ECLI:NL:RBDHA:2025:398
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring eerste beroep, beroep gegrond, geen zicht op uitzetting Libië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser, een Libische nationaliteit, de maatregel van bewaring was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, met als argument dat de openbare orde de maatregel vorderde vanwege het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel niet zijn betwist door de eiser, maar de kern van de zaak lag bij de vraag of er zicht op uitzetting naar Libië was. De eiser stelde dat dit zicht ontbrak, terwijl de minister betoogde dat er wel degelijk zicht was op uitzetting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende concrete aanknopingspunten waren voor zicht op uitzetting naar Libië, en dat de cijfers die door de minister waren gepresenteerd niet wezenlijk afweken van eerdere cijfers die al geen zicht op uitzetting aangaven. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en een schadevergoeding van € 1400,- toegekend aan de eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 1814,-, te betalen door de minister.