ECLI:NL:RBDHA:2025:3418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
NL24.40473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die eerder was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar deze was op 14 december 2023 door de minister als kennelijk ongegrond afgewezen. Daarbij was aan eiser een vertrektermijn onthouden en was er een inreisverbod uitgevaardigd. Eiser had tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep op 12 april 2024 niet-ontvankelijk. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigde deze uitspraak op 9 oktober 2024 en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling.

Tijdens de zitting op 27 februari 2025 is gebleken dat de gemachtigde van eiser niet was verschenen, en ook eiser zelf was afwezig. De gemachtigde had de rechtbank op 23 februari 2025 geïnformeerd dat hij geen contact meer had met eiser en niet wist waar hij verbleef. Dit leidde tot de conclusie dat eiser niet langer in Nederland wilde worden toegelaten en geen oordeel meer wenste over het inreisverbod en het besluit tot signalering. De rechtbank oordeelde dat eiser geen belang meer had bij de beoordeling van het beroep, wat resulteerde in de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de rechtbank, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40473
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij is aan eiser een vertrektermijn onthouden en is tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd. Ook is besloten tot signalering van eiser in het SIS. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 12 april 2024 heeft deze rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. [2]
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 9 oktober 2024 [3] het door eiser ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank van 12 april 2024 vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Eiser is ook niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Partijen zijn op 6 januari 2025 uitgenodigd om deel te nemen aan de mondelinge behandeling van het beroep.
2. Op 23 februari 2025 heeft eisers gemachtigde aan de rechtbank bericht dat hij geen contact meer heeft met eiser en ook niet weet waar hij verblijft. Verder bevat het dossier een brief van 20 september 2024 van de Duitse autoriteiten aan Nederland waarin zij berichten dat zij eiser niet aan Nederland kunnen overdragen, omdat hij is ondergedoken.
3. Gelet hierop moet worden aangenomen dat eiser niet langer meer tot Nederland wil worden toegelaten en dat hij in verband daarmee ook geen oordeel meer wenst van de rechtbank over het inreisverbod en het besluit tot signalering.
4. Dit betekent dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, voorzitter, mr. K.M. de Jager en mr. M.J. Schouw, leden, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Schengen Informatiesysteem.
2.Met ECLI-nummer: ECLI:NL:RBDHA:2024:5587.
3.Met ECLI-nummer: ECLI:NL:RVS:2024:4049.