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van eiser ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard, en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser worden vergoed tot een bedrag van € 1.814,-.