In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de ingangsdatum van haar verblijfsvergunning asiel beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, heeft op 16 mei 2022 haar asielwens kenbaar gemaakt in het Aanmeldcentrum in Ter Apel. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. D. Gökcan, heeft op 17 november 2023 een verblijfsvergunning asiel verleend met een ingangsdatum van 23 mei 2022. Eiseres is het niet eens met deze ingangsdatum en stelt dat deze moet worden vastgesteld op 16 mei 2022, de datum waarop zij zich heeft gemeld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 behandeld en het onderzoek heropend na schriftelijke reacties van de minister en eiseres. De rechtbank oordeelt dat de minister de ingangsdatum niet correct heeft vastgesteld, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 20 januari 2025. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag is ontvangen op het moment dat eiseres haar asielwens kenbaar heeft gemaakt, wat blijkt uit de loopbrief van 16 mei 2022.
De rechtbank vernietigt het besluit van de minister voor zover het de ingangsdatum betreft en stelt deze vast op 16 mei 2022. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres ter hoogte van € 1.814,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.