ECLI:NL:RBDHA:2025:3824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
SGR 24/5460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens wangedrag van een militair in het Caribisch gebied

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn ontslag wegens wangedrag. Eiser, een militair van de Koninklijke Marechaussee, werd op 23 juni 2003 aangesteld en was tijdelijk tewerkgesteld in het Caribisch gebied. Op 7 juli 2023 deed eiser kwetsende uitlatingen naar een collega met een donkere huidskleur tijdens een uitgaansgelegenheid op Saba. Na het incident werd eiser gerepatrieerd en op 23 november 2023 ontslagen wegens wangedrag. De rechtbank oordeelt dat hoewel eiser zich schuldig heeft gemaakt aan wangedrag, het ontslag een onevenredige maatregel is. De rechtbank benadrukt dat de intentie van eiser en de context van de uitlatingen niet voldoende zijn meegewogen door verweerder. De gevolgen van het ontslag zijn zwaar voor eiser, die twintig jaar bij de KMar heeft gewerkt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op eisers bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van €1.814,- en het griffierecht van €187,- wordt vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigden: mr. L.C. van Leeuwen en mr. S. Diekstra),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M. van der Weijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen zijn ontslag.
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 april 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij het ontslag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en zijn gemachtigden en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. De gemachtigde van verweerder werd vergezeld door M. Loffeld.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is op 23 juni 2003 aangesteld als militair en maakte deel uit van het beroepspersoneel van de Koninklijke Marechaussee (KMar). Met ingang van 7 april 2023 is hij tijdelijk tewerkgesteld als opsporingsambtenaar in het Caribisch gebied.
3. In de avond van 7 juli 2023 werd de heer [naam] , een collega-marechaussee in het Caribisch gebied, tijdens een patrouille door eiser opgebeld. Eiser was aan het borrelen in een uitgaansgelegenheid op Saba en vroeg [naam] om sigaretten langs te brengen. Rond 20:00 uur kwam [naam] met een collega langs bij het café om sigaretten af te geven. Later op de avond, rond 21:45 uur, kwamen zij eiser opnieuw tegen. Zij zagen dat eiser erg beschonken was. Nadat de patrouillewagen eiser was genaderd en was stilgezet, riep eiser tegen de chauffeur: “Zit die kankerneger nog naast je?” Toen eiser hierop werd aangesproken, antwoordde hij in de bewoordingen “interesseert me geen kankermoer.” Nadat eiser [naam] zag zitten, heeft hij hem toegeroepen: “hey kankerneger, daar ben je.”
4. Naar aanleiding van het incident heeft verweerder op 18 juli 2023 aan eiser medegedeeld dat hij werd gerepatrieerd. Vervolgens is eiser op 21 juli 2023 naar Nederland gevlogen.
5. [naam] heeft aangifte tegen eiser gedaan. Hierop heeft een strafrechtelijk onderzoek plaatsgevonden. Dat heeft geleid tot een voorwaardelijk sepot met een proeftijd van twee jaar.
6. Verweerder heeft eiser op 23 november 2023 met ingang van 1 december 2023 ontslagen wegens wangedrag. Hierbij heeft verweerder gewezen op de impact van zijn uitlatingen op het Caribisch eiland en het feit dat de vader van [naam] kort tevoren aan kanker was overleden. Ook heeft verweerder in aanmerking genomen dat eiser in 2018 in opspraak is geweest.
Wat stelt eiser in beroep?
7. Verweerder heeft de feiten niet zorgvuldig vastgesteld en het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd. Het incident is ten onrechte aangemerkt als wangedrag. Voor zover sprake was van wangedrag, was het niet aan eiser toe te rekenen. Het handelen van verweerder wekt daarbij de indruk van vooringenomenheid.
7.1
Eiser had niet de intentie te beledigen. Collega’s bejegenden elkaar vaker grof. Verweerder had de intentie van eiser in de beoordeling moeten betrekken en heeft dat nagelaten. De omgeving heeft de uitlating ook niet gehoord. Anders dan verweerder meent, was de uitlating niet racistisch; verweerder wijkt ten onrechte af van de conclusie van het Openbaar Ministerie, dat niet tot vervolging is overgegaan. Verweerder is eraan voorbijgegaan dat eiser na het incident zijn excuses heeft aangeboden en zich betrouwbaar en integer heeft opgesteld. De verklaringen van [naam] zijn verder onderling tegenstrijdig.
8. Voor zover sprake was van toerekenbaar wangedrag, heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de belangen van eiser en is het ontslag onevenredig.
8.1
Eiser is zwaar getroffen door de nasleep van het incident. Hij is gerepatrieerd, langdurig geschorst en voorwerp geweest van strafrechtelijk onderzoek. De gang van zaken heeft een grote impact op de psychische gesteldheid van eiser. Het ontslag frustreert zijn verdere loopbaan. Eiser heeft inzicht in zijn gedrag getoond, heeft meerdere keren spijt betuigd en is met collega’s over het incident in gesprek gegaan. Zijn excuses zijn door [naam] aanvaard. Het incident uit 2018 dat verweerder aanhaalt, is niet vergelijkbaar. Verweerder had ermee kunnen volstaan om eiser op zijn gedrag aan te spreken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Toepasselijke regels
9. Aan de militair kan ontslag worden verleend wegens wangedrag in de dienst, dan wel buiten de dienst, voor zover dit gedrag schadelijk is of kan zijn voor zijn dienstvervulling of niet in overeenstemming is met het aanzien van zijn ambt. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven, is noodzakelijk dat op basis van beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. [1] Deze maatstaf geldt ook voor ontslag wegens wangedrag. [2] Daarnaast moet het wangedrag aan de ambtenaar kunnen worden toegerekend. Voor de toerekenbaarheid is bepalend of de ambtenaar ten tijde van de gedragingen in staat was de ontoelaatbaarheid daarvan in te zien en daarnaar te handelen. [3] Het ligt op de weg van de ambtenaar aannemelijk te maken dat het wangedrag hem niet kan worden toegerekend. Daarnaast moet het ontslag evenredig zijn aan de ernst van het wangedrag.
Wangedrag
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser zich schuldig gemaakt aan wangedrag, dat bovendien aan hem kan worden toegerekend. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
10.1
Eiser heeft zich uitgelaten naar een collega met een donkere huidskleur in raciaal beladen en kwetsende bewoordingen, die als kwalijk en aanstootgevend moeten worden aangemerkt. Dit deed eiser bovendien in de openbare ruimte. Of de uitlatingen zijn gehoord door omstanders verandert de aard van de gedraging niet. De uitlatingen van eiser doen afbreuk aan het aanzien van het militair ambt. Dat eiser niet de intentie had tot beledigen of discrimineren doet daar onvoldoende aan af. Het feit dat eiser na de gebeurtenis berouw heeft getoond, openheid heeft betracht en zich collegiaal heeft opgesteld, is normaal en maakt de uitlatingen niet minder verwijtbaar. Daarbij is verweerder niet gebonden aan de conclusies van het Openbaar Ministerie, dat een eigen afweging maakt over de inzet van het strafrecht en daartoe andere uitgangspunten hanteert dan verweerder. Uit de verklaringen van [naam] blijken bovendien geen tegenstrijdigheden die afdoen aan de geloofwaardigheid van zijn aangifte, waarvan de feitelijke essentie ook niet door eiser wordt bestreden. Voor de vermeende vooringenomenheid van verweerder ziet de rechtbank geen aanwijzingen in de door eiser aangevoerde stellingen. Verweerder heeft het wangedrag op basis van zorgvuldig feitenonderzoek vastgesteld.
10.2
Een defensieambtenaar moet zich bewust zijn van de ontoelaatbaarheid van dergelijk gedrag en de onverenigbaarheid daarvan met het aanzien van het militair ambt. Dat geldt zeker voor een ervaren defensieambtenaar als eiser. Eiser heeft geen omstandigheden naar voren gebracht die aan de toerekenbaarheid van het wangedrag kunnen afdoen.
Evenredigheid
11. Hoewel eiser zich schuldig heeft gemaakt aan wangedrag, is ontslag naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige maatregel. Daaraan ligt het volgende ten grondslag.
11.1
De gevolgen van het ontslag moeten worden afgewogen in het licht van de ernst van de verweten uitlatingen van eiser, waarbij de rechtbank betekenis hecht aan de aard van de uitlatingen, de context waarin die zijn gedaan en de intentie die eiser daarbij had. Verweerders overweging dat de intentie van eiser niet van belang is, vanwege de bijzondere impact op [naam] en gezien de algemene gevoeligheid van dergelijk taalgebruik op Saba, volgt de rechtbank niet. Dit is tegenstrijdig met verweerders overweging in het bestreden besluit, dat eisers gedrag geheel los van de opvattingen van [naam] moet worden beoordeeld. De gevoeligheid van de uitlatingen op Saba betekent verder niet, dat de intentie van eiser en de omstandigheden waarin hij verkeerde toen hij zijn uitlatingen deed, buiten beschouwing moeten blijven.
11.2
Zoals hiervoor is overwogen, heeft eiser zich op onaanvaardbare wijze uitgelaten. Het is goed dat verweerder daar tegen optreedt. Verweerder heeft echter onvoldoende oog gehad voor de context waarin de uitlatingen zijn gedaan en de intentie van eiser.
Tussen eiser en [naam] bestonden enigszins bijzondere collegiale omgangsvormen, waarbij geregeld op ruwe en platvloerse wijze werd geconverseerd, zoals ook blijkt uit het WhatsApp-verkeer. Opvallend is de nogal ordinaire grootspraak over hun doen en laten in het uitgaansleven. Ontremd gedrag en verlies van decorum lagen daarmee op de loer. Het is daarbij tekenend dat het incident volgde op een kort daaraan voorafgaande ontmoeting, waarbij [naam] een patrouille onderbrak om sigaretten langs te brengen bij een café waar eiser stond te drinken. De verklaring van eiser, die erop neerkomt dat hij met zijn uitlatingen op een baldadige manier en overbodige wijze heeft willen vragen waar [naam] zich ophield en niet de intentie had tot beledigen of discrimineren, is verder niet door verweerder betwist. Verweerder heeft de rechtbank verder ook geen aanwijzingen gegeven dat eiser zich al eerder in discriminerende zin in het openbaar heeft uitgelaten over personen. Er lijkt voor alles sprake van een eenmalig ontoelaatbaar incident. Dit laat de rechtbank ook meewegen.
11.3
Voor eiser is de nasleep van het incident verstrekkend geweest. Hij is onmiddellijk gerepatrieerd en geruime tijd onderworpen aan een strafrechtelijk onderzoek. Het staat niet ter discussie dat dit een behoorlijke impact heeft gehad op zijn bestaan. Het ontslag maakte een abrupt eind aan dienstverband bij de KMar van twintig jaar, dat voor eiser aanving op de leeftijd van 17 jaar. Een periode waarin eiser naar tevredenheid heeft gefunctioneerd, tot het incident op Saba. Het incident uit 2018 waar verweerder naar heeft verwezen, heeft onvoldoende relevantie. Dat betrof een onderofficier als eiser onwaardige vulgaire uitlating in privétijd in de richting van een politieagent, waarvoor geen sanctie werd opgelegd. Wel werd eiser opgedragen tegenover collega’s een presentatie te houden over als lid van de KMar ontoelaatbaar gedrag in privétijd. Tussen beide incidenten zit bovendien een lang tijdverloop. Ook acht de rechtbank van belang, dat eiser direct na het incident op Saba oprecht blijk heeft gegeven van berouw en heeft getoond de laakbaarheid van zijn gedragingen te begrijpen.
In het licht van alle omstandigheden heeft verweerder de mogelijkheid tot het opleggen van een minder verstrekkende maatregel, zoals een ambtsbericht, onvoldoende onder ogen gezien. Na het incident had verweerder met de voortvarende repatriëring van eiser aan de gemeenschap op Saba voldoende duidelijk gemaakt dat eiser vanwege zijn gedrag op Saba niet langer een functie kon vervullen.
11.4
Eiser is dus ver over de schreef gegaan, maar dat rechtvaardigt in de concrete omstandigheden van het geval niet de zware sanctie van ontslag wegens wangedrag. Daarvoor is het wangedrag, ook bezien tegen het feit dat het plaatsvond op een eiland met een kleine hechte gemeenschap, niet ernstig genoeg.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid tot definitieve geschilbeslechting. Het is aan verweerder om te bepalen of in dit geval een andere sanctie moet worden opgelegd. Met inachtneming van deze uitspraak moet verweerder daarover beslissen in een nieuw besluit op eisers bezwaar.
Verweerder moet een proceskostenvergoeding betalen voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand ten bedrage van €1.814,- op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (€ 907,- per punt, met toekenning van 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting). Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 187,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moeten nemen op eisers bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder een proceskostenvergoeding aan eiser moet betalen van € 1.814,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, uitspraak van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997.
2.Centrale Raad van Beroep, uitspraak van 29 april 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM6967.
3.Centrale Raad van Beroep, uitspraken van 7 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:913 en van 20 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3895.