ECLI:NL:RBDHA:2025:2531
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens onvoldoende onderbouwing van verblijfsdoel en omstandigheden
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op 9 februari 2024, en het bezwaar van eiseres leidde niet tot een andere uitkomst. De rechtbank heeft de zaak op 28 januari 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van verweerder aanwezig waren.
Eiseres, geboren in 1992 en van Marokkaanse nationaliteit, had verzocht om een visum om haar vriendin te bezoeken. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar verblijf niet voldoende had aangetoond. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar vriendschappelijke relatie met de referente en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij na haar verblijf in Nederland tijdig zal terugkeren naar Marokko. De rechtbank benadrukt dat het aan de aanvrager is om zijn verblijfsdoel en terugkeer aan te tonen, en dat verweerder een ruime beoordelingsmarge heeft bij deze beoordeling.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat verweerder niet verplicht was om eiseres te horen in de bezwaarfase, omdat er geen redelijke twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.