In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers tegen het buiten behandeling stellen van hun opvolgende asielaanvragen beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had op 4 oktober 2024 besloten om de aanvragen buiten behandeling te stellen, omdat deze niet compleet waren ingediend. Eisers, bestaande uit een gezin met twee kinderen, hadden eerder asielaanvragen ingediend die als kennelijk ongegrond waren afgewezen. Op 24 september 2024 dienden zij opnieuw aanvragen in, waarbij zij stelden dat zij nieuwe stukken hadden die hun aanvraag onderbouwden. Echter, de minister oordeelde dat de ingediende stukken niet volledig waren en dat de originele documenten, die volgens eisers onderweg waren, niet tijdig waren aangeleverd.
De rechtbank heeft op 29 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eisers en hun gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht de aanvragen buiten behandeling heeft gesteld, omdat eisers niet de benodigde originele stukken en beëdigde vertalingen hebben ingediend. De rechtbank wijst erop dat eisers voldoende gelegenheid hebben gehad om hun aanvragen te completeren, maar dit niet hebben gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de minister in stand blijft. Eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van volledige en correcte asielaanvragen en de verantwoordelijkheden van de aanvragers in dit proces. De rechtbank verwijst naar relevante wetgeving en eerdere rechtspraak om haar beslissing te onderbouwen.