ECLI:NL:RBDHA:2024:5587

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
NL23.39832
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek uit Nederland en aanvraag in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had zijn asielaanvraag in Nederland ingediend, maar is na het indienen van het beroep tegen de afwijzing van deze aanvraag op 28 februari 2024 uit Nederland vertrokken om in Duitsland internationale bescherming aan te vragen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser op 14 december 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft zich afgevraagd of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep, gezien zijn vertrek uit Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, door zijn vertrek en de daaropvolgende asielaanvraag in Duitsland, blijk heeft gegeven niet langer prijs te stellen op toelating tot Nederland. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen belang meer had bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, hoewel Nederland heeft ingestemd met een terugnameverzoek van de Duitse autoriteiten, niet is gebleken dat eiser zich momenteel in de macht van de Duitse autoriteiten bevindt. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en beslist dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak een hogerberoepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39832

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer],
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

1. Bij besluit van 14 december 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. De rechtbank heeft aan het einde van de zitting het onderzoek in de zaak op zitting gesloten.

Overwegingen

4. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
5. Vaststaat dat eiser na het instellen van het beroep tegen het bestreden besluit uit Nederland is vertrokken om vervolgens in Duitsland om internationale bescherming te vragen. Eiser is op 28 februari 2024 gemeld als met onbekende bestemming vertrokken. Op 13 maart 2024 hebben de Duitse autoriteiten aan Nederland een terugnameverzoek gestuurd, dat op 27 maart 2024 door Nederland is geaccepteerd.
6. Met zijn vertrek uit Nederland en de daarop volgende asielaanvraag in Duitsland heeft eiser er naar het oordeel van de rechtbank blijk van gegeven niet langer prijs te stellen op toelating tot Nederland. Hieruit volgt dan ook dat hij geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit. Dat Nederland inmiddels heeft ingestemd met een verzoek van de Duitse autoriteiten om eiser terug te nemen, leidt niet tot een andere conclusie. Daarbij kan overigens nog worden opgemerkt dat niet is gebleken dat eiser zich op dit moment in de macht van de Duitse autoriteiten bevindt en dat niet vaststaat dat eiser ook feitelijk aan Nederland zal worden overgedragen.
7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
8. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzitter, mr. K.M. de Jager en mr. E.F. Bethlehem, leden, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vreemdelingenwet 2000.