ECLI:NL:RBDHA:2025:23651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
C/09/677200 / HA ZA 24-1062
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over leveranties van halfwas hortensia's en contractsovername tussen kweker en afnemer

In deze zaak, die op 19 november 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagden] over leveranties van halfwas hortensia's. [eiseres] heeft sinds 2007 hortensia's geleverd aan [gedaagden sub 1], die deze verder opkweekt en aan haar afnemers levert. In het seizoen 2023/2024 zijn er echter problemen ontstaan door een hoge uitval van planten, wat heeft geleid tot een conflict over openstaande facturen en schadevergoeding. [eiseres] vordert betaling van openstaande facturen en compensatie voor extra geleverde planten, terwijl [gedaagden] zich beroepen op gemaakte afspraken en schadevergoeding eisen voor geleden schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagden sub 2] als rechtsopvolger van [gedaagden sub 1] moet worden aangemerkt en dat de tussen partijen gemaakte afspraken stilzwijgend onderdeel zijn geworden van de overeenkomst. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen en geoordeeld dat [gedaagden] zich op verrekening kan beroepen voor gemaakte kosten. De proceskosten zijn toegewezen aan [gedaagden].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zaaknummer: C/09/677200 / HA ZA 24-1062
Vonnis van 19 november 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in (deels voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. B. Bink,
tegen

1.[gedaagden sub 1] B.V.te [vestigingsplaats 2] ,

hierna te noemen [gedaagden sub 1] ,
2.
[gedaagden sub 2] VOFte [vestigingsplaats 2] ,
hierna te noemen [gedaagden sub 2] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in (deels voorwaardelijke) reconventie,
hierna samen ook te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. M.W. Renzen.

1.Waar gaat deze zaak over?

[eiseres] heeft vanaf sinds 2007 halfwas hortensia’s aan [gedaagden sub 1] geleverd, die de planten verder opkweekt en levert aan haar afnemers. In het seizoen 2023/2024 zijn er problemen ontstaan doordat tijdens de verdere opkweek door [gedaagden] grote aantallen planten (wegens ziekte en het niet bevatten van voldoende actieve knoppen) zijn uitgevallen. Hierdoor kon [gedaagden] deze niet aan haar afnemers leveren. [eiseres] , die grote aantallen uitgevallen planten heeft vervangen, vordert in deze procedure betaling van haar nog openstaande facturen, betaling van een deel van de als vervanging geleverde planten en terugbetaling van een volgens haar onverplicht betaalde tegemoetkoming. [gedaagden] verzetten zich hiertegen, beroepen zich onder meer op gemaakte afspraken en op verrekening en vorderen vergoeding van geleden (gevolg)schade. Aan de orde komt verder of sprake is van contractsovername door [gedaagden sub 2] en of [eiseres] zich op algemene voorwaarden kan beroepen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 december 2024 met producties E1-15 van [eiseres] ;
- de conclusie van antwoord, tevens (deels voorwaardelijke) eis in reconventie met producties G1-23 van [gedaagden] ;
- het tussenvonnis van 28 mei 2025;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende wijziging van eis in conventie.
2.2.
Op 7 oktober 2025 is de mondelinge behandeling gehouden. Ter zitting zijn aan de zijde van [eiseres] verschenen de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), bijgestaan door mr. Bink, en aan de zijde van [gedaagden] de heren [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] (hierna: [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] ) bijgestaan door mr. Renzen. Ter zitting hebben [gedaagden] een akte overlegging producties met producties G24-35 en een vof-akte in het geding gebracht. Beide partijen hebben het woord gevoerd, mr. Renzen aan de hand van pleitaantekeningen. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] houdt zich bezig met het kweken en verkopen van hortensia’s en met het leveren van zowel jonge niet-bloeiende als bloeiende planten aan (onder meer) kwekers. Het stekken doet [eiseres] op een productielocatie in Portugal, waarna de planten geconditioneerd worden vervoerd naar de locatie van [eiseres] in Nederland dan wel naar de klant.
3.2.
[gedaagden] houden zich bezig (of hebben zich bezig gehouden) met het verder (op)kweken van seizoensplanten en het leveren daarvan aan retailorganisaties in Europa, supermarkten, tuincentra etc.
3.3.
Vanaf 2007 hebben [eiseres] en [gedaagden sub 1] zaken met elkaar gedaan, waarbij [eiseres] plantmateriaal (halfwas) aan [gedaagden sub 1] heeft geleverd en [gedaagden sub 1] als kweker het plantmateriaal verder opkweekte en aan haar klanten (waaronder verschillende winkelketens en tuincentra) leverde.
3.4.
De werkwijze van partijen was hierbij als volgt. [eiseres] stelde per seizoen (een seizoen loopt van week 48, begin december, tot week 26, eind juni) en per soort/maat inzake de aan [gedaagden sub 1] te leveren planten orderbevestigingen op. Hierna werden gedurende het seizoen planten aan [gedaagden sub 1] geleverd. Op 4 november 2022 heeft [gedaagden sub 1] zo’n orderbevestiging ondertekend. In de orderbevestiging is verder onder meer het volgende opgenomen:
“Betreft : Orderbevestiging halfwas 2022-2023
Ordernummer : 2023.11.1
Algemene voorwaarden : Op al onze overeenkomsten zijn de algemene plantum
voorwaarden van toepassing. (…)
·Toevoegingen :
- De uitval mag totaal 2% van de bestelde planten betreffen;
- [eiseres] B.V. levert 2% gratis planten mee over de bestelde aantallen door [gedaagden sub 1] B.V.
- Wanneer het percentage uitval per geleverde partij door schuld van [eiseres] BV boven de 4% komt wordt dit door [eiseres] BV opgelost door middel van het leveren van bloeiende planten van gelijke kwaliteit.
- Wanneer het percentage uitval per geleverde partij niet boven de 2% komt, zullen de 2% gratis geleverde planten alsnog tegen inkoopprijs halfwas worden gefactureerd.
- Wanneer het percentage uitval per geleverde partij onder de 4% blijft, is [eiseres] B.V. bereid om te assisteren in de verkoop van de extra opgezette aantallen’.
Met het ondertekenen van deze opdrachtbevestiging bent u akkoord met de hierboven genoemde informatie en onze leveringsvoorwaarden (…)”
De door de jaren heen door [eiseres] ten behoeve van [gedaagden sub 1] opgemaakte orderbevestigingen bevatten voor wat betreft de verwijzing naar algemene voorwaarden en de uitval steeds gelijkluidende bepalingen.
3.5.
De algemene voorwaarden sierteelt en voedingstuinbouw opkweek van Plantum (zoals die per 21 mei 2012 luiden) houden onder meer in dat de koper niet bevoegd is op de te betalen koopprijs enig bedrag wegens een door hem gestelde tegenvordering in mindering te brengen (art 7.3), dat schadevergoeding niet door koper mag worden gecompenseerd en geen recht geeft het factuurbedrag niet of niet tijdig te voldoen (11.6), dat een verkoper in geen geval aansprakelijk is voor enige vorm van gevolgschade (art. 11 lid 1) en dat bij niet tijdige betaling een contractuele rente verschuldigd is van 1% per maand (art. 7.7).
3.6.
Al vele jaren hanteerden partijen voor wat betreft de facturering de volgende werkwijze:
a. [eiseres] factureerde in oktober en november vooruitbetalingen tot een bedrag van € 750.000,- exclusief btw;
b. In januari, februari en maart werden die facturen gecrediteerd en verrekend;
c. Gedurende het seizoen stuurde [eiseres] facturen die door [gedaagden sub 1] werden ingeboekt, maar (nog) niet werden betaald;
d. Zodra er een situatie in zicht kwam dat [eiseres] na verrekening een vordering had op [gedaagden sub 1] dan werden de boekhoudingen op elkaar afgestemd en volgde tussentijdse verrekening;
e. Aan het einde van ieders seizoen werden ten onrechte in rekening gebrachte kosten gecrediteerd, werd alles afgestemd en volgde een afrekening, waarna betaling volgde, waarvan verrekening een onderdeel uitmaakte.
3.7.
Per 1 september 2023 hebben [gedaagden sub 1] en [bedrijfsnaam 1] B.V. de vennootschap onder firma [gedaagden sub 2] opgericht. De daartoe op 31 augustus 2023 ondertekende vof-akte houdt onder meer in:
“1 Naam, doel en vestiging(…)
1.2
Het doel van de vennootschap is de uitoefening van een tuinbouwbedrijf, met al hetgeen daartoe behoort of daaraan bevorderlijk kan zijn, één en ander in de ruimste zin van het woord. (…)
3. Inbreng
3.1
in de vennootschap zullen worden ingebracht:
A. Door de Vennoot sub 1 [ [gedaagden sub 1] B.V., rb] per 1 januari 2024:
de eigendom van alle goederen, behoord hebbende tot de door hem tot en met
31 december 2023voor eigen rekening uitgeoefende onderneming welke hij heeft uitgeoefend onder de naam [gedaagden sub 1] B.V. onder de verplichting voor de vennootschap om alle ten laste van dat bedrijf bestaande schulden voor haar rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen en de inbrenger te crediteren voor het saldo van diens inbreng.
De vennoot sub 1 zal de onroerende zaken welke onderwerp zijn van de huurovereenkomst tussen [gedaagden sub 1] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V. bestaande uit het glastuinbouwcomplex (…) gaan verhuren aan de vennootschap. (…)
Zijn kennis en zakelijke relaties, alsmede zijn volle arbeid en vlijt. (…)”
3.8.
Op 20 december 2023 heeft [gedaagden sub 2] onder anderen aan [eiseres] een brief verstuurd inzake ‘Bedrijfsopvolging en naamswijziging’. Hierin is onder meer vermeld dat achter de schermen hard is gewerkt aan de bedrijfsopvolging, dat vanaf heden [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] de taken en verantwoordelijkheden van de onderneming delen en dat per 1 januari 2024 alle bedrijfsactiviteiten worden ondergebracht in [gedaagden sub 2] , dat deze wijziging ingaat per 1 januari 2024 en dat deze op lopende overeenkomsten, die zijn afgesloten met [gedaagden sub 1] B.V., geen invloed heeft. Tot slot is verzocht de noodzakelijke aanpassingen in de administratie door te voeren.
3.9.
Vanaf de oprichting van de vof is de communicatie over de levering van hortensia’s verder gevoerd tussen [gedaagden sub 2] en [eiseres] . [eiseres] is voor de levering van de hortensia’s ook gaan factureren aan [gedaagden sub 2] .
3.10.
Gedurende het seizoen 2023/2024 is een veel groter deel van de geleverde hortensia’s tijdens de verdere opkweek bij [gedaagden] uitgevallen dan in eerdere seizoenen het geval was. Vertegenwoordigers van [eiseres] en van [gedaagden sub 2] hebben diverse malen samen in de kassen van [gedaagden sub 2] rondes gelopen, de problemen besproken en getracht daarvoor in onderling overleg oplossingen te vinden, bijvoorbeeld door het gebruik van schimmelbestrijdingsmiddelen. Bij deze rondes zijn geen tekortkomingen in het bedrijfsproces van [gedaagden] geconstateerd, noch heeft [eiseres] die op enig ander moment gerapporteerd.
3.11.
[eiseres] heeft in het seizoen 2023/2024 270.000 hortensia’s ter vervanging aan [gedaagden sub 2] geleverd ter waarde van € 1.000.000,-. Voor deze extra planten heeft [eiseres] geen facturen verstuurd.
3.12.
[eiseres] heeft daarnaast (op een daartoe aan haar door [gedaagden sub 2] gezonden factuur van 30 mei 2024) een schadeloosstelling à € 49.442,40 voldaan voor een gemiste leveringsorder van [gedaagden sub 2] bij Lidl. Deze schadeloosstelling is voldaan nadat [gedaagden sub 2] niet in staat bleek om met de door [eiseres] aan haar geleverde hortensia’s, kwalitatief goede planten (met voldoende actieve knoppen en vrij van ziektes) aan haar afnemer Lidl te leveren.
3.13.
Op 10 juli 2024 heeft [naam 5] namens [eiseres] aan [gedaagden sub 2] gemaild:
“(…) Goed dat we in gesprek blijven en [we] zien de urgentie. Daarom blijf ik nu wekelijks langskomen om de partijen te volgen, zodat wij goed weten wat er speelt. Wat we hebben besproken tijdens de rondes:
Van de geleverde partijen zit de meeste uitval in de roze partijen door ziekte.
Geschatte uitval is ongeveer 40% gemiddeld. (…)
Verwachte uitval 15.893 stuks
Hierna zagen we de witte ook door ziekte uitviel, in iets mindere mate. (…)
Verwachte uitval 7.14 stuks
Hierna zagen we ook dat de blauwe door loze takken veel uitval hadden: (…)
Verwachte uitval 10.469 stuks. (…)
Verder gaf [naam 6] (een medewerker van [gedaagden sub 1] , rb.) aan dat dit beeld in andere locaties ook te zien is. (…)
Hiernaast over de volgende pijnpunten ter sprake als:
·Hoe heeft dit kunnen gebeuren? (…)
·Wordt er met voorkennis nu zieke planten geleverd?
·Wat doen we eraan om het te voorkomen?
·Hoe zien we de toekomst met elkaar?
·De pijn van de uren die erin wordt gestoken voor het ziek zoeken en daarnaast de pijn van het cancellen van order om bij te leveren om HvL order zo goed mogelijk te blijven leveren. (…)”
3.14.
Op 11 juli 2024 heeft [naam 5] namens [eiseres] aan [gedaagden sub 2] gemaild:
“Hierbij nog even de punten die aan bod kwamen: (…)
·Door extra meter hortensia moest er een tuin bij gehuurd worden voor een jaar.
·Vanaf week 8 en 9 begon HvL al met dooie planten te rapen.
·Besproken dat de specs superbelangrijk, niet veel koppen en standaardiseren voor HvL als klant.
·Vraag is of we terug kunnen naar vroeger, waar kwaliteit geen issue was.
·Drie orders zijn belangrijk in de hortensia’s waar SvS op terug moet komen met een voorstel: (…)
˚ Hierbij goede planten leveren met een passende orderbevestiging (Komt [naam 5] op terug) …)”
3.15.
Op 15 augustus 2024 hebben partijen de ontstane problemen besproken, nu ook in aanwezigheid van [naam 1] , sinds 1 juli 2024 CEO bij [eiseres] . Aan de orde zijn gekomen de openstaande facturen van [eiseres] en hoe de nadere samenwerking moet worden ingevuld. Ook is blijkens het door [eiseres] opgemaakte verslag afgesproken dat [gedaagden sub 2] nog met een overzicht zou komen van de kosten die zijn veroorzaakt doordat [gedaagden sub 2] planten heeft moeten vervangen en dat [eiseres] daarop nog zou reageren.
3.16.
Op 20 augustus 2024 heeft [gedaagden sub 2] aan [eiseres] naar aanleiding van het gesprek op 15 augustus 2024 per e-mail bericht dat zij er gedurende het seizoen alles aan heeft gedaan om de problemen zo efficiënt mogelijk op te lossen, dat haar voor de problemen en de ontstane financiële gevolgen geen schuld treft en een onderbouwing van de door haar geleden schade bijgevoegd. Op 21 augustus 2024 hebben partijen nog per e-mail contact gehad over facturen die [gedaagden sub 2] niet kon plaatsen.
3.17.
Op 9 september 2024 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagden sub 2] gesommeerd om (onder aftrek van teveel in rekening gebrachte transportkosten) over te gaan tot betaling van een bedrag van € 345.383,22 aan openstaande facturen, vermeerderd met de op grond van algemene voorwaarden verschuldigde contractuele rente. In deze brief is allereerst vermeld dat [eiseres] met [gedaagden sub 1] dan wel haar rechtsopvolger [gedaagden sub 2] een overeenkomst heeft gesloten waarbij [eiseres] jonge hortensia’s levert aan [gedaagden sub 1] , is verwezen naar de afspraken in de orderbevestiging en de door [eiseres] gehanteerde algemene voorwaarden, is vermeld dat in het laatste seizoen [eiseres] ruim 270.000 extra planten gratis heeft geleverd onder de bloeiafspraak (levering halfwas), en dat [eiseres] betwist dat zij de kosten dient te dragen die zijn ontstaan door de levering van deze extra planten aan [gedaagden sub 2] . De brief houdt verder onder meer het volgende in:

De uitvoering van de overeenkomst
De overeenkomst is in de afgelopen jaren op een dergelijke wijze uitgevoerd waarbij cliënte voor de gehele duur dat de planten bij Van Leeuwen opgekweekt werden risico droeg voor uitval. Alle planten in de doorkweek termijn – zijnde de termijn van levering tot aan de consumentenverkoop – uitvielen, zijn daardoor vervangen door cliënte. Door cliënte is daarnaast eenmalig uit coulance een bedrag van € 45.360 vergoed in het kader van een misgelopen order bij Lidl. Tot deze vergoeding was cliënte op geen enkele wijze verplicht. Van Leeuwen tracht de afspraken steeds verder in haar voordeel uit te leggen. De vergoeding die Van Leeuwen nu eist voor hogere afhandelingskosten, waaronder extra arbeidskosten en containerkosten worden gerekend, is echter ongegrond en niet verschuldigd. (…)
Voortzetting van de samenwerking
Indien en voor zover Van Leeuwen de openstaande facturen alsnog zal voldoen, kan de samenwerking wat betreft cliënte worden voortgezet. Wel wenst cliënte vanaf het komende leveringsseizoen dan aansluiting te zoeken bij de schriftelijke afspraken (en getekende orderbevestiging) en algemene voorwaarden. Daarmee zou een einde komen aan de huidige uitleg van de afspraken. Vanaf het nieuwe leveringsseizoen zal cliënte dan slechts de planten onder de 2% regeling vervangen die bij levering van onvoldoende kwaliteit blijken Van Leeuwen heeft dan tot uiterlijk 2 dagen na levering de mogelijkheid om kenbaar te maken om hoeveel planten het gaat. (…)”
3.18.
Op 23 september 2024 heeft wederom een bespreking plaatsgevonden tussen partijen. Hierbij waren namens [eiseres] aanwezig [naam 5] [eiseres] en [naam 1] en voor [gedaagden sub 2] [naam 4] en [naam 2]
.[naam 2] heeft toen aangegeven dat en waarom volgens haar welk bedrag nog aan [eiseres] kon worden betaald.
3.19.
Op 24 september 2024 heeft [naam 1] namens [eiseres] , onder verwijzing naar de sommatie van 9 september 2024, nog een laatste voorstel gedaan waarbij [gedaagden sub 2] nog een bedrag van € 288.113,72 zou moeten betalen. In dit voorstel heeft hij rekening gehouden met een correctie voor teveel gerekende transportkosten, afwijking in facturatie licenties, pot removal, 60 gaats tray tot een bedrag van € 28.243, en coulancehalve ook met 50% vergoeding van de dekkingskopen bij Holland Plant en Islandplant tot een bedrag van € 29.026,50 en heeft hij het eerder in verband met de gemiste order bij Lidl betaalde bedrag van € 49.422,40 niet teruggevraagd. Dit voorstel was voor [gedaagden sub 2] niet acceptabel. Het voorstel is inmiddels vervallen.
3.20.
Op 27 september 2024 heeft [gedaagden sub 2] aan [eiseres] per e-mail bericht:
“Hierbij de facturen inzake het seizoen 2023-2024, zoals afgesproken met de heer [naam 5] [eiseres] en de heer Arjan van Velzen. (…)
Nog te betalen aan [eiseres] B.V.:
Totaal openstaand € 346.629,91
Totaal nog te crediteren door [eiseres] B.V. € - 47.933,00
Nota 24050496 € - 63.277,77
Nota 24050497 € - 36.353,47
Nota 24050498 € - 7.902,50
Betaald door [gedaagden sub 2] op 27-9-2024 € 191.163.17.”
Achter het e-mailbericht zijn de betreffende nota’s van [gedaagden sub 2] van 26 september 2024 met achterliggende stukken gevoegd. Deze stukken betroffen dekkingskopen, verricht bij Holland Plant en Islandplant, en door Kaufland geannuleerde bestellingen.
3.21.
Nadat [gedaagden sub 2] het bedrag à € 191.163,17 had betaald, stond nog een bedrag van € 139.535,65 aan facturen van [eiseres] open. Deze facturen zijn niet voldaan.
3.22.
Partijen werken inmiddels niet meer samen.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiseres] vordert – samengevat, na wijziging van eis en naar de rechtbank begrijpt – om [gedaagden] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad hoofdelijk te veroordelen tot:
betaling van € 159.915,47, zijnde de vervallen facturen van € 139.535,65 (al) vermeerderd met de rente tot aan 4 juni 2025, en nog te vermeerderen met wettelijke handelsrente dan wel contractuele rente;
betaling van € 49.442,40 te vermeerderen met (primair) wettelijke handelsrente dan wel een door de rechtbank te bepalen rentepercentage wegens een onverplicht betaalde compensatie;
betaling van € 250.000,- te vermeerderen met (primair) wettelijke handelsrente, dan wel een door de rechtbank te bepalen rentepercentage wegens (niet gefactureerde) aanvullende leveringen;
met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de buitengerechtelijke incassokosten en in de proceskosten, laatstgenoemde kosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[gedaagden] voeren gemotiveerd verweer.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[gedaagden] vorderen samengevat om [eiseres] te veroordelen tot:
a. betaling van schadevergoeding tot een bedrag van € 254.330,67, vermeerderd met wettelijke rente;
[gedaagden sub 2] vordert voorts:
voorwaardelijk:betaling van € 47.933,- wegens door [eiseres] teveel gerekende licentiekosten, pot removal en 60-gaats tray;
voorwaardelijk:betaling van € 107.533,74 wegens door [gedaagden sub 2] verrichte dekkingskopen en voor laatstgenoemde ontstane schade door annuleringen.
De vordering
onder (b)is voorwaardelijk ingesteld voor het geval de rechtbank in conventie voorbij gaat aan het verweer van [gedaagden sub 2] ten aanzien van de creditering van het bedrag onder (b).
De vordering
onder (c)is voorwaardelijk ingesteld voor het geval de rechtbank in conventie voorbij gaat aan het beroep op verrekening van het bedrag onder (c).
4.5.
[eiseres] voert gemotiveerd verweer.
4.6.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie en in reconventie
Contractsovername? Hoofdelijke verbondenheid?
5.1.
Partijen strijden allereerst over de vraag of [gedaagden sub 2] jegens [eiseres] als rechtsopvolger van [gedaagden sub 1] moet worden aangemerkt. Uit het bepaalde in artikel 6:159 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) volgt dat voor het rechtsgeldig tot stand brengen van contractsoverneming een akte vereist is, opgemaakt tussen overdrager en overnemer. De noodzakelijke medewerking van de wederpartij is vormvrij. [gedaagden] hebben betoogd dat met de – voor zover relevant in rechtsoverweging (hierna rov.) 3.7 geciteerde – vof-akte ook de contractuele relatie met [eiseres] overgedragen is. [eiseres] heeft dit bestreden.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank dient ter beantwoording van de vraag of met de vof-akte ook de contractuele relatie met [eiseres] is overgedragen de vof-akte te worden uitgelegd. Er moet niet alleen naar de taalkundige uitleg van de bepalingen in de vof-akte worden gekeken, maar het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht [1] . Naar het oordeel van de rechtbank hebben [gedaagden] , met de overgelegde stukken (de vof-akte en de brief van 20 december 2023 geciteerd onder rov. 3.8) in combinatie met hun toelichting ter zitting, tegenover de betwisting door [eiseres] , voldoende onderbouwd dat zij met de vof-akte hebben beoogd een vennootschap onder firma op te richten in verband met de bedrijfsovername van het bedrijf van (vader) [naam 2] en daartoe alle activiteiten van [gedaagden sub 1] in de vof in te brengen, waaronder ook de uit de overeenkomst met [eiseres] voortvloeiende rechten en plichten. Aan dit oordeel doet niet af dat in de brief van 20 december 2023 aan het eind ook is opgenomen dat de wijziging op lopende overeenkomsten, die zijn afgesloten met [gedaagden sub 1] B.V., geen invloed heeft. Ter zitting hebben [gedaagden] immers verduidelijkt dat met deze zin is bedoeld aan te geven dat de afwikkeling van alle transacties tot en met 31 december 2023 nog via de jaarrekening en boekhouding van [gedaagden sub 1] BV zou plaatsvinden. De vof-akte kan hierom als akte in de zin van art. 6:159 lid 1 BW worden aangemerkt. Aan het in dat artikel neergelegde constitutieve vereiste is voldaan.
5.3.
Uit de feitelijke gedragingen van [eiseres] is verder genoegzaam gebleken dat zij [gedaagden sub 2] als nieuwe contractspartij heeft geaccepteerd. Vaststaat immers dat [eiseres] (nadat haar in verband met ‘Bedrijfsopvolging en naamswijziging’ op 20 december 2023 is verzocht om de noodzakelijke aanpassingen in de administratie door te voeren, rov. 3.8) daadwerkelijk aan [gedaagden sub 2] is gaan factureren (rov. 3.9). Bovendien heeft [eiseres] zelf [gedaagden sub 2] in haar sommatiebrief van 9 september 2024 als rechtsopvolger van [gedaagden sub 1] aangeduid (rov. 3.17).
5.4.
Nu [gedaagden sub 2] per 1 januari 2024 de contractuele wederpartij van [eiseres] is, zullen de tegen [gedaagden sub 1] ingestelde vorderingen worden afgewezen. Hierna zal aan de kant van gedaagden eenvoudigheidshalve steeds worden gesproken over [gedaagden sub 2] , ook als het gaat om contractuele verbintenissen die zijn ontstaan in de periode dat [gedaagden sub 1] contractspartij was. Voor het aannemen van hoofdelijke verbondenheid van [gedaagden sub 1] en [gedaagden sub 2] als bedoeld in artikel 6:6 BW heeft [eiseres] onvoldoende gesteld.
Welke afspraken gelden tussen [eiseres] en (thans) [gedaagden sub 2] ?
5.5.
Tussen partijen is – als door [gedaagden sub 2] gesteld en namens [eiseres] erkend – gedurende vele jaren, in afwijking van de orderbevestigingen en het bepaalde in algemene voorwaarden, als volgt samengewerkt. In het geval [gedaagden sub 2] uitval had (dat wil zeggen dat planten niet aan afnemers van [gedaagden sub 2] konden worden geleverd omdat ze tijdens de verdere opkweek bij [gedaagden sub 2] ziek bleken te zijn dan wel niet voldoende actieve knoppen bleken te bevatten) werden deze planten kosteloos door [eiseres] vervangen. In het geval dit niet mogelijk was verrichte [gedaagden sub 2] bij andere leveranciers dekkingskopen, die vervolgens door [eiseres] aan [gedaagden sub 2] werden vergoed. Door afnemers van [gedaagden sub 2] geannuleerde bestellingen werden eveneens door [eiseres] aan [gedaagden sub 2] vergoed. Daarbij werd door partijen tot uitgangspunt genomen dat [eiseres] jegens [gedaagden sub 2] instond voor het door haar geleverde product: [gedaagden sub 2] moest met de aan haar geleverde en verder opgekweekte planten aan de leveringsverplichtingen jegens haar afnemers kunnen voldoen. Tussen partijen staat verder vast dat [eiseres] niet eerder dan medio 2024 een beroep op (een bepaling uit de) algemene voorwaarden heeft gedaan.
5.6.
Dat partijen stilzwijgend deze afspraken hebben gemaakt vindt bovendien bevestiging in de omstandigheden (1.) dat [eiseres] zonder enig voorbehoud op een aan haar door [gedaagden sub 2] gezonden factuur een bedrag à € 49.442,- heeft betaald wegens compensatie voor een gemiste order bij Lidl en (2.) dat [eiseres] (naar eigen zeggen onder de bloeiafspraak, zie rov. 3.17) maar liefst 270.000 extra planten heeft geleverd aan [gedaagden sub 2] zonder daarvoor een factuur te sturen (zie rov. 3.11). Hierbij zal, naar de rechtbank aanneemt, een rol hebben gespeeld dat, naar tussen partijen vaststaat, op het moment van de levering van de hortensia’s aan [gedaagden sub 2] in het algemeen niet met het blote oog te zien is of sprake is van besmetting met een ziekte en evenmin of er voldoende actieve knoppen aanwezig zijn, dat aan een eventueel onderzoek daarnaar voor [gedaagden sub 2] hoge kosten verbonden zijn (circa € 900,- per plant) en niet in de laatste plaats dat [eiseres] op geen enkel moment tekortkomingen in het bedrijfsproces van [gedaagden sub 2] heeft geconstateerd die de grote uitval van planten zou kunnen verklaren, terwijl zij regelmatig rondes heeft gelopen op het bedrijf van [gedaagden sub 2] .
5.7.
Namens [eiseres] is ter zitting erkend dat zij medio 2024 op de rem heeft getrapt omdat de door partijen gehanteerde werkwijze voor haar financieel niet langer haalbaar was. Er moesten eenvoudigweg teveel geleverde hortensia’s worden vervangen. Dit volgt overigens ook uit voormelde sommatiebrief van [eiseres] van 9 september 2024 (rov. 3.17). De tussen partijen gedurende vele jaren gehanteerde praktijk is evenwel naar het oordeel van de rechtbank (stilzwijgend) onderdeel geworden van de tussen hen gesloten overeenkomst. Bij deze stand van zaken kan [eiseres] zonder toestemming van [gedaagden sub 2] , die ontbreekt, niet meer eenzijdig teruggrijpen op de andersluidende tekst in de orderbevestigingen (en op andersluidende bepalingen in algemene voorwaarden). Hierom gaat de rechtbank ook voorbij aan de stelling van [eiseres] dat zij niet het risico kan dragen voor planten die niet goed opkomen/bloeien omdat zij geen zeggenschap heeft over de periode dat de planten verder worden opgekweekt bij [gedaagden sub 2] en dat dus voor risico voor [gedaagden sub 2] is. Partijen hebben immers stilzwijgend (wezenlijk) andere afspraken gemaakt.
Algemene voorwaarden vernietigbaar?
5.8.
Daarnaast geldt voor wat betreft de algemene voorwaarden waarop [eiseres] zich beroept het volgende. De wettelijke regeling inzake algemene voorwaarden is erop gericht zo veel mogelijk te bewerkstelligen dat algemene voorwaarden vóór of bij de contractsluiting aan de wederpartij ter kennis worden gebracht. Een beding in algemene voorwaarden is ingevolge artikel 6:233 sub b BW onder meer vernietigbaar indien de gebruiker van de algemene voorwaarden aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Volgens vaste rechtspraak dient een gebruiker van algemene voorwaarden daarbij het initiatief tot bekendmaking van de gehanteerde voorwaarden te nemen, op zodanige wijze dat voor de wederpartij duidelijk is welke voorwaarden op de rechtsverhouding van toepassing zijn [2] .
5.9.
[eiseres] heeft tegenover de betwisting door [gedaagden sub 2] niet onderbouwd dat zij de rechtsvoorganger van [gedaagden sub 2] bij het begin van de samenwerking in 2007 algemene voorwaarden ter hand heeft gesteld. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] deze op een later moment (voorafgaand aan het seizoen 2023/2024) alsnog aan (de rechtsvoorganger van) [gedaagden sub 2] ter hand heeft gesteld. De Plantum voorwaarden waarop [eiseres] zich in dit geding beroept (rov. 3.5) dateren verder uit 2012 en deze kunnen in 2007 dus niet overhandigd zijn.
5.10.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad [3] volgt dat een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van artikel 6:234 BW meebrengt dat aan de strekking van de in die bepaling vervatte regeling eveneens recht wordt gedaan indien de wederpartij (in dit geval [gedaagden sub 2] ) zich tegenover de gebruiker (in dit geval [eiseres] ) niet op vernietigbaarheid van een beding in algemene voorwaarden kan beroepen wanneer zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn (de bekendheidsuitzondering). Daarvoor is niet vereist dat de bekendheid met de algemene voorwaarden door toedoen van de gebruiker is ontstaan.
5.11.
[eiseres] kan zich in dit geval niet op de bekendheidsuitzondering beroepen. Immers, [gedaagden sub 2] heeft betwist dat de Plantum voorwaarden haar bekend zijn, dat zij samenwerkt met andere leveranciers die deze voorwaarden ook gebruiken, dat de voorwaarden daadwerkelijk branchevoorwaarden zijn, zoals bijvoorbeeld de Metaalunievoorwaarden, en dat de door [eiseres] gehanteerde algemene voorwaarden of leveringsvoorwaarden eenvoudig kenbaar zijn via (een link op) de website van [eiseres] . [eiseres] heeft dit een en ander vervolgens niet nader onderbouwd. Daarnaast heeft [gedaagden sub 2] onweersproken gesteld dat op de website van Plantum meerdere sets algemene voorwaarden zijn opgenomen, zodat ook daarom onduidelijk is om welke voorwaarden het precies gaat. Hierom kan niet worden geoordeeld dat [gedaagden sub 2] bij het sluiten van de overeenkomst met door [eiseres] gehanteerde algemene voorwaarden bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn. [gedaagden sub 2] heeft terecht de vernietiging van de algemene voorwaarden ingeroepen. [eiseres] kan zich daarop dus niet beroepen.
Openstaande facturen
5.12.
Tussen partijen staat vast dat de facturen waarvan [eiseres] in
conventie onder 1betaling vordert à € 139.535,65 nog openstaan. Deze moeten dus in beginsel nog worden voldaan. Over deze facturen is geen contractuele rente verschuldigd, nu [eiseres] zich niet kan beroepen op de algemene voorwaarden waaruit dit zou kunnen voortvloeien. Bovendien staat tussen partijen vast dat [gedaagden sub 2] de betaling ervan heeft opgeschort terwijl partijen nog in gesprek waren over de bij [gedaagden sub 2] ontstane schade doordat veel planten tijdens de verdere opkweek moesten worden vervangen. Naar genoegzaam is gebleken heeft dit plaatsgevonden conform de vaste praktijk tussen partijen, waarbij aan het einde van het seizoen posten over en weer werd verrekend. Bij deze stand van zaken zal ook de over de facturen gevorderde wettelijke (handels)rente worden afgewezen (artikel 6:119a lid 7 BW).
Terugbetaling van compensatie à € 49.442,40?
5.13.
De
vordering in conventie onder 2betreft de terugvordering à € 49.442,40 van een volgens [eiseres] onterecht aan [gedaagden sub 2] betaalde compensatie inzake een gemiste order bij Lidl. [eiseres] stelt dat zij deze handreiking onverplicht aan [gedaagden sub 2] heeft gedaan en dat zij onder de omstandigheden niet langer bereid is die handreiking te handhaven. [gedaagden sub 2] heeft zich hiertegen gemotiveerd verzet.
5.14.
De rechtbank overweegt als volgt. Deze vordering van [eiseres] stuit af op de tussen partijen (stilzwijgend) gemaakte afspraken, zoals daarvan genoegzaam is gebleken. Beide partijen namen immers tot uitgangspunt dat [eiseres] jegens [gedaagden sub 2] instond voor het door haar geleverde product, en dat als [gedaagden sub 2] daarmee niet aan haar leveringsverplichtingen jegens haar afnemers kon voldoen, zij hiervoor door [eiseres] werd gecompenseerd. [gedaagden sub 2] mocht er in elk geval gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiseres] dit, op de factuur van [gedaagden sub 2] aanvankelijk zonder voorbehoud betaalde (zie rov. 3.12) bedrag, niet zou terugvorderen. Deze vordering wordt dus afgewezen.
Alsnog betaling van deel eerder kosteloos geleverde planten?
5.15.
De
vordering in conventie onder 3betreft aanvullende leveringen van ruim 270.000 planten die niet aan [gedaagden] zijn gefactureerd. Deze planten hebben een totale waarde van ongeveer € 1.000.000 en gaan de contractueel overeengekomen regeling van 2% te boven zodat [eiseres] dit risico niet hoeft te dragen. [eiseres] wenst hierom betaling van een deel van deze planten, namelijk het deel ter waarde van € 250.000. [gedaagden sub 2] heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken.
5.16.
De rechtbank overweegt als volgt. [eiseres] kan zich wegens de door partijen (stilzwijgend) gemaakte andersluidende afspraken niet meer baseren op de orderbevestigingen, waarin de afspraak is opgenomen waarop [eiseres] zich hier beroept. In het geval [eiseres] desalniettemin betaling had willen ontvangen voor (een deel van) deze 270.000 extra en aanvankelijk kosteloos geleverde planten (zie rov. 3.11), had het, gelet op de gangbare werkwijze van partijen, bovendien op haar weg gelegen dit destijds al voorafgaand aan de levering aan [gedaagden sub 2] kenbaar te maken, zodat partijen hierover in overleg hadden kunnen treden. Dit heeft [eiseres] niet gedaan.
5.17.
[eiseres] heeft tot slot zonder onderbouwing gesteld dat er te veel planten werden geclaimd als ‘niet goed’ en twijfels te hebben over de behandeling van de planten door [gedaagden sub 2] . [gedaagden sub 2] heeft het gestelde betwist, zodat de rechtbank aan deze stellingen van [eiseres] voorbijgaat. Gelet op de omstandigheid dat vaststaat dat partijen regelmatig samen rondes liepen door de kassen van [gedaagden sub 2] en onderling bespraken welke partijen waarom moesten worden vervangen (rov. 3.13) en dat bij deze rondes geen tekortkomingen in het bedrijfsproces van [gedaagden sub 2] zijn geconstateerd, en [eiseres] deze ook niet op enig ander moment heeft gerapporteerd (rov. 3.10) is dit ook niet goed voorstelbaar. Ook deze vordering treft geen doel.
Verrekenposten?
5.18.
De onbetaald gebleven facturen ter hoogte van € 139.535,65 moeten in beginsel worden voldaan. [gedaagden sub 2] beroept zich ter afwering van deze vordering evenwel op een tweetal posten, die zij ook al in haar e-mail van 27 september 2024, onder overlegging van onderliggende bewijsstukken, jegens [eiseres] had verwoord (rov. 3.20).
5.19.
Voor wat betreft het bedrag van € 107.533,74, in verband met door [gedaagden sub 2] verrichte dekkingskopen en schade in verband met annuleringen, geldt dat [eiseres] niet heeft betwist dat [gedaagden sub 2] deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. De rechtbank kan binnen het bestek van deze procedure niet vaststellen dat partijen hebben afgesproken dat dit bedrag door [eiseres] zou worden vergoed. Echter, gelet op de stilzwijgend tussen partijen gemaakte afspraken, die inhouden dat dergelijke kosten integraal door [eiseres] aan [gedaagden sub 2] werden vergoed, en de omstandigheid dat deze (door [gedaagden sub 2] onderbouwde) verrekenpost niet inhoudelijk is betwist, kan [gedaagden sub 2] zich jegens [eiseres] in zoverre in redelijkheid op verrekening beroepen, ook als over vergoeding van deze post geen overeenstemming is bereikt.
5.20.
Voor wat betreft het bedrag à € 47.933 dat wegens te hoge licentiekosten, pot removal en 60-gaats tray volgens [gedaagden sub 2] moet worden gecrediteerd en in mindering worden gebracht op de facturen, overweegt de rechtbank als volgt. Tussen partijen staat vast dat aan het einde van het seizoen in onderling overleg teveel in rekening gebrachte kosten werden gecrediteerd. Verder staat vast dat [gedaagden sub 2] , naar aanleiding van de bespreking tussen partijen op 15 augustus 2024, per e-mail een gedetailleerd overzicht van deze kosten heeft verstuurd naar [eiseres] , dat [eiseres] daarop, behoudens op de post van door haar teveel in rekening gebrachte transportkosten (vgl. rov. 3.17), niet heeft gereageerd, en dat [eiseres] op 24 september 2024 in het kader van de onderhandelingen coulancehalve bereid is geweest een deel van deze post in mindering te brengen op haar vordering, namelijk tot een bedrag van € 28.243 (rov. 3.19). Aan de stelling van [eiseres] dat zij ‘niet weet waar deze verrekenpost vandaan komt’ gaat de rechtbank hierom voorbij. De rechtbank kan binnen het bestek van deze procedure niet vaststellen dat partijen hebben afgesproken dat dit bedrag door [eiseres] zou worden gecrediteerd. Echter, gelet op voormelde stilzwijgende afspraken en de omstandigheid dat [eiseres] deze (door [gedaagden sub 2] onderbouwde) post niet inhoudelijk heeft bestreden, kan zij in zoverre in redelijkheid van de facturen geen betaling verlangen, ook als over de creditering van deze post geen overeenstemming is bereikt.
5.21.
Uit rov. 5.13-5.15 volgt dat [gedaagden sub 2] zich tot een hoger bedrag op verrekening dan wel ‘creditering’ kan beroepen (€ 107.533,74 + € 47.933 = € 155.466,74) dan dat zij wegens openstaande facturen nog aan [eiseres] moet voldoen (€ 139.535,65). Dit betekent dat de vordering van [eiseres] tot betaling van haar openstaande facturen moet worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.22.
Nu het onder 1-3 gevorderde in conventie wordt afgewezen, is voor een veroordeling in de buitengerechtelijke incassokosten geen plaats. Overigens heeft [eiseres] tegenover de betwisting door [gedaagden sub 2] ook onvoldoende onderbouwd dat hiervoor de benodigde werkzaamheden zijn verricht.
Schadevergoedingsvordering van [gedaagden]
5.23.
hebben hun vordering in
reconventie onder atot vergoeding van de geleden gevolgschade allereerst gegrond op onrechtmatige daad. Hiertoe hebben zij aangevoerd dat [eiseres] in het jaar 2024 willens en wetens grote aantallen zieke planten heeft geleverd, zowel in absolute als in relatieve zin. [eiseres] wist of behoorde te weten dat de planten op haar productielocatie in Portugal ziek waren maar ervoor heeft gekozen om met grote hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen het aantal zieke planten zo gering mogelijk te houden en de planten uit te leveren aan haar afnemers onder wie [gedaagden sub 2] zonder daarbij kenbaar te maken dat een fors deel van de planten die geleverd werden ziek was en een grote kans had om uit te vallen. [eiseres] wist of behoorde te weten dat grote uitval zou volgen en daarmee hoge kosten ter verwerking van de uitgevallen planten. Door die bewuste keuze te maken heeft [eiseres] onrechtmatig gehandeld en moet zij de geleden schade vergoeden, aldus nog steeds [gedaagden]
5.24.
[eiseres] heeft gemotiveerd bestreden willens en wetens zieke planten te hebben geleverd. Zij heeft er daartoe op gewezen dat [eiseres] op 18 maart 2024 en op 30 mei 2024 contact heeft opgenomen met [gedaagden sub 2] omdat de planten niet van de gewenste kwaliteit waren, waardoor deze niet geleverd zouden worden. Daarnaast heeft zij gesteld dat het, gelet op de markt waarin zij actief is en de afnemers met wie zij samenwerkt, niet in haar belang zou zijn om bewust slechte planten te leveren.
5.25.
De rechtbank overweegt als volgt. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [eiseres] hebben [gedaagden] hun stellingen onvoldoende onderbouwd. Dat [eiseres] op 18 maart 2024 en op 30 mei 2024 contact heeft opgenomen met [gedaagden sub 2] omdat de planten niet van de gewenste kwaliteit waren, waardoor deze niet geleverd zouden worden, hebben [gedaagden] niet betwist, zodat dit vaststaat. Daarnaast kunnen de door [gedaagden] gestelde omstandigheden (dat ook andere afnemers van [eiseres] planten geleverd hebben gekregen die ziek bleken te zijn, dat [naam 7] op locatie in Portugal grote aantallen zieke planten heeft gezien en dat hij intern heeft aangegeven van mening te zijn dat die planten vernietigd moesten worden en niet aan klanten konden worden uitgeleverd, dat in de geleverde planten schimmels zaten die alleen in de eerste fase van opkweek in Portugal kunnen zijn ontstaan), zo al juist, niet tot de conclusie leiden dat [eiseres] willens en wetens zieke planten heeft geleverd. Ander bewijsmateriaal is in dit geding niet voorhanden. Deze grondslag kan [gedaagden] dus niet baten.
5.26.
Voor een beroep op wanprestatie hebben [gedaagden] in dit geval onvoldoende gesteld. [gedaagden] hebben deze grondslag voor het eerst in de pleitnota (onder 3.3) genoemd, in het kader van een betoog over bewijslastverdeling. Het aangevoerde komt er per saldo op neer dat [eiseres] door de gevolgschade te berokkenen onder de contractuele ondergrens is gezakt. Dit volstaat in dit verband niet. Partijen hebben immers in dit geval stilzwijgend, in het voordeel [gedaagden] , een wezenlijk andere invulling gegeven aan hun schriftelijk vastgelegde afspraken. Mede gelet op de (hiervoor onder 5.5-5.7 weergegeven) inhoud daarvan moet er in redelijkheid vanuit worden gegaan dat beide partijen hiermee hebben beoogd een
uitputtenderegeling te treffen. Dit vindt bevestiging in de omstandigheid dat [gedaagden] niet eerder aan [eiseres] hebben verzocht gevolgschade te vergoeden, dit terwijl eerder planten moesten worden vervangen; volgens [gedaagden] zijn in elk geval ook in 2013 zeer grote hoeveelheden planten vervangen.
Dat [gedaagden sub 1] in de gegeven omstandigheden tevens aanspraak wil maken op vergoeding van door haar geleden gevolgschade (die als de algemene voorwaarden rechtsgeldig overeengekomen waren uitgesloten was geweest) komt de rechtbank overigens ook niet redelijk voor. Hierom zal de vordering tot schadevergoeding worden afgewezen.
De vorderingen in reconventie onder b en c
5.27.
[gedaagden sub 2] kan zich jegens [eiseres] op verrekening dan wel ‘creditering’ beroepen ter afwering van de vordering in conventie. De voorwaarden waaronder de reconventionele vorderingen sub b en sub c zijn ingesteld zijn niet vervuld; deze vorderingen kunnen hiermee onbesproken blijven.
Proceskosten
5.28.
[eiseres] zal in conventie als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten plus de nakosten worden belast. [gedaagden] zullen in reconventie als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij de proceskosten hebben te dragen.
5.29.
De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden in conventie tot op heden begroot op:
- griffierecht € 6.617,00
- salaris advocaat conventie (2 punten x € 3.502, tarief VII) € 7.004,00
- nakosten € 178,00
(plus de verhoging vermeld in de beslissing) p.m. +
- totaal: € 13.799,00 + p.m.
5.30.
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden in reconventie tot op heden begroot op:
- salaris advocaat reconventie (2 punten x € 2.714, tarief VI) € 5.428,00
- nakosten € 178,00
(plus de verhoging vermeld in de beslissing) p.m. +
- totaal: € 5.606,00 + p.m.
5.31.
De proceskostenveroordelingen zullen, zoals over en weer gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De proceskostenveroordeling in reconventie zal verder, zoals door [eiseres] gevorderd, worden vermeerderd met wettelijke rente.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
6.1.
wijst het door [eiseres] gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 13.799,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan deze proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
6.4.
wijst het door [gedaagden] gevorderde af;
6.5.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 5.606,00 te betalen binnen
veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van
betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis
daarna wordt betekend,
6.6.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in
artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving
zijn betaald;
6.7.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025.
1308

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
2.Hoge Raad 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BV7109 (First Data/Attingo).
3.Hoge Raad 11 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1599.