1.2.Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eisers al eerder, op 18 oktober 2024, verzoeken om internationale bescherming in Duitsland hebben ingediend. Verweerder heeft daarom op 13 november 2024 aan Duitsland verzocht om eisers terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (de Dublinverordening). Op 21 november 2024 heeft Duitsland de terugnameverzoeken aanvaard op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers met
toepassing van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening de procedure tot bepaling van de verantwoordelijke lidstaat nog moet afronden. Verweerder stelt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico lopen op een met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie strijdige behandeling. Ook hebben eisers volgens verweerder geen andere redenen aannemelijk gemaakt die aanleiding geven om hun asielaanvragen in Nederland in behandeling te nemen.
Beoordeling van de beroepsgronden
3. De rechtbank stelt voorop dat eisers op pagina 2, vierde tot en met zesde alinea, van hun aanvullende beroepschriften enkele standpunten van verweerder uit de bestreden besluiten hebben aangehaald, maar daartegen vervolgens geen concrete beroepsgronden hebben aangevoerd. De rechtbank laat deze uiteenzettingen van eisers in deze uitspraak daarom inhoudelijk onbesproken.
4. Eisers voeren aan dat de bestreden besluiten in strijd zijn met artikel 16, eerste lid, en artikel 17, eerste en tweede, van de Dublinverordening. Eisers stellen dat eiser 1, die ernstig ziek is en een hoge leeftijd heeft, afhankelijk is van de zorg van zijn in Nederland wettig verblijvende zoons en dochter, zodat de asielaanvragen op grond van artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening door Nederland moeten worden behandeld. Voor zover dit niet wordt gevolgd, stellen eisers dat hun asielaanvragen op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening door Nederland moeten worden behandeld. Gelet op wat eisers hebben meegemaakt, de gezinshereniging die door een in Nederland verblijvende zoon/broer eerder al was aangevraagd en de medische omstandigheden van eiser 1 is er volgens eisers sprake van humanitaire gronden en familiebanden die aanleiding geven om de asielaanvragen in Nederland te behandelen. Overdracht van eisers aan Duitsland getuigt, gelet op voormelde bijzondere individuele omstandigheden, naar de mening van eisers van een onevenredige hardheid.