ECLI:NL:RBDHA:2025:2531

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.32738
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens onvoldoende onderbouwing van verblijfsdoel en omstandigheden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken op 9 februari 2024, en het bezwaar van eiseres leidde niet tot een andere uitkomst. De rechtbank heeft de zaak op 28 januari 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van verweerder aanwezig waren.

Eiseres, geboren in 1992 en van Marokkaanse nationaliteit, had verzocht om een visum om haar vriendin te bezoeken. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar verblijf niet voldoende had aangetoond. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar vriendschappelijke relatie met de referente en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij na haar verblijf in Nederland tijdig zal terugkeren naar Marokko. De rechtbank benadrukt dat het aan de aanvrager is om zijn verblijfsdoel en terugkeer aan te tonen, en dat verweerder een ruime beoordelingsmarge heeft bij deze beoordeling.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat verweerder niet verplicht was om eiseres te horen in de bezwaarfase, omdat er geen redelijke twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32738

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M van Boheemen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een visum kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 9 februari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroepschrift gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1992 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft verzocht om de afgifte van een visum voor kort verblijf voor het bezoeken van haar vriendin, mevrouw [referente] (referente). Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat eiseres na haar verblijf in Nederland tijdig zal terugkeren naar Marokko, nu zij haar economische en sociale binding met Marokko niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Ten aanzien van het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf voert eiseres aan dat zij een vriendschappelijke relatie heeft met referente en zij haar wil bezoeken. Ter onderbouwing van de relatie heeft eiseres foto’s overgelegd en een schriftelijke verklaring van zowel eiseres als referente. Eiseres stelt dat zij en referente elkaar sinds 2013 kennen en dat referente eiseres jaarlijks bezoekt tijdens haar reizen naar Marokko. Ook hebben eiseres en referente wekelijks contact via Whatsapp. Ten aanzien van de sociale binding met Marokko stelt eiseres dat zij als enig thuiswonend kind voor haar vader zorgt, nu hij rolstoelafhankelijk is en afhankelijk is van haar hulp. Wat betreft de economische binding met Marokko, heeft verweerder miskend dat eiseres bewijzen van het bestaan van haar onderneming heeft overgelegd. Daarnaast zijn contante betalingen in Marokko nog altijd zeer gangbaar en daarom kan eiseres niet met bankafschriften aantonen dat zij betalingen ontvangt, maar alleen dat zij stortingen doet op haar bankrekening. Eiseres betoogt verder dat een geringe sociale en/of economische band met Marokko onvoldoende is om vestigingsgevaar aan te nemen. [1] Ten slotte heeft verweerder ten onrechte afgezien van het horen van eiseres.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat het aan de aanvrager van een visum is om zijn verblijfsdoel en zijn tijdige terugkeer naar het land van herkomst aannemelijk te maken. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie beschikt verweerder over een ruime beoordelingsmarge bij de beoordeling van de relevante feiten om te bepalen of één van de weigeringsgronden uit artikel 32, eerste lid, van de Visumcode van toepassing is. [2] De rechter kan het besluit van verweerder hierover daarom slechts terughoudend toetsen.
Doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf in Nederland onvoldoende duidelijk heeft gemaakt bij de visumaanvraag. Daarbij heeft verweerder kunnen vinden dat de gestelde vriendschappelijke relatie tussen eiseres en referente onvoldoende met objectief verifieerbare stukken is onderbouwd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er weliswaar twee verklaringen van eiseres en referente zijn overgelegd, maar dat de inhoud daarvan niet is gestaafd met stukken. De foto’s kunnen niet als onderbouwing gelden nu deze ongedateerd zijn. Anders dan eiseres meent is de rechtbank van oordeel dat verweerder mag verlangen dat eiseres bij de aanvraag of in bezwaar het doel van haar verblijf kan onderbouwen met objectief verifieerbare stukken. Het is immers aan de vreemdeling om zijn aanvraag te onderbouwen. Dit had eiseres in dit geval onder meer kunnen doen door een uitdraai van de Whatsappgesprekken tussen eiseres en referente te overleggen nu is gesteld dat zij wekelijks via Whatsapp contact hebben. Ook hadden gedateerde foto’s kunnen bijdragen aan de onderbouwing van de gestelde vriendschappelijke relatie. Dat zij niet beschikt over gedateerde foto’s, omdat het geheugen van de telefoon vol zou zitten acht de rechtbank niet aannemelijk, temeer nu dit niets zegt over de telefoon van referente.
5.1.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet zijn aangetoond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, vanwege de imperatieve weigeringsgronden in de Visumcode, de visumaanvraag van eiseres in redelijkheid mogen afwijzen. De beroepsgronden ten aanzien van sociale en economische binding behoeven dan ook geen bespreking meer.
Hoorplicht
6. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres niet had hoeven horen. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftenprocedure en dat de vreemdeling in beginsel wordt gehoord. Verweerder mag slechts van horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [3] Gelet op de motivering van het besluit en op hetgeen door eiseres is aangevoerd in de bezwaarfase, heeft verweerder kunnen vaststellen dat er redelijkerwijs geen twijfel bestond dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Verweerder heeft daarom van het horen in de bezwaarfase mogen afzien.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Eiseres doet een beroep op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 19 december 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:19294.
2.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:862, Koushkaki tegen Duitsland.
3.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.