ECLI:NL:RBDHA:2025:23249
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanmaningskosten parkeerbelasting en deugdelijkheid verzendadministratie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 6 november 2025, is in geschil of de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag terecht aanmaningskosten heeft opgelegd aan de eiser wegens het niet tijdig betalen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiser, vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, heeft betoogd dat hij de naheffingsaanslag niet heeft ontvangen en dat er geen deugdelijke verzendadministratie is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 22 augustus 2025 is uitgenodigd voor de zitting, maar niet is verschenen. De rechtbank heeft de bestreden uitspraak van de heffingsambtenaar, waarin het bezwaar van de eiser tegen de aanmaningskosten ongegrond is verklaard, beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag op de juiste wijze is verzonden. De rechtbank verwijst naar de verzendadministratie die door de heffingsambtenaar is overgelegd, waaruit blijkt dat de naheffingsaanslag is opgenomen in een batch van 1878 naheffingsaanslagen. De rechtbank concludeert dat de aanmaningskosten van € 9 terecht in rekening zijn gebracht en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.