In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om bijstand door appellant. Appellant had op 11 maart 2020 een aanvraag ingediend, omdat hij geen inkomen had sinds november/december 2019. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant geen deugdelijke en verifieerbare bewijsstukken heeft ingeleverd die inzichtelijk maken hoe hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien. De Raad heeft vastgesteld dat er vanaf 2003 geen geregistreerde inkomensgegevens van appellant bekend zijn en dat hij pas vanaf eind december 2019 over een bankrekening beschikt. Dit leidde tot een onduidelijke financiële situatie over vele jaren voorafgaand aan de aanvraag om bijstand.
De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om gegevens over een langere periode dan de gebruikelijke drie maanden op te vragen, gezien de onduidelijke financiële situatie van appellant. Appellant heeft in zijn aanvraag aangegeven dat hij zwart heeft gewerkt, maar heeft geen controleerbare gegevens verstrekt over zijn inkomsten of werkplekken. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert, en bevestigt daarmee de afwijzing van de aanvraag om bijstand. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 18 augustus 2021 wordt daarmee in stand gehouden.