ECLI:NL:RBDHA:2025:3188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
AWB 24-13210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op basis van medische situatie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek te verlenen vanwege zijn medische situatie. De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op zitting behandeld. Eiser, zijn moeder, een tolk, en de gemachtigde van zowel eiser als de minister waren aanwezig. De rechtbank schorste het onderzoek omdat de aanvullende gronden van 7 november 2024 de gemachtigde van de minister niet hadden bereikt. Op 7 januari 2025 heeft de minister gereageerd op de aanvullende gronden en een aanvullend BMA-advies overgelegd. Het beroep is vervolgens op 21 januari 2025 opnieuw behandeld.

Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser aan de hand van de beroepsgronden. Eiser heeft de minister gevraagd om uitstel van vertrek vanwege zijn medische situatie, maar de minister heeft dit verzoek afgewezen op basis van een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA). De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het BMA-advies mocht baseren, tenzij eiser concrete aanknopingspunten aanvoert waarom het advies niet klopt.

De rechtbank concludeert dat er geen medische noodsituatie is die uitstel van vertrek rechtvaardigt. De minister heeft op basis van de BMA-adviezen terecht gesteld dat een medische noodsituatie binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden niet wordt verwacht. Eiser heeft niet aangetoond dat het BMA-advies onjuist is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/13210

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2025 in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om hem uitstel van vertrek te verlenen vanwege zijn medische situatie. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, [2] op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, eisers moeder, een tolk, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister mr. B.W. Zagers. Het onderzoek is op de zitting geschorst, omdat de aanvullende gronden van 7 november 2024 de gemachtigde van de minister niet hadden bereikt en hij deze aan het BMA [3] wilde voorleggen.
1.2.
Op 7 januari 2025 heeft de minister gereageerd op de aanvullende gronden en een aanvullend BMA-advies overgelegd.
1.3
De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers moeder, een tolk, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.
2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eiser hoeft dus geen griffierecht te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat de zaak over?
5. Eiser heeft de minister vanwege zijn medische situatie gevraagd om uitstel van vertrek. De minister heeft dit verzoek afgewezen. Het BMA heeft namelijk aangegeven dat bij het uitblijven van de behandeling van eiser er geen medische noodsituatie is te verwachten binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden.
Mocht de minister afgaan op het BMA-advies?
6. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter is een advies van het BMA een deskundigenadvies. De minister mag in principe uitgaan van dit advies, tenzij eiser concrete aanknopingspunten aanvoert waarom het advies niet zou kloppen of onvolledig is. Het is aan eiser om die punten naar voren te brengen.
6.1.
De rechtbank volgt de stelling van eiser niet dat hij door een BMA-arts had moeten worden gezien voorafgaand aan het BMA-advies. Dat eiser niet door de BMA-arts gezien is, maakt het BMA-advies namelijk niet automatisch onzorgvuldig. [4] Eiser heeft niet duidelijk gemaakt waarom hij, gelet op zijn individuele medische situatie, in persoon had moeten worden onderzocht. Ook de stelling van eiser dat niet de BMA-arts, maar een arts die is gespecialiseerd in phenylketonurie hem had moeten onderzoek, volgt de rechtbank niet. De werkwijze van het BMA is neergelegd in het BMA-protocol. [5] Daarin is opgenomen dat het feit dat de medisch adviseur zelf geen specialist is in het betreffende gebied, geen reden is om te twijfelen aan zijn/haar deskundigheid om de gestelde vragen van een deskundig antwoord te voorzien. De rechtbank heeft verder ook geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de BMA-arts. De BMA-arts heeft de klachten en diagnostiek, waaronder de gedragsproblemen en de ontwikkelingsachterstand van eiser, meegenomen in het advies. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het BMA bepaalde informatie, verkregen van eisers behandelend specialist, niet heeft meegenomen. Bovendien heeft eiser niet met medische stukken van zijn behandelaar(s) of een contra-expertise onderbouwd dat het BMA-advies onjuist is.
Is sprake van een medische noodsituatie?
7. Van een medische noodsituatie is sprake als het achterwege blijven van een medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid, binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden, zal leiden tot het overlijden van iemand, een (vrijwel) volledig verlies van ADL-zelfstandigheid of gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis. [6]
7.1.
De minister heeft zich, op basis van de BMA-adviezen, op het standpunt mogen stellen dat een medische noodsituatie binnen de indicatieve termijn van drie tot zes maanden niet wordt verwacht. De door eiser ingediende stukken in beroep [7] heeft de BMA-arts in het aanvullend BMA-advies meegenomen en hebben niet geleid tot een ander oordeel. Uit de ingediende informatie komt namelijk geen andere medische informatie naar voren dan al betrokken is in het eerste BMA-advies.
7.2.
Verder vindt de rechtbank dat de minister niet een langere termijn dan zes maanden hoefde te hanteren. Hoewel uit de BMA-adviezen volgt dat bij het uitblijven van de behandeling na zes maanden een situatie kan ontstaan waarbij ernstige gevolgen kunnen optreden, maakt dit niet dat sprake is van een medische noodsituatie. Zoals ook uit de BMA-adviezen volgt is het voor een arts niet te voorspellen wat het ziekteverloop zal zijn na zes maanden, omdat dit afhankelijk is van allerlei omstandigheden. Uitspraken over de vraag of een medische noodsituatie zich voordoet na zes maanden kan een BMA-arts dan ook niet doen. [8] De beroepsgronden slagen niet.
Diende de minister de feitelijke toegankelijkheid te beoordelen?
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat gekeken had moeten worden of de behandeling voor eiser beschikbaar is in Tunesië. Uit de overgelegde stukken blijkt volgens eiser dat de melk voor het eiwitarme dieet niet (altijd) in Tunesië aanwezig is. [9] De rechtbank vindt dat de minister dit terecht niet bij zijn beoordeling heeft betrokken. Omdat geen sprake is van een medische noodsituatie, hoeft de minister namelijk niet verder te toetsen of de medische behandeling in Tunesië voor eiser aanwezig is. [10] Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Voortzetting van de behandeling in Nederland
9. Op de zitting heeft de moeder van eiser verteld dat zij het beste voor hem wil. Het gaat beter met eiser sinds hij in Nederland is en zij wil graag zijn behandeling hier voortzetten. De rechtbank heeft hier begrip voor, maar eiser voldoet niet aan de voorwaarden om uitstel van vertrek te krijgen vanwege zijn medische situatie. De minister mocht dus beslissen dat eiser geen uitstel van vertrek krijgt.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Awb 24/2820.
3.Bureau Medische Advisering.
4.Zie ook de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 3 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3932) en 8 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4103).
5.Protocol BMA, Team Beoordelingen en Medisch Advies, versie 2023 (BMA-protocol).
6.Paragraaf A3/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), BMA-protocol en bevestigd in bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4789).
7.Een artikel van infonu.nl over phenylketonurie en het patiëntendossier van eiser van 2 juli 2024.
8.Zie ook de Stcrt. 2023, nr. 17810, 30 juni 2023 (WBV 2023/16), p. 28 en het BMA-protocol, p. 12-13.
9.Berichten van ATMMI Association Tunesië, een stuk van de Tunesische vereniging voor aandoeningen van het intermediair metabolisme van 27 september 2024 en een stuk van Chu La Rabta, Service de Pediatrie van dr. Amel Ben Chehida.
10.Zie ook paragraaf A3/7 van de Vc.