Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[de vrouw] ,
Procesverloop
19 augustus 2016 ongegrond verklaard.
Overwegingen
artikel 8 van de Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (de Richtlijn).
- kopie van een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) van de onderneming van eiseres, d.d. 08 januari 2016;
- werkopdracht [bedrijf] voor 8 uur per week, d.d. 1 januari 2016;
- opdrachtovereenkomst (schoonmaak) [bedrijf I] ., d.d. 1 januari 2016;
- een ongedateerd ondernemingsplan.
- diverse bankafschriften;
- diverse brieven van de Belastingdienst ;
- aangifte omzetbelasting eerste kwartaal 2016, d.d. 19 april 2016;
- aangifte loonheffingen over januari, februari en maart 2016;
- kopieën bankpasjes, zorgpasjes en verblijfsdocumenten werknemers;
- diverse salarisspecificaties;
- diverse printscreens van en uittreksels uit het handelsregister;
- diverse facturen aan [bedrijf I] ., [bedrijf II] , [bedrijf III] , [bedrijf] en [bedrijf IV] ;
- opdrachtovereenkomst (schoonmaak) [bedrijf II] voor de duur van één jaar, d.d. 10 februari 2016;
- opdrachtovereenkomst (schoonmaak) [bedrijf III] voor de duur van één jaar, d.d. 08 februari 2016;
- opdrachtovereenkomst (schoonmaak) [bedrijf IV] voor de duur van één jaar,
C-357/11).
8 september 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4879, en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 16 maart 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2197. Het beroep op de bovengenoemde arresten kan daarom niet slagen.