ECLI:NL:RBDHA:2024:5587
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek uit Nederland en aanvraag in Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had zijn asielaanvraag in Nederland ingediend, maar is na het indienen van het beroep tegen de afwijzing van deze aanvraag op 28 februari 2024 uit Nederland vertrokken om in Duitsland internationale bescherming aan te vragen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser op 14 december 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft zich afgevraagd of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep, gezien zijn vertrek uit Nederland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, door zijn vertrek en de daaropvolgende asielaanvraag in Duitsland, blijk heeft gegeven niet langer prijs te stellen op toelating tot Nederland. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen belang meer had bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, hoewel Nederland heeft ingestemd met een terugnameverzoek van de Duitse autoriteiten, niet is gebleken dat eiser zich momenteel in de macht van de Duitse autoriteiten bevindt. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en beslist dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak een hogerberoepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien hij het niet eens is met de uitspraak.