ECLI:NL:RVS:2023:4103
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing uitstel van vertrek vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 6 november 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om uitstel van vertrek afgewezen. De vreemdeling had verzocht om uitstel op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Na de afwijzing heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 13 december 2018 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 17 februari 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer, advocaat te Dordrecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het feit dat de vreemdeling niet door een BMA-arts was onderzocht, niet automatisch betekent dat het onderzoek onzorgvuldig of onvolledig was. De vreemdeling had niet voldoende toegelicht waarom een persoonlijk onderzoek noodzakelijk was, gezien haar individuele medische situatie. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling, waardoor de Afdeling niet verder hoefde te motiveren.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 november 2023.