ECLI:NL:RBDHA:2025:3337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
NL24.23295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor pleegkind met Keniaanse nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 februari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, een jong meisje van Keniaanse afkomst, had de aanvraag ingediend met het doel om bij haar zus, referente, in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor verblijf als pleegkind. De minister stelde dat de biologische band tussen eiseres en referente niet was aangetoond en dat er geen onaanvaardbare toekomst voor eiseres in Kenia was. Eiseres had medische klachten en was afhankelijk van vrienden en kennissen voor onderdak, maar de minister oordeelde dat haar familie in Kenia in staat was om voor haar te zorgen, eventueel met financiële ondersteuning van referente.

De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een onaanvaardbare toekomst voor eiseres in Kenia. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast voor het aantonen van de onmogelijkheid van zorg door de familieleden bij eiseres ligt. De rechtbank oordeelt verder dat er geen hechte, persoonlijke banden zijn tussen eiseres en referente, wat betekent dat er geen beschermenswaardig familieleven is in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen mvv krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23295
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Minister van Asiel en Migratie1,

(gemachtigde: mr. N. Schoonbrood).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel “Verblijf als familie- of gezinslid bij [Referente] ” (referente). Referente wil eiseres, haar zusje, bij haar gezin laten verblijven.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 20 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De minister heeft op beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Ook was [Referente] , referente, aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de gevraagde mvv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
Totstandkoming van het besluit
5. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2006 en heeft de Keniaanse nationaliteit. Eiseres komt uit een gezin met negen kinderen. Eiseres is de jongste en referente is de oudste van deze kinderen. De moeder van eiseres is in december 2017 overleden als gevolg van een ongeluk. De vader van eiseres is alcoholist en kan daarom niet voor haar zorgen. De overige broers en zussen wonen in Kenia en willen of kunnen ook niet voor eiseres zorgen. Eiseres heeft medische klachten; zij leidt aan hemolytische bloedarmoede, splenomegalie en heeft wonden op haar benen. Na de dood van haar moeder heeft eiseres ongeveer een jaar bij haar broer, [A] , gewoond. Toen zij daar niet langer kon blijven, is zij naar een weeshuis gegaan. Daarna heeft eiseres bij [B] , iemand die referente betaalde om voor eiseres te zorgen, verbleven. Inmiddels kan eiseres ook niet meer bij [B] verblijven. Eiseres heeft geen vaste woon- of verblijfplaats meer en is afhankelijk van vrienden en kennissen die zij heeft ontmoet via de kerk. Zij verblijft wisselend bij de één en dan weer bij de ander. Refente wil eiseres in haar gezin in Nederland opnemen.

Het bestreden besluit

6. De minister heeft de door eiseres gevraagde mvv afgewezen omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijf als pleegkind bij referente. De biologische band tussen eiseres en referente is niet aangetoond. Daarnaast is ook niet gebleken dat er voor eiseres geen aanvaardbare toekomst is weggelegd in Kenia. Er is namelijk niet door eiseres onderbouwd dat haar familieleden daar niet de zorg voor haar op zich zouden kunnen nemen, aldus de minister. Verder is de aanvraag afgewezen omdat uit een medische verklaring is gebleken dat eiseres aan een langdurige lichamelijke ziekte leidt. De beslissing om aan eiseres geen verblijfsvergunning te verlenen is ook niet in strijd met artikel 8 van het EVRM2. Hierbij heeft de minister overwogen dat, zelfs als van de biologische band tussen eiseres en referente wordt uitgegaan, er geen sprake is van zodanig hechte, persoonlijke banden tussen hen dat sprake is van door 8 EVRM beschermd gezins- of familieleven.

Wat vindt eiseres?

7. Eiseres is van oordeel dat de minister ten onrechte heeft overwogen dat zij niet aan de voorwaarden voor toelating als pleegkind bij haar zus voldoet. Zij voert hiertoe aan dat de biologische band tussen haarzelf en referente voldoende is aangetoond. Ook is naar haar mening voldoende onderbouwd dat voor haar een onaanvaardbare toekomst is weggelegd in Kenia. Haar broers en zussen in Kenia kunnen en willen mede vanwege haar ziekte niet voor haar zorgen. Dit blijkt zowel uit het door haar in het kader van de adoptieprocedure overgelegde rapport van 29 december 2020 als uit de feitelijkheden. Zij heeft namelijk in een weeshuis en bij [B] moeten verblijven. Door haar zussen en broers is zij aan haar lot overgelaten. Eiseres kan verder, ondanks haar leeftijd, vanwege haar ziekte niet voor zichzelf zorgen. Ten slotte kan haar aanvraag naar haar mening niet worden afgewezen omdat zij lijdt aan een langdurige ziekte. Deze afwijzingsgrond heeft namelijk geen wettelijke grondslag.

Heeft de minister terecht vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van de gevraagde mvv voor verblijf als pleegkind?

8. De minister heeft ter zitting medegedeeld dat hij het standpunt dat de biologische band niet is aangetoond, niet langer handhaaft. Tussen partijen is dus niet langer in geschil dat eiseres en referente biologische zussen zijn. Dit kan echter niet tot een ander oordeel of een gegrond beroep leiden, nu de overige door de minister genoemde afwijzingsgronden zelfstandige afwijzingsgronden betreffen.3 Dit betekent dat eiseres geen mvv voor verblijf als pleegkind kan krijgen als niet ook aan de voorwaarde dat zij een onaanvaardbare toekomst in Kenia heeft, wordt voldaan. Tevens kan de minister de aanvraag onder meer afwijzen als blijkt dat sprake is van een langdurige ziekte.
2 Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9. De rechtbank oordeelt dat de minister in het bestreden besluit op goede gronden heeft geoordeeld dat voor eiseres geen sprake is van een onaanvaardbare toekomst in Kenia. Er wordt aangenomen dat voor een kind geen aanvaardbare toekomst is weggelegd in het land van herkomst, als sprake is van zodanige omstandigheden dat het kind niet of bezwaarlijk door in het land van herkomst wonende naaste bloed- of aanverwanten kan worden verzorgd.4 De door eiseres overgelegde stukken onderbouwen onvoldoende dat haar broers en zussen die in Kenia wonen, de zorg voor haar niet op zich kunnen nemen, eventueel met financiële ondersteuning van referente. Uit het door eiseres overgelegde rapport van 29 december 2020 blijkt alleen dat de familieleden instemmen met de adoptie door referente. Hieruit blijkt niet dat haar vader en haar zeven in Kenia wonende broers en zussen, niet ook zelf voor eiseres kunnen zorgen. Alleen [A] , de broer van eiseres, heeft een verklaring hierover overgelegd. In deze verklaring stelt [A] dat hij niet de financiële middelen heeft om eiseres te onderhouden. Dat neemt echter niet weg dat hij dit, met financiële ondersteuning van bijvoorbeeld referente, wel zou kunnen. Eerder heeft eiseres ook bij hem verbleven. Van de overige familieleden zijn geen verklaringen of documenten over de (on)mogelijkheid van zorg voor eiseres overgelegd. Daarom is niet vast komen te staan dat deze familieleden niet in staat zijn om de zorg voor eiseres te dragen. De bewijslast hiervoor ligt bij eiseres en het niet overleggen van onderbouwende stukken daartoe dient dan ook voor haar rekening en risico te komen.5 Hierbij wordt nog opgemerkt dat de lat om aan te nemen dat er niet voor een kind kan worden gezorgd hoog ligt. Dit is bijvoorbeeld (pas) het geval als de naaste bloed- of aanverwanten wegens een strafrechtelijke detentie, opname in een instelling of zeer ernstige fysieke of geestelijke beperkingen die zorg niet op zich kunnen nemen.6 De rechtbank begrijpt de zorgen die referente heeft over de (psychische en medische) gesteldheid van eiseres en de impact van de situatie op haar. Er zijn aanknopingspunten in het dossier die erop duiden dat het leven voor eiseres in Kenia niet makkelijk is. Het is dan ook invoelbaar dat referente voor eiseres in Nederland wil zorgen en dat het voor haar emotioneel zwaar is dat haar zusje nog in Kenia verblijft. Dat is, hoe moeilijk ook, echter niet de toetsingsmaatstaf die gehanteerd wordt in een zaak als deze, namelijk dat sprake moet zijn van een onaanvaardbare toekomst in Kenia. Daarvan is in dit geval onvoldoende gebleken. Het beroep faalt.
10. Niet in geschil is dat eiseres leidt aan een langdurige lichamelijke ziekte. De rechtbank stelt vast dat de minister de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gelet op het beleid7 mag afwijzen als uit de medische verklaring met betrekking tot het buitenlandse pleegkind8 blijkt dat het kind lijdt aan een gevaarlijke besmettelijke of langdurige lichamelijke of geestelijke ziekte. Deze voorwaarde is voldoende verankerd in artikel 3.28, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit en het toepasselijke beleid. De stelling van eiseres dat deze afwijzingsgrond een wettelijke grondslag ontbeert, kan dan ook niet slagen. De beroepsgrond faalt.
3 De voorwaarde van een onaanvaardbare toekomst volgt uit artikel 3.28 Vb, eerste lid, onder b, Vb 2000. De medische verklaring volgt uit artikel 3.28 Vb, derde lid, Vb 2000 en de uitwerking hiervan in paragraaf B7/3.7.1.1 Vc 2000.
4 Zie paragraaf B7/3.7.1.1 van de Vc 2000.
5 Vergelijk ook: uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Den Haag, 26 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5941, bevestigd door de ABRvS, ECLI:NL:RVS:2024:3804.
6 Zie de eerder genoemde uitspraak van de ABRvS, ECLI:NL:RVS:2024:3804.
7 Zoals beschreven in B7/3.7.1 van de Vc 2000.
Heeft de minister terecht vastgesteld dat artikel 8 EVRM niet moet leiden tot verlening van de mvv?
11. Voor het bestaan van op grond van artikel 8 EVRM beschermenswaardig familieleven tussen eiseres en referente is vereist dat tussen hen hechte, persoonlijke banden aanwezig zijn.9 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hiervan geen sprake is. Bij dit oordeel heeft de minister betekenis mogen toekennen aan de omstandigheid dat referente en eiseres nooit in gezinsverband hebben samengewoond. Ook is referente na de dood van hun moeder in 2017 niet meer in Kenia geweest, zodat zij elkaar al jaren niet meer in persoon hebben gezien. De stelling van eiseres dat zij wel dagelijks contact hebben, is niet onderbouwd. Weliswaar zijn er enkele whatsapp berichten overgelegd maar daaruit kan niet worden afgeleid wat de frequentie van het contact is. Verder heeft referente ter zitting verklaard eiseres niet langer financieel te ondersteunen omdat zij bang is dat derden daar misbruik van maken. De omstandigheid dat referente zich om eiseres bekommert en haar van afstand (emotioneel en voorheen ook financieel) ondersteunt, is in het licht van vorengaande onvoldoende om van hechte, persoonlijke banden te kunnen spreken. Het beroep van eiseres op het arrest Martinez Alvarado10 faalt omdat dit geen vergelijkbare zaken betreffen. In de zaak Martinez Alvarado gaat het om een vreemdeling die vanwege een ernstige geestelijke beperking continue verzorging en toezicht nodig heeft. Hij is dagelijks afhankelijk van de door zijn zussen verleende zorg. Hij verblijft in Nederland en is al jaren opgenomen in het gezin van zijn zus. In dat geval heeft het Hof, ondanks de aanwezigheid van een broer in Peru, geconcludeerd dat er tussen hem en zijn zussen aantoonbaar sprake is van "extra elementen van afhankelijkheid, anders dan normale emotionele banden". Die afhankelijkheid is echter onvergelijkbaar met de situatie van eiseres en referente. De minister hoeft daarom niet op grond van het arrest Martinez Alvardo terug te komen op zijn besluit dat geen sprake is van hechte, persoonlijke banden. Nu er daarom geen sprake is van beschermenswaardig familieleven tussen eiseres en referente, hoefde de minister volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling11 ook geen belangenafweging te maken. Het beroep van eiseres slaagt niet.

Leidt het beroep op de ‘menselijke maat’ tot een ander oordeel?

12. Tot slot heeft eiseres subsidiair een beroep gedaan op de ‘menselijke maat’. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het besluit van de minister om eiseres geen mvv te verlenen in overeenstemming is met de wet en het beleid. De minister heeft de individuele omstandigheden van eiseres betrokken bij zijn beoordeling en niet is gebleken dat sprake is van een dermate bijzondere situatie dat de minister gehouden is tot vergunningverlening, nu niet aan de toelatingsvoorwaarden wordt voldaan. De beroepsgrond slaagt niet.
8 genoemd in artikel 3.28, derde lid, Vb 2000.
9 Zie ook B7/3.8.1 van de Vc 2000.
10 Martinez Alvarado tegen Nederland (4470/21)
11 Zie ABRvS, 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1189.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van drs.
C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 februari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.