ECLI:NL:RBDHA:2025:3885
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling in het kader van terugkeer en de toepassing van artikel 5 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die een verzoek om schadevergoeding indiende, betoogde dat de maatregel in strijd was met het legaliteitsvereiste van artikel 5 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bevel tot terugkeer niet expliciet vermeldde dat niet-naleving zou leiden tot inbewaringstelling, maar oordeelde dat dit niet in strijd was met het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke basis voor de inbewaringstelling voldoende toegankelijk en voorzienbaar was, aangezien de voor terugkeer noodzakelijke bescheiden voorhanden waren. Eiser voerde ook aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde bij de uitzetting, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende uitleg had gegeven over de tijdsduur van de procedure. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.