ECLI:NL:RBDHA:2025:3418
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die eerder was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar deze was op 14 december 2023 door de minister als kennelijk ongegrond afgewezen. Daarbij was aan eiser een vertrektermijn onthouden en was er een inreisverbod uitgevaardigd. Eiser had tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep op 12 april 2024 niet-ontvankelijk. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigde deze uitspraak op 9 oktober 2024 en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling.
Tijdens de zitting op 27 februari 2025 is gebleken dat de gemachtigde van eiser niet was verschenen, en ook eiser zelf was afwezig. De gemachtigde had de rechtbank op 23 februari 2025 geïnformeerd dat hij geen contact meer had met eiser en niet wist waar hij verbleef. Dit leidde tot de conclusie dat eiser niet langer in Nederland wilde worden toegelaten en geen oordeel meer wenste over het inreisverbod en het besluit tot signalering. De rechtbank oordeelde dat eiser geen belang meer had bij de beoordeling van het beroep, wat resulteerde in de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de rechtbank, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.