Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.MR. [naam 1] te Curaçao,
[naam 1](
pro se)te Curaçao,
3.[naam 2] te [woonplaats] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN (het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)te Den Haag,
1.De procedure
- het vonnis in incident over de zekerheidsstelling voor de proceskosten van 31 juli 2024;
2.Het geschil
3.De beoordeling
a contrariouit worden afgeleid dat als wel vaststaat dat de vorderingen enkel tegen meerdere gedaagden zijn ingesteld om een van hen af te trekken van de rechter van diens woonplaats, artikel 8 onder 1 (voorheen artikel 6 punt 1) géén internationale bevoegdheid creëert ten aanzien van die gedaagde. Dit geldt ook voor de bevoegdheidsbepaling van artikel 7 lid 1 Rv. [6]
“afdoende bewijs”is op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat Alphaville de voorwaarden voor toepassing van artikel 7 lid 1 Rv
“kunstmatig heeft gecreëerd of gehandhaafd”. [7] Dat betekent in het onderhavige geval dat de Curator voldoende bewijs in het geding zal moeten brengen waaruit blijkt dat Alphaville een kunstmatige vordering tegen de Staat heeft gecreëerd.
4.De beslissing
16 april 2025voor het indienen van een conclusie van antwoord door gedaagden;