ECLI:NL:RBDHA:2025:3024

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50128
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser op basis van ongeloofwaardige geaardheid en ondervonden problemen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 7 januari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 19 november 2024 is afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 19 februari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig is geacht. Eiser heeft verklaard dat hij op 11-jarige leeftijd ontdekte dat hij op mannen valt en dat hij in Algerije problemen heeft ondervonden vanwege zijn geaardheid. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn geaardheid en de daarmee samenhangende problemen. De rechtbank wijst erop dat de minister in zijn besluit voldoende rekening heeft gehouden met de culturele achtergrond van eiser en dat de verklaringen van eiser inconsistent en oppervlakkig zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag, zonder proceskostenvergoeding voor eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50128

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
van Algerijnse nationaliteit,
(gemachtigde: mr. J.M. Suurmeijer),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser heeft op 7 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 19 november 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.2.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister. Een tolk was aanwezig. Het onderzoek ter zitting is gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit van de minister om de asielaanvraag van eiser af te wijzen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard dat hij [naam] heet, geboren is op [geboortedatum] , met de Algerijnse nationaliteit en dat hij tot de Arabische bevolkingsgroep behoort. Eiser heeft ook verklaard dat hij op
11-jarige leeftijd erachter kwam dat hij op mannen valt en dat hij is betrapt door zijn broer nadat hij samen met [naam] was. Eiser was op dat moment ongeveer veertien jaar oud. Eiser is daarna door zijn broer mishandeld, gechanteerd en bedreigd. Eiser heeft Algerije in 2017 verlaten vanwege zijn geaardheid en de daarmee samenhangende problemen.
Het bestreden besluit
4. Het relaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. de homoseksuele geaardheid en de problemen daardoor.
4.1.
De identiteit, nationaliteit en herkomst zijn in het bestreden besluit geloofwaardig geacht. De homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen zijn niet geloofwaardig geacht. Eiser is er niet in geslaagd om inzichtelijk te maken op welke manier hij is omgegaan met de ontdekking van zijn persoonlijke gedachtes en gevoelens ten aanzien van de door hem gestelde geaardheid. Eiser heeft vage, oppervlakkige en wisselende verklaringen afgelegd. De relaties met mannen heeft eiser evenmin aannemelijk gemaakt nu hij niet duidelijk heeft gemaakt wat voor soort relatie(s) hij heeft, met wie en er ook weinig over kan verklaren. Nu de homoseksuele geaardheid niet aannemelijk is gemaakt, is daarom ook niet aannemelijk dat eiser problemen heeft ondervonden met zijn broer vanwege de door hem gestelde geaardheid. Voor het overige zijn de gestelde problemen met eisers broer evenmin aannemelijk gemaakt, nu eiser daarover wisselende en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd. De aanvraag is daarom afgewezen als ongegrond.
Verwijzing naar zienswijze
5. De rechtbank ziet in eisers verzoek om de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, geen aanleiding om dit aan te merken als beroepsgrond waarop zij moet ingaan. De minister is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze van eiser. Het is daarom aan eiser om aan te geven waarom de reactie van de minister op de zienswijze in het bestreden besluit niet juist of niet toereikend is. Een verzoek om de inhoud van de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank richt zich bij de beoordeling van het beroep alleen op wat eiser concreet tegen het besluit heeft aangevoerd en zal daar, voor zover van belang, hierna op ingaan.
Is de minister uitgegaan van het juiste referentiekader?
6. Eiser stelt dat het geschetste referentiekader op zich juist is, maar dat niet (expliciet) vermeld is dat eiser afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit taboe en zelfs strafbaar is en dat dit invloed heeft op de wijze waarop iemand in staat is om hierover en de daardoor ondervonden problemen te praten. Dit had meegewogen moeten worden in de beoordeling. Ter ondersteuning van dit standpunt is tijdens de zitting gewezen op uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg [1] .
6.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de minister onvoldoende rekening zou hebben gehouden met eisers referentiekader. De minister heeft in de besluitvorming eisers referentiekader afzonderlijk uiteengezet en benoemd. De minister heeft, gelet op het referentiekader, bij de beoordeling van welk gewicht toekomt aan de antwoorden van eiser op de vragen die over zijn geaardheid zijn gesteld, conform WI 2019/17 kenbaar rekening gehouden met onder andere de leeftijdsfase, cultuur en afkomst van eiser. Zo was eiser zeer jong toen hij tijdens het voetballen fysiek contact had met een jongen. Daarmee is rekening gehouden [2] . Met de culturele achtergrond van eiser is ook rekening gehouden [3] . Bovendien stelt de minister terecht dat de Afdeling [4] heeft bevestigd dat de minister reeds bij het inrichten van de asielprocedure in algemene zin voldoende maatregelen heeft genomen om een zorgvuldige en objectieve beoordeling van het asielrelaas te waarborgen, waarbij rekening wordt gehouden met de culturele achtergrond van een vreemdeling [5] . Eiser heeft verder ook niet nader onderbouwd of geconcretiseerd op welke punten geen rekening zou zijn gehouden met zijn referentiekader. De verwijzing naar eerdervermelde uitspraken kan eiser niet baten, nu in die zaak door de minister bij het weergeven van het referentiekader de cultuur en achtergrond van de vreemdeling niet genoemd zijn, waarna is geoordeeld dat niet is gebleken op welke wijze rekening is gehouden met het referentiekader. Dat is in deze zaak niet aan de orde. Eisers stelling dat hem dan niet kan worden tegengeworpen dat hij onvoldoende inzichtelijk heeft verklaard over zijn gevoelens volgt de rechtbank dan ook niet. De minister stelt niet ten onrechte dat van eiser verwacht mag worden dat hij inzicht kan geven in zijn ervaringen en gevoelens en wat dat voor hem betekent, met name nu hij afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit niet is geaccepteerd en strafbaar is. In dit verband stelt de minister ook niet ten onrechte dat niet gebleken is dat eiser zijn asielrelaas niet goed naar voren heeft kunnen brengen tijdens het nader gehoor vanwege zijn culturele achtergrond.
6.1.1.
De rechtbank wenst aan het voorgaande nog toe te voegen dat uit het gehoor blijkt dat eiser erop gewezen is dat hij zich nergens voor hoeft te schamen, dat hij vrijuit kan spreken, dat er geen vragen zullen worden gesteld over zijn seksuele handelingen en dat als hij het moeilijk vindt om een vraag te beantwoorden of om ergens over te vertellen, hij dat mag aangeven zodat er rekening mee kan worden gehouden [6] . De minister heeft er in dit kader op kunnen wijzen dat uit het nader gehoor blijkt dat eiser onvoldoende uitlegt wat het voor hem betekent om anders te zijn dan de Algerijnse maatschappij van hem verlangt en hoe hij als homoseksueel omgaat met de islam. Zo verklaart eiser dat hij niks voelt, dat hij zich mens voelt en dat God hem zo heeft gemaakt, dat hij tot dit inzicht is gekomen toen hij in de gevangenis zat, waar hij geen tv had, maar wel boeken over deze geaardheid, waarbij hij geleerd heeft dat het om een vrouwelijk hormoon gaat, dat alle mannen hebben, maar dat alleen ‘gays’ dat hormoon meer dan andere mannen hebben en dat dat van God komt [7] . Op de vraag wat het met eiser doet dat er een gevangenisstraf staat op homoseksualiteit in Algerije, antwoordt eiser dat als hij zijn vrienden stenen ziet gooien om gays weg te jagen, hij nooit zal toegeven [8] . De minister heeft, gelet op deze verklaringen, niet ten onrechte overwogen dat eiser hiermee onvoldoende duidelijk uitlegt hoe hij tot deze conclusies is gekomen, terwijl hij zichzelf als (niet praktiserend) moslim ziet, opgegroeid is met de islam en de door hem gestelde homoseksualiteit, gelet op wat hij daarover verklaart, de nodige gedachtes en gevoelens zou oproepen in Algerije. De minister heeft daarover een zeker denkproces mogen verwachten en heeft van eiser mogen verlangen dat hij in enige mate inzicht kan verschaffen in zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving. Daarin is eiser, zoals hierna ook zal blijken, niet in geslaagd.
Heeft de minister de gestelde homoseksualiteit van eiser niet geloofwaardig kunnen vinden?
7. Eiser stelt in beroep dat hij geen oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd en dat hij wel degelijk uitleg heeft gegeven over zijn positieve gevoelens. Zo heeft eiser beschreven wat hij tijdens de wedstrijd voelde. Het positieve gevoel heeft hij omschreven als het gevoel van een kind, alsof je de hele dag een knuffel voelt waartegen geen weerstand kan worden geboden. Eiser stelt dat hij voldoende heeft uitgelegd over zijn gevoelens van angst en het anders zijn. Daartoe stelt hij dat hij heeft beschreven dat hij een dubbele druk heeft ervaren, dat hij twee levens moest leiden en alles in het geheim moest gebeuren. Eiser stelt dat hierover onvoldoende is doorgevraagd. Eiser stelt dat hij uitgebreid heeft verklaard in reactie op de vraag hoe het zo ver kwam dat hij meteen na de wedstrijd intiem werd met een jongen, waarbij rekening moet worden gehouden met de jonge leeftijd van eiser toen dit speelde en het ook alweer 18 jaar geleden is. Eiser stelt dat hij heeft verklaard over wat het met hem deed toen hij zijn geaardheid ontdekte. Hij heeft verklaard over wat hij voelde en dacht, nu hij verklaart over de angst voor zijn reputatie en voor zijn familie en ook dat hij een hekel had aan zichzelf. Dit is ten onrechte niet betrokken in de beoordeling.
7.1.
Deze beroepsgrond kan niet slagen. De rechtbank is van oordeel dat de minister de homoseksuele gerichtheid van eiser niet ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat eiser met zijn verklaringen onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij met de ontdekking van zijn gevoelens voor mannen, in Algerije, is omgegaan, ondanks dat hij daartoe in de gehoren ruimschoots in de gelegenheid is gesteld. Zo is, anders dan op dit punt door eiser is gesteld, meerdere keren erop doorgevraagd wat er precies in hem om is gegaan op het moment dat hij tijdens de voetbalwedstrijd met [naam] fysiek contact had. Tijdens het gehoor wordt eiser meerdere keren, en op verschillende wijzes gevraagd om dat moment uit te leggen en om te beschrijven wat hij op dat moment voelde [9] . De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser er niet in is geslaagd om inzichtelijk te maken wat er op dat moment in hem omging en hoe dat zich heeft geuit bij hem. Eiser verklaart namelijk enkel dat het een sterk gevoel was waar hij geen nee tegen kon zeggen, een gevoel van een kind en alsof hij de hele dag een knuffel voelt. De minister heeft deze verklaringen oppervlakkig mogen vinden. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat eiser jong was toen dit gebeurde, maar dat laat onverlet dat de minister mocht verlangen van eiser dat hij hierover in redelijkheid meer had kunnen en mogen verklaren dan hij nu heeft gedaan, met name omdat dit moment door hemzelf naar voren is gebracht als het eerste moment dat hij gevoelens had voor een jongen waarmee hij uiteindelijk ook fysiek contact had. De verklaringen van eiser over het bang zijn en de zelfhaat zijn, anders dan hij op dit punt stelt, voldoende betrokken bij de beoordeling. Dat geldt ook voor eisers verklaring dat het leven met twee persoonlijkheden moeilijk was. Daartoe heeft de minister erop mogen wijzen dat eiser, desgevraagd, niet uitlegt welke twee persoonlijkheden hij bedoelt en hoe die eruit zagen, nu hij het enkel heeft over het zijn van een ‘bad boy’ [10] . Ook in beroep en tijdens de zitting wordt dit niet nader geconcretiseerd. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser ook met deze verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke gedachten en gevoelens ten aanzien van de door hem gestelde geaardheid. Dit klemt te meer nu hij uit een land en een conservatief gezin komt waar homoseksualiteit niet wordt geaccepteerd.
7.2.
Eisers betoog dat hij voldoende heeft verklaard over de door hem gestelde relaties met mannen volgt de rechtbank niet. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat eiser zijn relaties met mannen niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser hierover wisselend heeft verklaard. Zo verklaart eiser eerst dat hij een seksuele relatie had met [naam] en geen liefdesrelatie [11] . Maar eiser heeft ook verklaard dat hij verliefd was op [naam] , geeft daarna geen antwoord op de vraag of hij verliefd op hem was en verklaart dat de relatie enkel seksueel was [12] , terwijl hij later weer verklaarde veel van elkaar te houden [13] . Over de relatie met [naam] is verklaard dat hij met hem een open relatie had en dat het als broers is, dat [naam] hem veel geholpen heeft [14] . De minister heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij niet nader uitlegt wie [naam] voor hem is en stelt niet ten onrechte dat eiser ook niet inzichtelijk maakt hoe de liefdesrelatie met [naam] is ontstaan, ondanks dat hij hier meerdere keren naar is gevraagd. Eiser verklaart dan enkel dat het iets speciaals is, dat zij hetzelfde voelen en dat het vanzelf ging [15] . De minister heeft ook op dit punt uitgebreidere verklaringen van eiser mogen verwachten, temeer nu de relatie nog heel pril is.
Problemen door de homoseksuele geaardheid
8. Nu de homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig wordt geacht doet dit afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over de als gevolg daarvan gestelde problemen. Daarnaast heeft de minister, anders dan eiser stelt, ook van belang mogen vinden dat eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd over hoe zijn broer erachter is gekomen dat hij op mannen valt. Zo verklaarde eiser aanvankelijk dat hij niet goed kon verbergen welke woorden hij op internet zocht, dat hij die probeerde te wissen, maar dat het niet altijd lukte en dat hij denkt dat zijn broer bepaalde woorden heeft gezien [16] . Later is verklaard dat eiser zijn zoekgeschiedenis altijd kon wissen [17] .
8.1.
Eisers betoog dat van hem niet kan worden verlangd dat hij weet hoe zijn broer achter zijn geaardheid is gekomen, heeft de minister onvoldoende mogen vinden, met name omdat eiser Algerije is ontvlucht juist vanwege de door hem gestelde problemen met zijn broer, ontstaan vanwege de door hem gestelde geaardheid.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank is van oordeel dat de minister gelet op de voorgaande tegenwerpingen de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte als niet geloofwaardig heeft aangemerkt. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RBDHA:2024:4258: betreft een tussenuitspraak. ECLI:NL:RBDHA:2024:12208 is de einduitspraak.
2.Zie bld. 6 van het voornemen, onder 2.1.1.
3.Zie bld. 7 van het voornemen, tweede alinea en bld. 7 en 8 van het voornemen.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie uitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:121.
6.Zie bld. 8 aanvullend gehoor van 12 september 2024.
7.Zie bld. 16 aanvullend gehoor 12 september 2024.
8.Bld. 17 aanvullend gehoor, 12 september 2024.
9.Zie de bladzijdes 8, 9 en 10 van het aanvullend gehoor van 12 september 2024.
10.Zie bld. 14 aanvullend gehoor van 12 september 2024.
11.Zie bld. 17 aanvullend gehoor van 12 september 2024.
12.Bld. 18 aanvullend gehoor van 12 september 2024.
13.Zie bld. 19 aanvullend gehoor van 12 september 2024.
14.Bld. 17 aanvullend gehoor van 12 september 2024.
15.Bld. 28 aanvullend gehoor van 12 september 2024.
16.Bld. 17 nader gehoor van 24 juli 2024.
17.Bld. 24 aanvullend gehoor van 12 september 2024.