ECLI:NL:RBDHA:2025:3553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
NL25.7413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 14 november 2024 en is eerder getoetst in eerdere uitspraken. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 24 februari 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld. Eiser betoogt dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is, omdat er sinds 22 november 2024 een aanvraag om afgifte van een laissez-passer bij de Marokkaanse autoriteiten loopt. De rechtbank oordeelt echter dat de beroepsgrond niet slaagt, omdat de situatie ongewijzigd is en er geen bewijs is dat de Marokkaanse autoriteiten de aanvraag hebben afgewezen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van griffier D.M. Abrahams, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7413

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Petkovic),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 14 november 2024.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 28 november 2024 [1] en op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 23 januari 2025. [2]
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hier niet op gereageerd.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 24 februari 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [3]
1.1.
Uit de uitspraak van 23 januari 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 17 januari 2025) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
2. Eiser betoogt dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko ontbreekt. Er loopt namelijk sinds 22 november 2024 een aanvraag om afgifte van een laissez-passer (lp) ten behoeve van eiser bij de Marokkaanse autoriteiten en de minister heeft al viermaal bij hen gerappelleerd ten aanzien van deze openstaande lp-aanvraag. Ook zijn de identiteit en nationaliteit van eiser al duidelijk en is er een kopie van diens paspoort beschikbaar. Desondanks staat er nog steeds geen presentatie gepland bij de Marokkaanse autoriteiten en is ook niet duidelijk of deze op de korte termijn gepland zal worden.
2.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank merkt op dat deze grond eerder is aangevoerd in het beroep dat heeft geleid tot de uitspraak van 23 januari 2025. De rechtbank verwijst in dit verband dan ook naar rechtsoverweging 2.1 van de uitspraak van 23 januari 2025. De situatie is ongewijzigd – met de enkele aanvulling dat de minister voor het laatst op 6 februari 2025 (schriftelijk) heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten – en ook het tijdsverloop sinds het sluiten van het vorige onderzoek is niet zodanig dat de rechtbank daarin aanleiding ziet om anders over de beroepsgrond te oordelen.
Volgens de rechtbank kan uit het feit dat er nog geen presentatie staat gepland bij de Marokkaanse autoriteiten, niet worden geconcludeerd dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko ontbreekt. Niet is gebleken namelijk dat de Marokkaanse autoriteiten de lp-aanvraag (al) hebben afgewezen of dat zij de aanvraag niet (langer) in behandeling hebben. Aan de Marokkaanse autoriteiten mag ook enige tijd worden gegund om de afgifte van een lp in orde te maken en om te bepalen welke stappen daarvoor nodig zijn. Niet valt in te zien waarom er geen zicht op uitzetting zou bestaan.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
3. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 28 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:20525.
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 23 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1017.
3.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
4.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.