ECLI:NL:RBDHA:2025:24178
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinsleden
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn gezinsleden. De aanvraag is ingediend op 1 mei 2024, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 diende verweerder binnen 90 dagen te beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 30 oktober 2024 viel. Eiser heeft verweerder op 23 januari 2025 rechtsgeldig in gebreke gesteld, en het beroep is op 29 juli 2025 ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met de mogelijkheid van een langere termijn indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 en bepaalt dat het door eiser betaalde griffierecht van € 194 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 15 december 2025 en openbaar gemaakt.