In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de inwilliging van zijn asielaanvraag, specifiek gericht op de ingangsdatum van de verleende verblijfsvergunning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, is het niet eens met de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning, die door de minister van Asiel en Migratie is vastgesteld op 19 april 2023. Eiser stelt dat de ingangsdatum moet zijn 13 april 2023, de datum waarop hij zich meldde in het Aanmeldcentrum in Ter Apel, zoals blijkt uit de overgelegde loopbrief. De minister betwist dit en stelt dat het tijdsverschil van zes dagen niet van feitelijke betekenis is voor eiser, en vraagt om niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De rechtbank oordeelt echter dat eiser wel degelijk belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank stelt vast dat de minister de ingangsdatum van de verblijfsvergunning niet correct heeft vastgesteld. Volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 20 januari 2025, is de asielaanvraag ontvangen op het moment dat de vreemdeling zijn asielwens kenbaar maakt. Dit moment kan worden aangetoond door de loopbrief. Aangezien eiser zijn asielwens op 13 april 2023 heeft kenbaar gemaakt, verklaart de rechtbank het beroep gegrond.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 13 februari 2024, voor zover het de ingangsdatum betreft, en stelt deze vast op 13 april 2023. De minister wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 907,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.