ECLI:NL:RBDHA:2025:3036

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
NL25.7183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel in het bestuursrechtelijke beroep van een Algerijnse vreemdeling zonder nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van een Algerijnse vreemdeling die stelt geen nationaliteit te hebben. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.E. Temmen, heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 8 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie is opgelegd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 21 februari 2025 zonder zitting. De eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije en dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister voldoende stappen onderneemt om de uitzetting te realiseren, waaronder het versturen van rappelbrieven naar de Algerijnse autoriteiten en het voeren van vertrekgesprekken met de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de Algerijnse autoriteiten geen laissez-passer aan de eiser zullen verstrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7183

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 8 november 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 21 februari 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en dat hij geen nationaliteit heeft.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats Middelburg van 22 november 2024. [1] Vervolgens zijn er vervolgberoepen ingediend. Verwezen wordt naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 december 2024 en 24 januari 2025. [2] Uit deze laatste uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 21 januari 2025, rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije. Eiser heeft herhaaldelijk verklaard dat hij geen nationaliteit heeft. Het is voor eiser onmogelijk om dat aan te tonen. Echter door verweerder is geen nader onderzoek verricht in dat verband. Ook werkt verweerder volgens eiser onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting. Verweerder rappelleert weliswaar regelmatig, echter nu de Algerijnse autoriteiten niet reageren ligt het op de weg van verweerder om daarnaar nader onderzoek te doen.
5. De rechtbank volgt eiser hierin niet. In de uitspraak van 24 januari 2025 heeft de rechtbank al overwogen dat verweerder, bij een gebrek aan voldoende aanknopingspunten voor een andere nationaliteit, ervan uit mag gaan dat eiser de Algerijnse nationaliteit heeft en dat in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije niet ontbreekt. Niet gebleken is dat eisers situatie ten opzichte van die uitspraak is gewijzigd. Uit het voorgangsrapport volgt dat de aanvraag voor een laissez-passer(lp) voor eiser nog altijd in behandeling is bij de Algerijnse autoriteiten. Er is geen sprake van concrete aanwijzingen dat de Algerijnse autoriteiten geen lp aan eiser zullen verstrekken. Verder is tot op heden niet gebleken dat eiser handelingen heeft verricht om zijn identiteit en (het ontbreken van een) nationaliteit te onderbouwen met documenten. Op eiser rust in dat verband een meewerkverplichting om zijn uitzetting te realiseren. Eiser heeft niet aangetoond dat hij heeft geprobeerd om bijvoorbeeld via zijn moeder die in België zou verblijven zijn nationaliteit te onderbouwen. Daarnaast mag ook van eiser verwacht worden dat hij zelf contact op neemt de Algerijnse autoriteiten om zijn stelling dat hij geen nationaliteit heeft, of in ieder geval niet de Algerijnse nationaliteit, te onderbouwen. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werk aan de uitzetting van eiser naar Algerije. Verweerder heeft op 6 februari 2025 een rappel gestuurd aan de Algerijnse autoriteiten en voor het laatst op16 januari 2025 met eiser een vertrekgesprek gevoerd. Door regelmatig een vertrekgesprek met eiser in te plannen en te rappelleren bij de Algerijnse autoriteiten werkt verweerder voldoende voortvarend aan eisers uitzetting.
7. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 februari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.