Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
de minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. S. Faddach).
Procesverloop
Overwegingen
Ik ben hier naar toe gekomen om asiel aan te vragen”. Uit het (concept) proces-verbaal van het verhoor blijkt dat de ambtenaar vervolgens heeft geantwoord:
(…) Zoals ik u zojuist heb medegedeeld, zijn wij van de Avim en doen wij onderzoek naar uw identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus. Indien u daadwerkelijk asiel wilt aanvragen, dan kan dat als de strafzaak is afgerond. Aan de hand van het onderzoek, zal u onder asiel in bewaring worden gesteld, of kan u in vrijheid de asiel procedure volgen.”Eiser heeft zijn asielwens opnieuw geuit tijdens het verhoor van 16 juli 2024 omtrent de feiten op grond waarvan het voorstel werd gedaan om een zwaar inreisverbod en terugkeerbesluit op te leggen. De minister heeft eiser vervolgens met de brief van 1 december 2024 in de gelegenheid gesteld om (formeel) een asielaanvraag in te dienen. Op 1 januari 2025 is de asielaanvraag van eiser geformaliseerd. Eiser is vervolgens op diezelfde dag in bewaring gesteld. Op 12 januari 2025 heeft het asielgehoor plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat het plannen van het asielgehoor op de 12e dag van de bewaring onvoldoende voortvarend is, omdat de minister gelet op voornoemde feiten en omstandigheden al geruime tijd op de hoogte was van eisers asielwens. Dat eiser in het verhoor van 16 juli 2024 heeft verklaard dat hij asiel gaat aanvragen als hij vrijkomt doet daar – gelet op zijn overige verklaringen in dat verhoor en in het verhoor van 7 juni 2024 – niet aan af. Dat geldt ook voor de stelling van de minister dat eiser niet heeft gereageerd op de brief van 1 december 2024 en zijn asielaanvraag mogelijk weer zal intrekken. De
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 14 januari 2025;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.400,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.