In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan op 6 maart 2025 in een beroep van eiser tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder, op 23 september 2024, een gegrond beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister, waarbij de rechtbank de minister had opgedragen uiterlijk op 17 december 2024 een besluit te nemen. De rechtbank had ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschreed, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft op 21 januari 2025 opnieuw beroep ingesteld, omdat de minister wederom niet tijdig een besluit had genomen. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, ondanks dat de dwangsom nog niet volledig verbeurd was op het moment van indienen van het beroep. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de asielaanvraag moet nemen en opnieuw een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.