ECLI:NL:RBDHA:2025:3828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
SGR 24/6187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een beroepsmilitair wegens wangedrag en drugsgebruik

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen zijn ontslag beoordeeld. Eiser, een beroepsmilitair bij de Koninklijke Marechaussee (KMar), werd op 21 april 2023 staande gehouden op verdenking van drugsgebruik. Tijdens het verhoor gaven eiser en zijn collega’s aan een joint te hebben gerookt. Ondanks een negatieve speekseltest werd eiser op 26 mei 2023 ontslagen wegens wangedrag, gebaseerd op het zero tolerance-drugsbeleid van de KMar. Eiser betwistte het ontslag en stelde dat zijn verklaringen onder druk waren afgelegd en dat het beleid in strijd was met de rechtsbeginselen. De rechtbank oordeelde dat het ontslag gerechtvaardigd was, omdat eiser zich schuldig had gemaakt aan wangedrag en het beleid rechtmatig was toegepast. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de verklaringen van eiser uit te sluiten en dat het ontslag evenredig was aan de ernst van het wangedrag. Het beroep werd ongegrond verklaard en het ontslag bleef in stand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6187

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.G.A. Linssen),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Quadackers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn ontslag.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 mei 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij het ontslag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. De gemachtigde van verweerder werd vergezeld door M. Loffeld.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is op 10 oktober 2022 aangesteld als beroepsmilitair bij de KMar en geplaatst als leerling bij het Opleidings- Trainings- en Kenniscentrum (OTC).
3. In de nacht van 20 op 21 april 2023 is eiser met twee andere militairen staande gehouden vanwege het vermoeden van drugsgebruik. Daarop zijn de militairen meegenomen naar de Brigade van de KMar. De militairen zijn in de vroege ochtend van 21 april 2023 afzonderlijk verhoord en hebben verklaard alle drie een joint te hebben gerookt.
4. Op 4 mei 2023 is eiser gehoord in het kader van een op te leggen rechtspositionele maatregel. Hij heeft hierbij opnieuw verklaard op 21 april 2023 een joint te hebben gerookt.
5. Op 26 mei 2023 is eiser met ingang van 1 juli 2023 ontslagen wegens wangedrag op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder l van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). Verweerder heeft daarbij toepassing gegeven aan het zero tolerance-drugsbeleid zoals neergelegd in Aanwijzing SG A/925 (“het Drugsbeleid”).
6. In de bezwaarfase tegen het ontslagbesluit is eiser teruggekomen op zijn verklaringen en heeft hij ontkend cannabis te hebben gerookt.
Wat stelt eiser in beroep?
7. Verweerder heeft de feiten niet juist en niet zorgvuldig vastgesteld. Er is geen wangedrag aangetoond.
7.1
Eiser heeft in de ochtend van 21 april 2023 geen cannabis gebruikt. Zijn speeksel is negatief getest. Verweerder is hier ten onrechte aan voorbijgegaan. Als verweerder twijfelde aan het testresultaat, had hij aanleiding moeten zien voor een nadere drugstest. Verder blijkt niet dat de samenstelling van de joint is onderzocht. Verweerder heeft bovendien op onjuiste gronden aangenomen, dat eiser en zijn collega’s gezamenlijk hebben besloten de joint te kopen.
7.2
De verklaring die eiser tijdens het verhoor van 21 april 2023 heeft afgelegd, had niet mogen worden gebruikt voor het bewijs. Het verhoor vond namelijk plaats in strijd met artikel 28b en artikel 28c, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Eiser was aan te merken als een kwetsbare verdachte, omdat hij onder de invloed van alcohol verkeerde. Hij mocht dus niet worden verhoord zonder dat een raadsman voor hem was opgeroepen. Voor zover hij niet gold als kwetsbare verdachte, had de KMar het oordeel van een arts moeten inwinnen. Eiser heeft daarbij afstand gedaan van het recht op consultatiebijstand, zonder te zijn geïnformeerd over de gevolgen daarvan. Hij heeft zich de gevolgen van zijn verklaring niet gerealiseerd.
7.3
Eiser heeft de verklaringen van 21 april 2023 en 4 mei 2023 ingetrokken. Verweerder mocht niet aan die intrekking voorbijgaan. Zijn verklaringen kwamen onder druk tot stand. Eiser is door zijn collega’s overgehaald om te verklaren dat hij de joint had meegerookt. Zijn raadsman in het tweede verhoor heeft hem niet gewezen op de mogelijkheid zijn verklaring in te trekken. Door druk van de KMar en zijn collega’s durfde eiser niet op zijn eerste verklaring terug te komen. Pas toen hij werd gewezen op de mogelijkheid zijn verklaringen in te trekken heeft hij daarvan gebruikgemaakt.
8. Het Drugsbeleid is bovendien in strijd met het evenredigheidsbeginsel, alsook met het gelijkheidsbeginsel en artikel 1 van de Grondwet. In het beleid wordt een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen leden van de KMar en andere militairen. Verder maakt het Drugsbeleid geen verschil tussen enerzijds jonge militairen die de gevolgen van hun handelen, gezien hun jeugd en de daarvoor kenmerkende onvolwassenheid van de prefrontale cortex, onvoldoende kunnen overzien en anderzijds oudere militairen die dat wel kunnen. Bovendien wordt geen onderscheid gemaakt tussen eenmalig en structureel gebruik. Daarnaast wordt een kleine hoeveelheid softdrugs in Nederland gedoogd.
9. Het ontslag is verder onevenredig. Voor zover al sprake is van wangedrag kan het niet aan eiser worden toegerekend. Een incidentele uitglijder is kenmerkend voor het soms impulsieve en onbeheerste gedrag van jonge mensen met een onvolgroeide prefrontale cortex.
10. Omdat het Drugsbeleid niet consequent wordt toegepast, is het ontslag willekeurig, onzorgvuldig, alsook in strijd met het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Tegen twee marechaussees die in de nacht van 22 op 23 december 2022 zijn gepakt vanwege het vermoedelijk bezit en gebruik van harddrugs, is immers geen onderzoek ingesteld, geen speekseltest afgenomen en niet verder opgetreden. Uit een rapport van de Sectie Interne Onderzoeken (SIO) blijkt dat tegen hen duidelijke aanwijzingen bestonden voor het plegen van strafbare feiten. Dit verschil in behandeling is onverenigbaar met het zero tolerance-karakter van het beleid en geeft blijk van een ongerechtvaardigd onderscheid tussen die zaak en het geval van eiser. Hiermee is niet voldoende geborgd dat het beleid rechtmatig is. De ondermijning van het Drugsbeleid leidt tot willekeur en heeft de verwachting gewekt dat het niet zo strikt zou worden gehanteerd.
11. Ten slotte is het bij de zaakstukken overgelegde SIO-rapport over de zaak uit 2022 zo vergaand onleesbaar gemaakt, dat de inhoud daarvan niet meer kenbaar is. Hierdoor handelt verweerder in strijd met hoor en wederhoor en artikel 6 van het EVRM.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Toepasselijke regels
12. Op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder l, van het AMAR kan aan de militair ontslag worden verleend wegens wangedrag in de dienst, dan wel buiten de dienst, voor zover dit gedrag schadelijk is of kan zijn voor zijn dienstvervulling of niet in overeenstemming is met het aanzien van zijn ambt. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven is noodzakelijk dat op basis van beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. [1] Deze maatstaf geldt ook voor ontslag wegens wangedrag. [2] Daarnaast moet het wangedrag aan de ambtenaar kunnen worden toegerekend. Voor de toerekenbaarheid is bepalend of de ambtenaar ten tijde van de gedragingen in staat was de ontoelaatbaarheid daarvan in te zien en daarnaar te handelen. [3] Het ligt op de weg van de ambtenaar aannemelijk te maken dat het wangedrag hem niet kan worden toegerekend. Daarnaast moet het ontslag evenredig zijn aan de ernst van het wangedrag.
Mocht verweerder oordelen dat sprake is van toerekenbaar wangedrag?
13. De rechtbank heeft met verweerder de overtuiging gekregen dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedraging van drugsgebruik. Deze overtuiging is gebaseerd op een deugdelijke feitenvaststelling en de gedraging is aan te merken als wangedrag. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
13.1
Eiser is met twee collega’s op 21 april 2023 door verbalisanten staande gehouden op een schoolplein in de nabijheid van het OTC. Daar hebben de verbalisanten een cannabisgeur waargenomen en vastgesteld dat een van de militairen een joint bij zich had. Eiser en zijn collega’s zijn apart door de KMar verhoord. Zowel eiser als zijn collega’s hebben afzonderlijk aan de KMar verklaard dat zij alle drie een joint hadden gerookt. Voor de bewering van eiser dat deze overeenstemming berust op een onderlinge afspraak om onjuist te verklaren, ontbreekt enig bewijs. Tijdens het verhoor van 4 mei 2023 heeft eiser vervolgens nog een keer verklaard, dat hij op 21 april 2023 een joint had gerookt.
Hiermee staat het gebruik van softdrugs op 21 april 2023 voldoende vast. Wie van de militairen de joint heeft gekocht kan daarbij verder in het midden blijven; voor de vaststelling van het gebruik is dit niet van betekenis. Gelet op de verklaringen van eiser en zijn collega’s valt verder niet in te zien, dat een onderzoek naar de samenstelling van de joint tot een ander inzicht zou hebben geleid.
Aan de intrekking van de verklaringen van 21 april 2023 en 4 mei 2023 hoefde verweerder geen betekenis te hechten. De intrekking gebeurde pas in het bezwaar tegen het ontslagbesluit, wat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid ervan. Eiser heeft ook belang bij de intrekking. Het is verder niet aannemelijk geworden dat eiser onder druk is gezet door zijn collega’s of door de KMar. In de verklaring van 4 mei 2023 heeft eiser bovendien toegelicht hoeveel trekjes hij van de joint had genomen, wat de geloofwaardigheid van deze verklaring versterkt.
13.2
De uitslag van de speekseltest werpt geen ander licht op de zaak. Hieruit blijkt alleen dat de concentratie van actieve stoffen in het speeksel van eiser niet boven een bepaalde grenswaarde uitkwam. Die geringe concentratie laat onverlet dat het gebruik van softdrugs voldoende blijkt uit de feiten die zijn weergegeven bij r.nr. 13.1.
13.3
Uit het proces-verbaal komen geen aanwijzingen naar voren, die doen vermoeden dat eiser niet in staat was om tijdens het eerste verhoor een verklaring af te leggen. Verweerder mag uitgaan van de deskundigheid van de verbalisanten, die eiser daartoe in staat hebben geacht. Eiser heeft ook geen concrete feiten aangedragen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij kwetsbaar was. Dat hij met zijn collega’s drankjes in het centrum had genuttigd en dat zij met de taxi terug naar de kazerne reden, is daarvoor onvoldoende. Er is geen aanwijzing dat eiser zo sterk onder de invloed was van alcohol, dat moet worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaring. Ook is niet gebleken dat eiser niet in staat was om afstand te doen van het recht op consultatiebijstand. Het verhoor duurde bovendien maar kort en bestond uit slechts een gericht aantal simpele vragen. De door eiser naar voren gebrachte feiten geven geen aanleiding om te oordelen, dat voorafgaand aan het verhoor medisch advies had moeten worden ingewonnen. Uit het proces-verbaal blijkt dat eiser alle vragen begreep en daarop duidelijke antwoorden heeft gegeven. Daarbij komt, dat eiser tijdens het verhoor op 4 mei 2023, waarin hij door een raadsman werd bijgestaan, heeft verklaard de joint te hebben gerookt en niets heeft aangevoerd over zijn vermeende kwetsbaarheid in het eerste verhoor. Dit bevestigt dat er weinig schortte aan het bewustzijn van eiser en dat de verklaring op 21 april 2023 in vrijheid is afgelegd.
Eisers betoog dat het verhoor is afgenomen in strijd met 28b en artikel 28c, tweede lid Sv en artikel 6 van het EVRM, daargelaten de vraag welke consequentie dat in deze bestuursrechtelijke procedure zou hebben, kan daarom niet worden gevolgd. De rechtbank vindt dus geen aanleiding om de verklaring van het bewijs uit te sluiten.
14. Zoals uiteengezet in het Drugsbeleid, verdragen de militaire plichtsvervulling en het aanzien van het ambt zich niet met het gebruik van softdrugs, gezien het belang van een inzetbare krijgsmacht, de veiligheid van het defensiepersoneel en het tegengaan van onwenselijke groepsvorming. Eiser was hiermee bekend. Hij is een volwassen man die moet worden geacht verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor zijn keuzes. Hij heeft de ontoelaatbaarheid van het gedrag kunnen inzien en volgens dat inzicht kunnen handelen. Er is dan ook sprake van wangedrag dat aan eiser is toe te rekenen.
Mocht verweerder overgaan tot ontslag?
15. Het Drugsbeleid dat verweerder hanteert is strikt. Uit dat beleid volgt, dat het gebruik van softdrugs in diensttijd, of buiten diensttijd op een militaire locatie, in uniform of met andere militairen, wordt beantwoord met de sanctie van ontslag. Het belang van een direct en onvoorwaardelijk inzetbare krijgsmacht noodzaakt hiertoe, terwijl het vanuit het oogpunt van de veiligheid van het defensiepersoneel ontoelaatbaar is dat drugs worden gebruikt, gezien het effect van actieve stoffen op lange termijn. Dit beleid dient een zwaarwegend belang; de striktheid van het beleid is daaraan evenredig.
15.1
Het bestaan van een gedoogbeleid bij kleine hoeveelheden softdrugs doet niet af aan de overwegingen die aan het Drugsbeleid ten grondslag liggen. Verweerder hoeft ook geen onderscheid te maken tussen incidentele gebruikers en structurele gebruikers; voor een effectief zero tolerance-beleid is het noodzakelijk dat een scherpe grens wordt getrokken.
Ook laat het verschil in neurologische ontwikkeling tussen jonge volwassenen en oudere volwassenen onverlet, dat het personeel van Defensie in staat moet worden geacht te begrijpen wat de gevolgen zijn van overschrijding van de regels uit het Drugsbeleid; er is in dit opzicht geen relevant verschil tussen deze groepen en verweerder hoeft een dergelijk onderscheid dus niet te maken.
De uitzondering dat een eerste betrapping op softdrugsgebruik met een waarschuwing wordt beantwoord, geldt niet voor marechaussees. Reden hiervoor is de bijzondere positie van marechaussees als leden van de politieorganisatie van de krijgsmacht. Dit is niet kennelijk onredelijk en maakt geen onderscheid tussen gelijke gevallen.
Eisers betoog dat het Drugsbeleid in strijd is met het gelijkheidsbeginsel dan wel artikel 1 van de Grondwet, kan dus niet slagen.
16. Op grond van het Drugsbeleid mocht verweerder overgaan tot ontslag. Verweerder hoefde niet van dit beleid af te wijken. Er is niet gebleken dat het ontslag gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Zoals benoemd, dient het zero tolerance-karakter een zwaarwegend belang. Eiser was op het moment van de overtreding een volwassen man, die in staat moet worden geacht tot het dragen van verantwoordelijkheid voor zijn keuzes. Hij was bekend met het Drugsbeleid en heeft moeten beseffen dat ook incidenteel drugsgebruik streng door verweerder wordt gesanctioneerd. Eiser heeft in algemene zin verwezen naar het verschil in ontwikkeling tussen de prefrontale cortex van personen die jonger zijn dan 27 jaar en personen die ouder zijn dan 27 jaar, maar dit algemene neurologische gezichtspunt geeft geen concrete aanwijzingen over de vermogens van eiser. Het kan dus niet afdoen aan zijn verwijtbaarheid.
17. Ook is niet gebleken dat het Drugsbeleid in strijd met het gelijkheidsbeginsel is toegepast. Het geval uit 2022 waar eiser zich op beroept, vertoont wezenlijke verschillen met zijn zaak. Zo valt uit de stukken op te maken, dat drugsgebruik in de aangehaalde zaak uit 2022 moeilijker te bewijzen was. De reikwijdte van het onderzoek naar het gedrag van de militairen en het uitblijven van sancties in die zaak, hangt samen met de specifieke feiten en omstandigheden van dat geval en wijst niet op willekeur in de toepassing van het beleid. Voor zover in die andere zaak onzorgvuldig is opgetreden, heeft dat in het geval van eiser geen betekenis; verweerder is niet verplicht een eventuele onzorgvuldigheid te herhalen. Er is verder geen grond voor de stelling dat het Drugsbeleid niet zorgvuldig is vastgesteld of dat de rechtmatigheid van het beleid onvoldoende is geborgd.
18. Verder is het Drugsbeleid ondubbelzinnig geformuleerd en volgt daaruit eenduidig welke gevolgen verweerder aan drugsgebruik verbindt. Er is niet gebleken van een handeling waaraan eiser de verwachting kon ontlenen dat het beleid niet strikt zou worden gehanteerd. Een schending van het rechtszekerheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel is dus niet aan de orde.
19. Tot slot is eiser met de inzichtelijk gemaakte delen van het SIO-rapport over de zaak uit 2022, voldoende in de gelegenheid gesteld die zaak met zijn zaak te vergelijken. Verweerder was niet gehouden om meer delen van dit rapport in leesbare vorm ter beschikking te stellen. Een schending van artikel 6 van het EVRM dan wel het beginsel van hoor en wederhoor doet zich niet voor.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, uitspraak van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997.
2.Centrale Raad van Beroep, uitspraak van 29 april 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM6967.
3.Centrale Raad van Beroep, uitspraken van 7 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:913 en 20 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3895.