Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.ROYAL DUTCH SHELL plcstatutair gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,2. SHELL BRAZIL HOLDING B.V.statutair gevestigd te Den Haag,3. RAIZEN S.A.statutair gevestigd te Rio de Janeiro, Brazilië,
1.De procedure
2.De feiten
3.Relevante Braziliaanse wetgeving
- I)
- II)
- III)
to abuse a dominant position.
to agree, combine, manipulate or adjust with a competitor, in any form:
the prices of goods or services offered individually;
the production or marketing of a restricted or limited quantity of goods or the provision of a restricted or limited number, volume of frequency of services;
the division of parts or segments of a current or potential market for goods or services, through, amongst others, the distribution of customers, suppliers, regions or periods;
prices, conditions, advantages or abstention in public bidding;
- II)
- III)
- IV)
4.De vordering en grondslag daarvan in de hoofdzaak
5.De internationale bevoegdheid ten aanzien van Shell plc en Shell Brazil
temporeletoepassingsbereik (zoals afgebakend in artikel 66) van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1 (hierna: de Brussel I
bis-Verordening). Deze vorderingen vallen ook onder het
materiëletoepassingsbereik (zoals afgebakend in artikel 1) van de Brussel I
bis-Verordening.
bis-Verordening. Shell Brazil heeft eveneens woonplaats in Nederland. De vorderingen tegen Shell plc en Shell Brazil vallen daarmee ook onder het
formeletoepassingsbereik (zoals afgebakend in artikel 6) van de Brussel I
bis-Verordening.
bis-Verordening beoordelen of zij internationaal bevoegd is ten aanzien van Shell plc en Shell Brazil. De rechtbank baseert haar bevoegdheid ten aanzien van deze gedaagden op artikel 4 lid 1 Brussel I
bis-Verordening (gerecht lidstaat waar de gedaagde woonplaats heeft). De internationale bevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van Shell plc op het moment waarop de zaak aanhangig is gemaakt, blijft op grond van het beginsel van de perpetuatio fori voortduren, ongeacht de verplaatsing van het hoofdkantoor van Shell plc naar het Verenigd Koninkrijk tijdens deze procedure.
6.Het incident
bis-Verordening. De rechtbank moet naar het commune internationale bevoegdheidsrecht beoordelen of zij bevoegd is ten aanzien van gedaagde Raízen. Partijen zijn het hierover ook eens.
bis-Verordening (hierna kortweg aangeduid als ‘artikel 6 punt 1 EEX-Verdrag’). Dit betekent dat de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over artikel 6 punt 1 EEX-Verdrag, van belang kan zijn voor de uitleg van artikel 7 lid 1 Rv.
vast te staandat de vorderingen niet enkel zijn ingesteld om een van die verweerders te onttrekken aan de bevoegdheid van de rechter van diens woonplaats. Verwezen wordt naar HvJ EU 11 oktober 2007, EU:C:2007:595 (Freeport) en HvJ EU 21 mei 2015, ECLI:EU:C:2015:335 (CDC v. Akzo Nobel).
Hence, under CADE’s current legislation and jurisprudence, a joint venture (common or shared control) makes both shareholders liable for its acts and activities, in a competition or antitrust perspective, as they supposedly participated in the decisions of the joint venture, or, at least, did not take any action to opposed them.
It follows that the joint and several liability of group companies in art 33 Law with the entity in their group that violated the economic order, is not in any way depending on their actual involvement in the anticompetitive conduct or on their fault.”
door de aansprakelijk gestelde persoon zelf.
een ieder die door een onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt, die schade moet vergoeden”. Aldus lijkt ook hij uit te gaan van deze voorwaarde voor het aanvaarden van civielrechtelijke aansprakelijkheid.
It follows that the joint and several liability of group companies in art 33 Law with the entity in their group that violated the economic order, is not in any way depending on their actual involvement in the anticompetitive conduct or on their fault.” Ook niet als hij hierbij doelt op de omstandigheid dat daadwerkelijke betrokkenheid – van in dit geval de joint venture partners – niet belangrijk is omdat zij worden vermoed te hebben deelgenomen in de besluitvorming, dan wel niets te hebben gedaan om de overtreding te voorkomen. Artikel 927 van het Braziliaans Burgerlijk Wetboek waarop hij wijst, lijkt daarmee immers in tegenspraak.
ongeacht schuld. Volgens de Stichting geldt op grond van artikel 33 van de Mededingingswet dat Shell plc en Shell Brazil schadeplichtig zijn, ongeacht schuld. De rechtbank volgt de Stichting hierin niet. Artikel 927 van het Braziliaanse Burgerlijk Wetboek bepaalt dat ‘
eenieder die door een onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt, die schade moet vergoeden, met de toevoeging dat dit in bepaalde gevallen zelfs geldt ongeacht of sprake is van schuld. De tekst van dit artikel strekt zich daarmee wel uit tot plegers van een onrechtmatige daad die geen schuld hebben, maar niet tot
personen die de onrechtmatige daad überhaupt niet hebben gepleegd, zoals hier Shell plc en Shell Brazil.
7.De beslissing
28 juni 2023voor conclusie van antwoord aan de zijde van Shell plc en Shell Brazil.