ECLI:NL:RBDHA:2025:2473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
23/5326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstand op grond van de Participatiewet door de rechtbank Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Delft afgewezen met een primair besluit op 6 december 2022, en het bestreden besluit op 1 juni 2023 handhaafde deze afwijzing. Eiseres had zich op 11 november 2022 gemeld voor bijstand en diende op 18 november 2022 een aanvraag in. De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag om bijstand terecht was. Eiseres had werkzaamheden verricht in het bedrijf van haar moeder, wat niet in overeenstemming was met de bijstandbehoevende omstandigheden. De rechtbank stelt vast dat de aanvrager de bewijslast heeft om aan te tonen dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Eiseres had niet voldoende inzicht gegeven in de omvang van haar werkzaamheden, waardoor het college niet kon beoordelen in hoeverre zij bijstandbehoevend was. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt, en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5326

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: I. Ramautar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 6 december 2022 (primair besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft zich op 11 november 2022 bij verweerder gemeld voor een bijstandsuitkering. Op 18 november 2022 heeft eiseres een aanvraag voor bijstand bij verweerder ingediend. Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd onder wijziging van de motivering. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat eiseres werkzaamheden heeft verricht in het bedrijf van haar moeder en dat niet kan worden vastgesteld of zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om bijstand van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres is van mening dat zij wel in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Verweerder wist dat zij haar moeder, die eind november een restobar ging openen, ging helpen. Aangezien er geen sprake was van inkomsten, is eiseres van mening dat zij ook niet de inlichtingenverplichting heeft geschonden.
Wat oordeelt de rechtbank?
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat de te beoordelen periode loopt van 11 november 2022 tot 6 december 2022.
6. Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, is zijn of haar financiële situatie een essentieel gegeven. De bewijslast om aannemelijk te maken dat er sprake is van bijstandbehoevende omstandigheden rust op de aanvrager. [1] Een aanvrager moet daarom feiten en omstandigheden aannemelijk maken die duidelijkheid geven over zijn woon- en leefsituatie en over zijn financiële situatie. Daarna moet de bijstandverlenende instantie in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid controleren. Als de aanvrager niet aannemelijk maakt dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert, is dit een grond voor afwijzing van de aanvraag. Als het college aannemelijk maakt dat een aanvrager de inlichtingen- of medewerkingsverplichting heeft geschonden, is dit een grond voor afwijzing van de aanvraag als daardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. [2]
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder wist dat eiseres haar moeder hielp voorafgaand en na de opening van de restobar. Vaststaat dat de werkzaamheden bij de moeder van eiseres bestonden uit schuren, verven, boodschappen doen, bestellingen doen, menu’s samenstellen en helpen in de keuken. Deze werkzaamheden zijn in het economisch verkeer te kwalificeren als op geld waardeerbare activiteiten. Dat eiseres dit vrijwillig deed en alleen om te helpen maakt dit niet anders. [3] De omvang van de werkzaamheden heeft eiseres, ondanks vragen daarnaar van de kant van verweerder, niet inzichtelijk gemaakt terwijl dat wel op haar weg lag. Hierdoor kon verweerder niet beoordelen hoe hoog de geldelijke waardering daarvan in het economische verkeer zou moeten zijn en, daarvan uitgaande, in hoeverre eiseres bijstandbehoevend was.
8. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat zij geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1528.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 7 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1533.
3.Vergelijk met de uitspraak van de CRvB van 16 april 213, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7292.