4.5Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een gefingeerd dienstverband. De rechtbank acht hierbij verder van belang dat eiseres op de zitting gedetailleerd heeft verklaard over haar werkzaamheden en de werklocatie. Zo heeft zij aangegeven dat zij de archivering van een aantal jaren op orde moest brengen, graafmachines in ontvangst moest nemen of moest uitlenen, de kantine schoonmaken, koffie klaarzetten, boodschappen doen, vertalen van brieven. Ze was, naast de schoonmaakster, de enige daar en ze deed een beetje van alles. Ze moest veel op de computer kijken voor de archiveringswerkzaamheden om te controleren of een archiefmap op de computer was opgeslagen en het camerasysteem stond ook op de computer, maar ze verrichtte niet veel werk op de computer. Ze heeft de inlogcodes nog. [naam 2] kwam twee tot drie keer in de week langs en als ze haar uren door moest geven, dan ging dat ook via hem. Het inhalen van uren deed ze in het weekend. De neef van [naam 2] , [naam 1] , was er altijd dus ze kon dan binnenkomen, maar ze had ook zelf de sleutels en de codes. [naam 2] ging ervan uit dat ze haar werkzaamheden uitvoerde. Over de werklocatie heeft ze verklaard dat [naam 1] op de benedenverdieping sliep en eigenlijk daar woonde. Hij had daar een eigen kamer. Op de benedenverdieping stonden ook de graafmachines. Eiseres zat boven. Het rolluik stond meestal open en eiseres kon op de camera zien als iemand voor de deur stond. Ze liep dan naar beneden via een ijzeren trap. Soms deed [naam 1] open. Er was ook een hondje, Patrón. Het hondje was van de buurman, maar [naam 1] nam hem vaak mee. De werklocatie was op een industrieterrein, rechtsaf bij de Basic Fit. De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze gedetailleerde verklaringen aannemelijk is dat eiseres werkzaamheden heeft verricht voor de werkgever bij [bedrijfsnaam 2] .
5. Nu de rechtbank van oordeel is dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een gefingeerd dienstverband, betekent dit dat verweerder in de bestreden besluiten I en II ten onrechte heeft bepaald dat eiseres geen recht heeft op een ZW- en WIA-uitkering en ten onrechte heeft bepaald dat zij de teveel ontvangen bedragen moet terugbetalen. De grond van eiseres dat sprake is van dringende redenen om van de terugvorderingen af te zien, behoeft dan ook geen bespreking meer.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten I en II wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank zal verweerder opdragen om nieuwe besluiten op de bezwaren van eiseres te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank stelt vast dat eiseres voor beide beroepen griffierecht heeft betaald.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Omdat de rechtbank beide beroepen aanmerkt als samenhangende zaken komen de proceskosten op grond van artikel 3 van het Bpb eenmaal voor vergoeding in aanmerking.