Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beroepsgronden
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een burger van Bosnië-Herzegovina, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met het doel arbeid als zelfstandige te verrichten. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 15 september 2023, en het bezwaar hiertegen werd op 4 april 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.
Eiser, die sinds 2019 als ondernemer in Nederland staat ingeschreven, heeft herhaaldelijk geprobeerd een verblijfsvergunning te verkrijgen, maar zijn aanvragen zijn steeds afgewezen omdat hij niet kon aantonen dat hij als zelfstandige over voldoende middelen beschikt. De rechtbank oordeelt dat de nieuwe stukken die eiser heeft overgelegd, zoals bankafschriften en facturen, niet voldoende zijn om aan te tonen dat hij daadwerkelijk als zelfstandige werkt. De rechtbank concludeert dat er geen rechtens relevante nova zijn die de eerdere afwijzing kunnen ondermijnen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in een gezagsverhouding staat tot zijn opdrachtgevers, wat essentieel is voor de beoordeling van zijn zelfstandigheid.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.