ECLI:NL:RBDHA:2025:3199
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 en de beoordeling van de rechtmatigheid door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) beoordeeld. Eiseres, die alleenstaand is en samen met haar meerderjarige zoon woont, heeft meerdere klachten, waaronder mobiliteitsproblemen, waardoor zij voornamelijk op bed ligt. Op 20 april 2022 heeft zij een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening, die op 11 mei 2022 door het college is toegekend voor een duur van een jaar. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze toekenning, omdat zij van mening is dat het besluit niet voldoende medisch is onderbouwd en dat er geen rekening is gehouden met de overbelasting van haar zoon.
Het college heeft het bezwaar van eiseres op 30 mei 2023 afgewezen en het primaire besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres stelt dat het college tekortschiet in het zorgvuldig onderzoek naar haar situatie en dat de toekenning te tijdelijk is.
De rechtbank concludeert dat de toekenning van de maatwerkvoorziening voor een jaar, die later is verlengd, in overeenstemming is met de Wmo 2015. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de evenredigheid en dat de toekenning niet in het belang van eiseres zou zijn als deze voor een langere duur zou worden verstrekt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.